Procesfactorenstudie poneert erg lage nitraatresidu's
nieuwsDe Vlaamse Landmaatschappij heeft een studie laten uitvoeren waarin de procesfactoren voor oppervlakte- en grondwater werden afgeleid met de bedoeling nieuwe drempelwaarden voor nitraatresidu vast te stellen. "De studie vormt de basis voor de verdere onderbouwing van het toekomstig mestbeleid", deelt VLM mee. Maar de landbouworganisaties zijn het manifest oneens met de methodologie en de resultaten.
Recent rondden wetenschappers van de K.U.Leuven, de Bodemkundige Dienst van België en het Duitse Forschungszentrum Jülich hun onderzoek rond de zogenaamde procesfactor af. Zij onderzochten het geheel van factoren dat een invloed heeft op de uitspoeling van stikstof uit de bodem naar het oppervlakte- en grondwater. De studie kadert in de afspraken die Vlaanderen vijf jaren geleden met Europa heeft gemaakt over het bepalen van de drempelwaarden voor het nitraatresidu en werd vastgelegd in het mestdecreet dat eind 2006 door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd. De minister van Leefmilieu gaf opdracht tot uitvoering van de studie.
Nitraat dat in de bodem aanwezig is, ondergaat omvormingsprocessen of komt verdund terecht in het oppervlaktewater of grondwater. De mate van omvorming en verdunning wordt uitgedrukt in de zogenaamde ‘procesfactor’ die het verband legt tussen nitraten die uitspoelen onder aan de wortelzone en nitraten die gemeten worden in het oppervlaktewater en het grondwater. Hoe groter die procesfactor, hoe meer nitraat wordt omgezet en/of verdund en hoe hoger de nitraatresidudrempelwaarden kunnen zijn zonder de nitraatnorm van 50 mg nitraat per liter te overschrijden.
Begin mei 2011 hebben de onderzoekers de resultaten van hun studie overgemaakt aan de VLM. De studie maakt gebruik van nitraatresidumetingen en nitraatconcentraties in oppervlakte- en grondwater van de laatste jaren. In een laatste fase spitste het onderzoek zich toe op het vertalen van de nieuwe procesfactoren naar aangepaste maximale nitraatresiduwaarden opdat de nitraatnorm niet wordt overschreden. De wetenschappers rekenen met een gedifferentieerde procesfactor die naargelang de regio kan variëren tussen 1,5 en 2,1. Vertaald naar maximale nitraatresidu’s levert dat veel lagere grenswaarden op dan de 90 kg nitraatstikstof per hectare die in 2011 gold voor alle teelten op andere dan zandgronden.
Uit de studie blijkt dat de nitraatresiduwaarden, uitgedrukt per hectare en naargelang in de regio op niet-zandbodems een procesfactor van 1,5 dan wel 2,1 moet worden gehanteerd, moeten dalen naar 54 tot 79 kg nitraatstikstof voor maïs, 63 tot 90 kg voor gras, 57 tot 81 kg voor graan gevolgd door een groenbemester, 40 tot 59 kg voor bieten, 37 tot 46 kg voor groenten zonder afvoer van oogstresten en 47 tot 69 kg voor andere teelten. In de zandstreek zouden boeren hun mestmanagement moeten afstemmen op 34 tot 49 kg nitraatstikstof voor maïs en 44 tot 63 kg voor gras. Ook voor andere teelten op zandbodems duiken de in deze studie voorgestelde drempelwaarden fors onder de waarden voor niet-zandbodems.
Uit cijfers van de Mestbank voor 2010 blijkt dat nitraatresiducontroles bij 1.700 landbouwers (23% van het aantal gecontroleerde landbouwers) een overschrijding van de drempelwaarde opleverden. De gemiddelde nitraatresiduwaarde voor alle in Vlaanderen gecontroleerde percelen was 66 kg nitraatstikstof per hectare. Dat was een opmerkelijke verbetering in vergelijking met 2009 toen de droge zomer een residu van 90 kg veroorzaakte, wat de invloed van de weersomstandigheden illustreert.
De wetenschappers zijn van mening dat verdere vooruitgang kan worden geboekt op de “reeds dalende trend van de nitraatresidu’s” via betere landbouwpraktijken, zoals een aangepaste vruchtwisseling, een beredeneerde bemesting op basis van grondontleding en bemestingsadvies en het gebruik van groenbemesters, en begeleidende maatregelen. "De studie zal nu gebruikt worden door de beleidsverantwoordelijken om de verdere verbetering van de waterkwaliteit, zoals gevraagd door Europa, te helpen realiseren", aldus VLM.
De landbouworganisaties zijn echter niet akkoord met de methodologie en de resultaten van de studie. “De studie is eenzijdig vanuit een milieustandpunt benaderd en houdt geen rekening met de (on)leefbaarheid van de voorgestelde nitraatresiduwaarden voor de landbouw”, klinkt het bij Boerenbond. De landbouworganisatie uit haar twijfels bij de statistische benadering in de studie en stelt daarom zelf onderzoek in. Ook bij het Algemeen Boerensyndicaat is te horen dat zij het absoluut oneens zijn met de aanbevelingen uit de studie.
Meer info: Samenvatting procesfactorenstudie