Focus op uitrijregeling en bemesting derogatiepercelen
nieuwsMet het nieuwe mestdecreet is de mestuitrijregeling op een aantal punten veranderd. De Mestbank verduidelijkt daarom de wijzigingen en vestigt ook de aandacht op de vereenvoudigde bemesting van derogatiepercelen met de dunne fractie afkomstig van de scheiding van varkensmest en, wat nieuw is, met het effluent uit biologische mestverwerking.
De uitrijregeling voor derogatiepercelen en voor grasland op zware kleigrond is strikter geworden door het nieuwe mestactieplan. Landbouwers die derogatie toepassen, kunnen op hun derogatiepercelen mest opbrengen tot 31 augustus. Wie grasland wil bemesten op zware kleigrond, kan dat tot 31 augustus. Vroeger kon dit tot 14 oktober. Op steile hellingen met een stijgingspercentage groter dan 15 procent mag niet bemest worden. Begrazing is wel nog mogelijk.
Voor akkers gelden bijkomende voorwaarden voor het toedienen van meststoffen na de oogst van de hoofdteelt, zowel voor derogatie- als voor niet-derogatiepercelen. Op zware kleigronden moeten landbouwers een nateelt inzaaien wanneer ze nog meststoffen willen toedienen na de oogst van de hoofdteelt. Als de nateelt een vanggewas is, dan moet dit vanggewas binnen de 15 dagen na de oogst van de hoofdteelt ingezaaid worden.
Op alle andere gronden die na de oogst van de hoofdteelt nog bemest worden, moeten landbouwers een groente van groep I, II of III als nateelt inzaaien ofwel voor 31 juli een andere nateelt inzaaien of anders een vanggewas zaaien tussen 31 juli en 31 augustus. In dit laatste geval is de toegelaten hoeveelheid stikstof beperkt tot maximum 60 kg stikstof per hectare voor dierlijke mest en andere meststoffen of tot 30 kg stikstof per hectare voor kunstmest of effluenten van de mestverwerking.
Landbouwers met derogatiepercelen kunnen die bemesten met dierlijke mest van runderen (behalve mestkalveren), paarden, geiten en schapen. Ook bemesting met de dunne fractie afkomstig van de scheiding van varkensmest en met het effluent uit biologische mestverwerking, is mogelijk op derogatiepercelen. Beide meststoffen moeten daarbij voldoen aan de nodige voorwaarden.
De juiste opbrenging van de dunne fractie van varkensmest en het effluent uit biologische mestverwerking, wordt bovendien strikt opgevolgd door de Mestbank. Producenten van dunne fractie varkensmest en effluent moeten op voorhand een specifiek attest aanvragen bij de Mestbank. Die producenten bezorgen daarna een kopie van de geldige attesten aan de exploitant van het derogatiebedrijf. Het derogatiebedrijf heeft die kopie nodig als onderdeel van zijn bemestingsplan.
Meer info: nieuwe attesten voor bemesting op derogatiepercelen & algemene info over derogatie.