"Te weinig concrete keuzes in Vlaams milieubeleidsplan"
nieuwsHet ontwerp Vlaams Milieubeleidsplan 2011-2015 (MINA Plan 4) is van advies voorzien door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Milieu- en Natuurraad (Minaraad). Gezien de relevantie voor het beleidsdomein landbouw en visserij besloot de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) op eigen initiatief advies te geven, waarbij het zich aansloot bij de twee andere raden.
Op basis van het decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid wordt om de vijf jaar een milieubeleidsplan opgesteld. Dat plan bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid van het Vlaams Gewest en van de lokale besturen in aangelegenheden van gewestelijk belang en baseert zich daarvoor onder meer op het milieu- en het natuurrapport (MIRA en NARA). Het plan dient de doeltreffendheid, de efficiëntie en de interne samenhang van het milieubeleid te bevorderen. Daarnaast biedt het een kader voor samenwerking in andere beleidsdomeinen dan leefmilieu. Het plan moet ook duidelijkheid verschaffen aan derden over het te verwachten beleid. In de opeenvolging van MINA-plannen is continuïteit belangrijk. Het Milieubeleidsplan 2011-2015 is de opvolger van het MINA-plan 3(+), dat nog loopt tot eind 2010.
De adviesraden verwachten dat het milieubeleidsplan 2011-2015 maximaal aansluit bij de filosofie van het Pact 2020. Dat pact weerspiegelt de gezamenlijke langetermijnvisie, -strategie en -acties van de Vlaamse regering en de sociale partners. Door 20 doelstellingen na te streven, moet Vlaanderen tegen 2020 tot de allerbeste Europese regio’s op economisch, ecologisch, sociaal en maatschappelijk vlak behoren. De toetsing van het ontwerpplan leert dat het milieubeleidsplan daar onvoldoende bij aansluit. De raden zien onvoldoende het verband tussen het Pact 2020 en de doelstellingen, beleidskeuzes en maatregelen in het MINA-plan 4.
Ondanks enkele positieve evoluties ten opzichte van het MINA-Plan 3 blijven enkele belangrijke knelpunten bestaan. Zo is de milieuplanning volgens de adviesraden nog te veel gericht op de opmaak van documenten en getuigt het te weinig van planning en visie, van creatieve beleidsontwikkeling, interactieve besluitvorming en integrale aansturing. De adviesraden stellen zich ook vragen bij het ambtelijk draagvlak voor het plan. De planningsdocumenten worden opgesteld door een deel van de administratie. Andere delen van de administratie die belangrijk zijn voor de uitvoering van het plan werden onvoldoende betrokken of hebben weinig aandacht voor het opmaakproces. Ondanks de goedkeuring van het ontwerpplan door de volledige Vlaamse regering, is ook de reële politieke gedragenheid onzeker.
Een derde punt van advies luidt dat het milieubeleidsplan te weinig sturing geeft aan de interne overheidsprocessen. Daarvoor duidt het te weinig prioriteiten, keuzes, acties en verantwoordelijken aan. Soms is het plan ook te weinig concreet. Een laatste opmerking van de adviesraden is de gebrekkige afstemming tussen de milieuplanning en de talrijke andere plannen waarin eveneens visieontwikkeling gebeurt en doelstellingen en instrumenten voor onderdelen van het milieubeleid worden vastgelegd. Het milieubeleidsplan brengt weinig zelf aan en is voor veel onderdelen weinig meer dan een samenvatting en bundeling van de inhoud van die andere plannen.
De adviesraden stellen zich om voornoemde redenen vragen bij de praktische betekenis van het voorliggende ontwerpplan en de politieke wil om het uit te voeren. In elk geval slaagt het ontwerpplan er volgens de raden nog onvoldoende in de drie expliciet door de Vlaamse regering zelf vooropgestelde doelstellingen te realiseren. Die bestaan uit het vergroten van de effectiviteit, efficiëntie en interne samenhang van het milieubeleid, meer duidelijkheid bieden aan de doelgroepen en een kader voor samenwerking ontwikkelen met andere beleidsdomeinen. De adviesraden formuleren een aantal suggesties die daaraan tegemoet komen omdat zij van mening zijn dat de prioriteiten in het plan zo breed opgevat worden dat zij niet beschouwd kunnen worden als keuzes. Als voorbeeld verwijzen zij naar de vergroening van de economie die als boodschap wel aandacht krijgt in het MINA-plan, maar onvoldoende uitgewerkt wordt in de andere delen van het plan. Ondanks hun suggestie om het MINA-plan concreter op te vatten, benadrukken de raden dat milieubeleidsplanning een belangrijk instrument is en blijft. "Belangrijke milieudoelstellingen kunnen maar worden bereikt via volgehouden actie op langere termijn", klinkt het.
De SALV gaat in zijn nieuwsbrief dieper in op een aantal voor Landbouw en Visserij relevante passages, waar zij dus een rol speelde in de consensusvorming. Zo acht de SALV het nuttig om op Vlaams niveau onderzoek uit te voeren naar het aandeel van de consumptie van vlees en vis in de ecologische voetafdruk van voedselconsumptie. De in het MINA-plan geciteerde cijfers hebben immers betrekking op de Europese situatie. De SALV deed in juli reeds een oproep aan de Vlaamse onderzoeksinstellingen om de krachten te bundelen om wetenschappelijk ondersteunde cijfers te bekomen omtrent de CO2-voetafdruk van de Vlaamse land- en tuinbouw.
Wat de goede toestand voor de watersystemen betreft, stellen de raden dat een indicator voor het percentage oppervlaktewateren dat voldoet aan de norm voor fosfaat ontbreekt. De raden vragen dat fosfaat dezelfde aandacht krijgt bij de indicatoren als stikstof. Voor de indicator ‘% meetplaatsen van het MAP-meetnet oppervlaktewater met een overschrijding van de nitraatnorm’ in specifieke gebieden wordt een afname met 10 procentpunten vooropgesteld in de periode 2010-2015. Uit de toelichting blijkt dat 27 procent van de meetplaatsen een overschrijding van de nitraatnorm kende in de winter 2008-2009, maar dat de doelstelling van MINA 3+ voor 2010 nul procent bedroeg. De nieuwe indicatordoelstelling is dus minder ambitieus.
In het kader van de emissies naar de bodem, is de plandoelstelling voor het nitraatresidu een gewogen gemiddelde doelstelling van 70 kg stikstof per ha in 2015. Aangezien die doelstelling het onderwerp is van bijkomend onderzoek, acht de SALV het niet verstandig om daar op vooruit te lopen. Aangezien een nieuw mestactieplan (MAP) in voorbereiding is, achten de adviesraden het vanzelfsprekend dat het MINA-Plan 4 weinig concreet kan zijn voor het thema mest. De aandachtspunten, doelstellingen en maatregelen zullen in het nieuwe MAP staan. Wat in de context van het MINA-Plan 4 staat over mestbeleid zal dus samen met het nieuwe MAP moeten gelezen worden en vice versa. In verband met de mestproblematiek vragen de adviesraden ook aandacht voor de relatie van het mestverwerkingsbeleid tot het beleid inzake de ruimtelijke ordening.
Meer info: Advies Mina Plan 4