nieuws

SALV en Minaraad schaven aan co-existentieregels ggo's

nieuws
De Vlaamse regering staat op het punt de regels te bepalen voor de co-existentie van genetisch gemodificeerde aardappelen en suikerbieten met hun conventionele of biologische tegenhangers. Vlak voor de jaarwisseling kreeg zij van de SALV en de Minaraad een reeks suggesties tot verbetering van de oorspronkelijke ontwerpbesluiten.
3 februari 2011  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 14:58
Lees meer over:

De Vlaamse regering staat op het punt de regels te bepalen voor de co-existentie van genetisch gemodificeerde aardappelen en suikerbieten met hun conventionele of biologische tegenhangers. Vlak voor de jaarwisseling kreeg zij van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) en de Milieu- en natuurraad Vlaanderen (Minaraad) een reeks suggesties tot verbetering van de ontwerpbesluiten.

De Europese lidstaten moeten, op grond van een Europese richtlijn, alle nodige maatregelen nemen ter voorkoming van negatieve effecten van de introductie of het in de handel brengen van ggo’s. Het decreet van 3 april 2009 moet de co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele gewassen en biologische gewassen regelen en vormt de rechtsgrondslag om in het Vlaams Gewest uitvoering te geven aan de richtlijn inzake doelbewuste introductie van ggo’s in het milieu. In het decreet is bepaald dat de Vlaamse regering per ggo-gewas de teeltvoorwaarden moet bepalen. Voor maïs werd zo’n besluit reeds opgesteld, voor aardappelen en suikerbieten werden ontwerpbesluiten voorgelegd voor advies aan de SALV en Minaraad.

Gelet op de modaliteiten van de ontwerpbesluiten, stellen beide adviesraden voor om samen te werken met de landbouworganisaties bij de uitwerking van alle noodzakelijke formulieren. Zij menen dat een modelformulier zijn nut kan bewijzen voor de landbouwer. Wat de bijdrage aan het compensatiefonds betreft, verzoeken de raden de overheid meer informatie te verstrekken over de wetenschappelijke basis van de hoogte van de bijdrage, van de meldings- en de isolatieafstand. Het fonds moet de schade vergoeden die zou ontstaan bij het terugvinden van ggo’s op conventionele of biologische percelen.

De Raden vinden het aangewezen om voor onderzoeksinstellingen, voor zover het gaat over ggo’s die voor commerciële teelt toegelaten zijn door de EU, dezelfde co-existentieregels toe te passen die gelden voor landbouwers. “Strengere eisen opleggen of een uitzondering toestaan op de bijdrage aan het compensatiefonds of de meldingsplicht, zou leiden tot onduidelijkheid”, luidt hun analyse.

De raden vragen om het gebruik van genetisch gemodificeerd zaaizaad en pootgoed voor particulieren te verbieden. Professionele landbouwers die ggo’s willen telen, hebben immers heel wat plichten: vorming volgen, meldingsplicht, plicht tot intentieverklaring, informatieplicht, plicht tot eerbiedigen van technische teeltmaatregelen, plicht tot bewaren van informatie, desgevallend een bijdrageplicht aan het fonds, een bezwaarprocedure en bestuurlijke geldboetes. “Economische schade door niet-professionelen aan landbouwers moet dan ook voorkomen worden”, menen de adviesraden.

Ook al zit de teelt van Amflora-aardappelen er in Vlaanderen niet direct aan te komen, de aardappelsector verwacht wel veel van de concrete ontwikkelingen omtrent een plaagresistente ggo-aardappel. Daarom vragen de raden om bij de decretaal voorziene evaluaties, rekening te houden met de schaal waarop een gemodificeerde variëteit wordt geteeld. De bestrijding van opslagplanten tijdens latere teelten moet bij ggo’s de nodige aandacht krijgen. De Raden wijzen er dan ook op dat het bestrijden of verwijderen van opslagplanten zal moeten gebeuren in het jaar van de ggo-teelt én de drie jaren die daarop volgen.

Het verbod om te ploegen na de teelt van genetisch gemodificeerde aardappelen, achten SALV en Minaraad onnodig streng. Indien in de herfst nog wintergranen worden ingezaaid, erkennen zij dat een niet kerende grondbewerking nodig is opdat de op het veld gebleven aardappelen zouden bevriezen. Wanneer evenwel de volgteelt pas in de lente gezaaid wordt, stellen de adviesraden voor om ploegen toe te staan aangezien de restaardappelen reeds een winter de kans hebben gehad om kapot te vriezen.

Het vernietigen van niet gebruikt pootgoed, zien zij liever vervangen door een alternatief gebruik als veevoeder of grondstof voor een vergister. De productie van aardappelpootgoed zou volgens de raden gebaat zijn met duidelijkheid omtrent de etiketteringsdrempel voor ggo’s want de facto ligt die vandaag op de detectielimiet, terwijl volgens de richtlijn een tolerantiedrempel voor zaaizaad en pootgoed kan worden vastgesteld.

Net zoals voor aardappelen, bedraagt de isolatieafstand ook voor suikerbieten vijf meter. De Raden vinden deze afstand enkel voldoende als de landbouwer bij het rooien het loof binnen de perceelsgrenzen kan houden. Bietenloof bij de oogst tot 10 meter ver verspreid worden zodat landbouwers best verplicht worden om zodanig het veld te rooien dat het loof naar de binnenzijde van het perceel wordt afgevoerd. Tijdens de teelt moeten schieters grondig vernietigd worden om besmetting van naburige bietenpercelen te voorkomen, luidt het nog.

De Raden vragen zich af of de regelgeving ook van toepassing is voor vermeerderaars van suikerbietzaad. Waar voor aardappelpootgoed vermeld wordt dat de minister specifieke co-existentiemaatregelen kan opleggen, ontbreekt dit immers voor de zaadteelt van suikerbieten. De SALV en Minaraad menen nochtans dat voor de zaadteelt van bieten best een grotere isolatieafstand zou gelden. In een studie van het European Environment Agency wordt immers gesteld dat wind een belangrijke rol speelt bij de verspreiding (tot 1 kilometer ver) van het stuifmeel van de suikerbiet en dat het risico op uitkruising met wilde zeebiet en cultuurvarianten als voederbiet, rode biet en warmoes groot is.

Meer info: Advies co-existentie suikerbieten en aardappelen

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek