Bewustzijn bij landbouwers over water groeit, maar kan nog verbeteren
nieuwsLand- en tuinbouwers leveren al heel wat inspanningen om water te besparen en op te slaan om zo periodes van langdurige droogte te overbruggen, zo luidt de conclusie in een rapport van het Departement Landbouw en Visserij. “Maar er zijn nog stappen te zetten”, zo klinkt het, “zo vangt 38 procent van de landbouwers nog geen hemelwater op. Ook kan de samenwerking tussen landbouwbedrijven en met andere bedrijven nog beter.”
Het jaar 2022 zal de annalen ingaan als één van de droogste zomers sinds het begin van de metingen. Vorig jaar viel de zomer zowat in het water – op sommige plaatsen zelfs letterlijk – maar tussen 2018 en 2020 moest Vlaanderen ook al afrekenen met bijzonder droge en hete zomers. Het Departement Landbouw en Visserij raadpleegde verschillende databronnen om te achterhalen of land- en tuinbouwers stilaan voorbereid zijn op de extreme weersomstandigheden die zich almaar vaker voordoen.
In het rapport ‘Water tegen droogte’ combineert het departement data van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) en een waterenquête afgenomen in het voorjaar van 2021 bij 571 land- en tuinbouwers aangesloten bij het LMN. Daarbij wordt gekeken naar de inspanningen die de landbouwsector doet op vlak van wateropvang, waterbesparing en het gebruik van gedifferentieerde waterbronnen.

Algemeen captatieverbod geldt in heel Vlaanderen
18 juli 2022Ruim 991.000 kubieke meter extra opvangcapaciteit
“Een droogteperiode kan overbrugd worden door water op te vangen en op te slaan. Om dit technisch mogelijk te maken zijn extra investeringen nodig”, zeggen Sonia Lenders en Linn Dumez, de auteurs van het rapport. Voor die investeringen kunnen landbouwers financiële steun aanvragen bij het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). Wanneer hun aanvraag wordt goedgekeurd, krijgen zij 30 procent, en in het geval van jonge landbouwers 40 procent, van de investeringskosten terugbetaald.
In de periode 2017-2021 is er 5,6 miljoen euro steun gegeven aan 1.055 goedgekeurde investeringen in wateropvang, wat zorgde voor 991.076 kubieke meter bijkomende capaciteit van wateropvang en -opslag. De grootste volumes werden gerealiseerd via regenwaterreservoirs (46%) en -bassins (43%). Regenwaterbassins zijn vooral terug te vinden op glastuinbouwbedrijven. Toch zijn ook de investeringstypes met kleinere volumes, bijvoorbeeld opslag van drainwater of spuiwater of infiltratiebekken, van belang in de strijd tegen de droogte.
Het opgevangen water wordt voornamelijk gebruikt als gietwater voor de gewassen (52%). Daarna volgen reinigen van stallen en materieel (13%), aanlengen van gewasbeschermingsmiddelen (8%), reinigen van werktuigen en machines (7%), drinkwater voor dieren (7%) en irrigatie (6%).
62 procent vangt hemelwater op
Uit het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN), het boekhoudnetwerk van het Departement Landbouw en Visserij bestaande uit een 600-tal Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven, blijkt dat in 2020 62 procent van de bedrijven hemelwater opvangt. Dat is goed voor een capaciteit van 817.000 kubieke meter. Of anders gesteld: 38 procent van de boeren heeft nog geen hemelwateropvang. Zelfs niet alle glastuinbouwbedrijven hebben een regenwateropvangsysteem. Bij herbouw of verbouwing is regenwateropvang sinds 2014 verplicht.
Uit een enquête waaraan 571 LMN-land- en tuinbouwers tijdens het voorjaar van 2021 deelnamen, blijkt dat de meeste bedrijven twee, drie of meerdere waterbronnen combineren. Ze kunnen zo het risico bij extreme droogte beter spreiden. 108 bedrijven hebben aangegeven water te hergebruiken. Een minderheid gebruikt maar één bron, waarvan 67 bedrijven enkel grondwater en 14 bedrijven enkel leidingwater.
De keuze van de waterbron hang af van de beschikbaarheid, maar ook van de waterkwaliteit nodig voor de bestemming van het water. “Er wordt nog relatief veel gereinigd met grondwater of leidingwater, wat milieukundig minder goed is. De aanmaak van gewasbeschermingsmiddelen en de irrigatie van gewassen kan nog vaker met hemel- en oppervlaktewater”, aldus de auteurs van het rapport.
Druppelirrigatie meest accuraat en efficiënt
Ruim een kwart van de 571 bedrijven (27%) irrigeert zijn gewassen in openlucht. Haspels met spuitkanon en druppelirrigatie komen het meest voor. Dan volgen beregeningsboom, waterton of aalton en beregeningssproeiers. “We zien wel dat druppelirrigatie de meest accurate en efficiënte techniek is, maar die is technisch of economisch helaas niet overal toepasbaar”, zeggen Lenders en Dumez.
Zonder de glastuinbouwbedrijven hebben 262 bedrijven werkende drainagebuizen, goed voor 4.829 hectare. 25 bedrijven vangen het drainagewater op om te kunnen hergebruiken bij droogte. Vijf bedrijven hebben peilgestuurde drainagebuizen zodat de grondwaterstand te allen tijde aangestuurd kan worden. Onderhoud van de drainagebuizen, opdat ze blijven werken, is een belangrijk aandachtspunt, luidt het.
Op de vraag of er andere waterbesparende maatregelen worden toegepast, heeft 57 procent positief geantwoord. Waterzuinig reinigen van de stallen wordt het meest aangegeven, gevolgd door drinkwatervoorziening met onder meer een antimorsrand of drinknippels.
Samenwerking nog beperkt
Samenwerking in verband met wateropslag of -hergebruik kan zeker nog verder gestimuleerd en mee georganiseerd worden, aldus het Departement. Uit de enquête blijkt dat vandaag nog maar acht bedrijven samenwerken met andere landbouwers op dat vlak. Vier bedrijven hebben aangegeven samen te werken met een leverancier, zoals Aquafin, een brouwerij of een industrieel bedrijf.
Volgens het Departement Landbouw en Visserij zijn de overheidsinstrumenten soms nog onvoldoende bekend bij de land- en tuinbouwers. “Als het om wateropvang en -besparing gaat, is de VLIF-investeringssteun duidelijk gekend, gevolgd door bedrijfsadvies en de wateraudit”, stelt het rapport. “Projectoproepen zoals Proeftuinen Droogte, Europees Innovatiepartnerschap (EIP) en Waterlandschap zijn dan weer minder bekend. Eén op de vijf van de ondervraagden heeft evenwel geen enkel overheidsinstrument aangeduid. Het is duidelijk dat een verdere bekendmaking van deze instrumenten aan te bevelen is.”
Bron: Eigen berichtgeving