nieuws

Aandeel agro-industrie in Nederlandse economie daalt

nieuws
De bruto toegevoegde waarde van de Nederlandse agro-industrie steeg tussen 1995 en 2004 van 32,3 miljard naar 40,4 miljard euro. Het aandeel in de nationale toegevoegde waarde nam tegelijkertijd af van 12 procent tot 9,3 procent en de werkgelegenheid zakte naar 650.000 arbeidsjaren. Dat blijkt het jaarlijkse rapport 'Het Nederlandse agrocomplex 2006' van het Landbouw-Economisch Instituut (LEI).
15 november 2006  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 13:58
De bruto toegevoegde waarde van de Nederlandse agro-industrie steeg tussen 1995 en 2004 van 32,3 miljard naar 40,4 miljard euro. Het aandeel in de nationale toegevoegde waarde nam tegelijkertijd af van 12 procent tot 9,3 procent en de werkgelegenheid zakte naar 650.000 arbeidsjaren. Dat blijkt het jaarlijkse rapport 'Het Nederlandse agrocomplex 2006' van het Landbouw-Economisch Instituut (LEI).

Het rapport van het LEI bestaat grofweg uit twee delen. Het eerste deel geeft de economische betekenis van activiteiten die met verwerking, toelevering en distributie van binnenlandse agrarische grondstoffen te maken hebben. Het andere deel toont de bijdrage daaraan van de verwerking, toelevering en distributie van buitenlandse agrarische inputs, zoals cacao, drank en tabak. De rest van de agro-industrie bestaat uit tuinaanleg, agrarische dienstverlening en bosbouw.

Het aandeel in toegevoegde waarde van de activiteiten met ingevoerde landbouwgrondstoffen nam toe van 34 procent in 1995 tot 39 procent in 2004. Het belang van de binnenlandse agrarische grondstoffen daalde in dezelfde periode echter van 62 naar 52 procent. Binnen dit laatste deel steeg het aandeel van de toeleveranciers van 32 naar 40 procent, terwijl vooral de primaire land- en tuinbouw terrein verloor.

De Nederlandse agro-industrie is in sterke mate afhankelijk van de export. Rond 1995 genereerde de export steeds ongeveer driekwart van de toegevoegde waarde en werkgelegenheid van de op binnenlandse grondstoffen gebaseerde agro-industrie. De laatste jaren ligt dat aandeel iets lager. Het handelssaldo van de agro-industriële sector daalde van 10 miljard euro in 1995 naar 9,1 miljard euro in 2004. In 2004 genereerde de industrie rond de grondgebonden veehouderij met 28,3 procent nog steeds de meest toegevoegde waarde voor het totaal, hoewel dat in 1995 nog 35,3 procent was. De betekenis ervan is dus sterk afgenomen.

De intensieve veehouderij-, glastuinbouw- en akkerbouwindustrie dragen ieder voor ongeveer een vijfde bij aan het totale inkomen. De toegevoegde waarde per arbeidsjaar ligt in de glastuinbouw duidelijk boven de gemiddelde arbeidsproductiviteit van de totale industrie. Dat heeft vooral te maken met het kapitaalsintensieve karakter van de glastuinbouw. De industrie van vollegrondstuinbouw en grondgebonden veehouderij zijn echter relatief arbeidsintensief.

Meer informatie: Het Nederlandse agrocomplex 2006

Bron: Agriholland

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek