nieuws

Lidstaten meten waterkwaliteit op verschillende wijze

nieuws
Lidstaten van de EU rapporteren over de waterkwaliteit en de effecten van hun mestbeleid aan de Europese Commissie. Uit een rapport blijkt dat de landen op verschillende wijze invulling geven aan deze verplichting omdat voorschriften ontbreken.
20 juli 2011  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:00
Lees meer over:

Lidstaten van de EU rapporteren over de waterkwaliteit en de effecten van hun mestbeleid aan de Europese Commissie. Landen geven op verschillende wijze invulling aan deze verplichting omdat voorschriften ontbreken. Dat blijkt uit een rapport van de Nederlandse onderzoeksinstellingen LEI en RIVM, het Deense Milieuonderzoeksinstituut en de Geologische Dienst van Denemarken en Groenland.

In 2009 organiseerden de auteurs van het rapport een workshop waar twaalf landen uit Noordwest- en Midden-Europa kennis en informatie uitwisselden over het monitoren van de effecten van het mestbeleid. De bijdragen van de deelnemers aan de workshop zijn nu gevat in een rapport van 390 bladzijden.

Opvallend zijn de grote verschillen tussen lidstaten zowel wat het gebruik van grond- en oppervlaktewater als wat de intensiteit en de structuur van de landbouw betreft. Er leek echter geen verband te zijn tussen de intensiteit van de landbouw en de keuze van een lidstaat voor het aanwijzen van nitraatgevoelige gebieden of het toepassen van een mestactieplan voor het gehele grondgebied.

Zes lidstaten maakten in 2009 gebruik van derogatie voor het afwijken van de maximale toegestane hoeveelheid stikstof van 170 kg per hectare uit dierlijke mest, onder de aanvragers waren zelfs lidstaten met een gemiddeld lage veedichtheid.

Een andere bevinding is dat de meeste landen de afgelopen zes jaar hebben geïnvesteerd in een uitbreiding van de monitoring van de waterkwaliteit. Deze uitbreiding kwam voort uit een discussie tussen de lidstaten en de Europese Commissie over de wijze waarop het mestbeleid moet worden vormgegeven. Lidstaten proberen hun standpunten hierover te onderbouwen met aanvullende monitoring.

Acht lidstaten hebben hun monitoringinspanningen vergroot tussen 2003 en 2009 omdat zij de aanwijzing van nitraatgevoelige gebieden moesten verfijnen (met name België, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Zweden) en/of omdat zij een aanvraag voor derogatie moesten onderbouwen of als gevolg van de verplichtingen die voortvloeiden uit een derogatiebeschikking (met name België, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk).

Een andere reden voor een uitgebreidere monitoring is dat lidstaten die recent bij de Europese Unie zijn aangesloten, hun monitoringsysteem moeten aanpassen aan de richtlijnen. Dit was het geval voor de nieuwe lidstaten Slowakije en Tsjechië.

Meer info: Developments in monitoring the effectiveness of the EU Nitrates Directive Action Programmes

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek