Vlaamse landbouw stoot minder (fijn) stof uit

Uit de nieuwe editie van het MIRA Indicatorrapport blijkt dat de stofemissie van de landbouw de voorbije 10 jaar flink daalde. Niettemin blijft landbouw de belangrijkste oorzaak van het totaal aan stof in de lucht (aandeel van 56%) en de fractie kleiner dan 10 micrometer (38%). In de voor de gezondheid meest schadelijke deeltjes kleiner dan 2,5 micrometer heeft landbouw maar een aandeel van 19 procent.

Zwevend stof ontstaat bij elke verbranding en is dus ook een emissie van serreverwarming en landbouwmotoren. De veehouderij is een bron van stof door de voederactiviteit, uitwerpselen en ligstro. Daarnaast waait ook stof op bij het bewerken van landbouwgronden. Deze bron van emissie acht de Vlaamse Milieumaatschappij mogelijk minder schadelijk voor de gezondheid dan andere bronnen. Naast deze primaire stofemissies draagt ook de uitstoot van ammoniak bij tot secundaire stofvorming in de fracties PM10 en PM2,5.

In 2010 produceerde de landbouw in totaal 17.633 ton stof, waarvan 60 procent afkomstig is van bodembewerking. Ten opzichte van 2000 daalde de totale stofemissie met twee procent. Voor PM10 is er een daling met negen procent en voor PM2,5 bedraagt die zelfs 24 procent. De dalende veestapel en het verminderd energiegebruik in de glastuinbouw verklaren de verbeterde emissies van PM10 en PM2,5. "De daling bij de grotere deeltjes wordt tegengewerkt door de toenemende stofemissie uit bodembewerking als gevolg van het stijgend areaal akkerbouw", merkt VMM op.

Het Milieurapport gaat er van uit dat de stofemissie door landbouw in de toekomst nog verder kan dalen door het gebruik van luchtwassers in emissiearme stallen.

Meer info: MIRA Indicatorrapport 2011