"Wie ‘ja’ zegt tegen biodiversiteit, zegt ook ‘ja’ tegen de wolf"
OpinieVlaanderen heeft wolven. “Hoera,” kraait de ene, “de wolf is nodig om het ecosysteem in evenwicht te brengen.” “Awoert,” roept de andere, “Vlaanderen is te klein voor wolven.” Volgens Joachim Mergeay, bioloog en onderzoeker bij INBO en KU Leuven, is de natuur evenwel geen winkel waarin je kunt shoppen en alleen kan kiezen wat je op dat moment goed uitkomt. “Het is een totaalpakket, besproken en afgeklopt omdat we als maatschappij hebben ingestemd met het algemene principe dat biodiversiteit belangrijk is”, schrijft hij in een opiniestuk.
Je zult mij niet rap horen zeggen dat in Vlaanderen wolven nodig zijn om het ecosysteem te reguleren. Je kunt argumenteren dat ze een meerwaarde hebben, hier en daar, voor andere soorten. Maar is dat werkelijk de onderliggende reden dat hier wolven voorkomen, en dat iedereen op het spoedoverleg tussen de Limburgse burgemeesters en minister van Omgeving Jo Brouns (cd&v) het eens was dat wolven hier zijn en zullen blijven?
We hebben als maatschappij afgesproken dat we biodiversiteit in al haar vormen willen behouden voor toekomstige generaties. Dat is verankerd in de Conventie voor Biologische Diversiteit uit 1993, maar ook in andere internationale conventies en wetgeving. Daarin heeft iedereen verantwoordelijkheden te nemen. We kunnen niet kiezen welke soorten we wel en niet willen uitsluiten van die lijst omdat het ons (hier en nu) maatschappelijk hindert, op de invasieve uitheemse soorten na (die hebben zo’n negatieve impact op de Europese biodiversiteit dat ze een bedreiging vormen voor de eerder genoemde doelstelling).
Biodiversiteit nodig voor duurzame toekomst als soort
Natuur is geen winkel waarin je kunt shoppen en alleen kiezen wat je op dat moment goed uitkomt. Het is een totaalpakket, besproken en afgeklopt omdat we als maatschappij hebben ingestemd met het algemene principe dat biodiversiteit belangrijk is. Dat principe is verankerd in een waardekader: we vinden dat we het recht niet hebben om soorten te laten verdwijnen, maar verwijzen ook naar het gegeven dat wij mensen deel uitmaken van de natuur en er onlosmakelijk mee verbonden zijn, en dat we natuur en biodiversiteit nodig hebben voor een duurzame toekomst als soort.
Als wij al niet kunnen samenleven met een handvol wolvenroedels, hoe kunnen we dan vragen van veel minder bemiddelde Afrikaanse of Aziatische gemeenschappen dat ze samenleven met olifanten, krokodillen, leeuwen, tijgers, luipaarden en hyena’s?
“Maar die wolven kunnen toch elders voorkomen,” zullen sommigen opperen, “in de echte wilde natuur, elders in Europa, we hoeven ze toch niet in Vlaanderen te dulden?” Tja, hoe bepaal je dan wat dat is, “wilde natuur”? Elk land zal zeggen dat wolven maar elders hun onderkomen moeten vinden. In Zweden, een gigantisch land met een gemiddelde dichtheid van 24 inwoners per vierkante kilometer (20 keer minder dan Vlaanderen), is het argument van Nils met de Pät ook dat Zweden te klein en te dichtbevolkt is voor wolven. Als het beleid daar zijn gang gaat, hebben Nederland en België binnen enkele jaren meer wolven dan Zweden.
Dan ben je terug waar we vóór 1979 waren (voor de Conventie van Bern, over het behoud van in het wild voorkomende dieren- en plantensoorten), toen de wolf (en alles wat scherpe tanden of klauwen had) werd bestreden, met een overheidspremie erbovenop.
De wolf is niet heilig
We zijn een moderne maatschappij, met tal van hulpmiddelen die ons toelaten om op een creatieve manier duurzaam samen te leven met soorten die het ons niet altijd makkelijk maken. Dat betekent niet dat een wolf heilig is en alles mag. Wolven die mensen actief opzoeken of niet weglopen voor mensen, en door hun gedrag een bedreiging kunnen vormen voor mensen, moet je kunnen afschrikken (met meer dan wat handgebaren en getoeter) en zo nodig afschieten. Dat staat al enkele jaren beschreven in het interventieprotocol van het Agentschap voor Natuur en Bos.
Tot slot: velen onder ons gaan graag op reis naar verre streken om daar te genieten van wildere natuur. Ook daar vergt de aanwezigheid van zulke moeilijke soorten moeite, en vormt die een uitdaging voor lokale gemeenschappen. Als wij al niet kunnen samenleven met een handvol wolvenroedels, hoe kunnen we dan vragen van veel minder bemiddelde Afrikaanse of Aziatische gemeenschappen dat ze samenleven met olifanten, krokodillen, leeuwen, tijgers, luipaarden en hyena’s?
Met dit opiniestuk, dat eerder in de krant De Standaard verscheen, wil de auteur een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.
De auteur
Joachim Mergeay is bioloog en onderzoeker bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek en de KU Leuven. Hij voert onder meer onderzoek naar de wolf en is hij betrokken bij expertengroepen over de wolf op Europees en internationaal niveau.
