Voedselzekerheid is eerste prioriteit voor China
nieuwsElk jaar trekken miljoenen Chinezen van het platteland naar de stad. Een correspondent van De Tijd gaat na hoe de Chinese regering omgaat met de uitdaging om de landbouwproductie op peil te houden. Met slechts negen procent van het wereldlandbouwareaal moet China immers een vijfde van de wereldbevolking voeden.
De overheid verwacht dat een groot deel van de ongeveer 700 miljoen Chinezen op het platteland de komende jaren naar de stad trekt op zoek naar een hoger inkomen en betere sociale voorzieningen. In 1968 werkte nog bijna 69 procent van de mensen in de landbouw. In 2008 was dat gedaald tot bijna 40 procent. Jongeren zijn bijna volledig van het platteland verdwenen.
De Chinese regering moet de plattelandsvlucht en de migratie naar de steden niet alleen sociaal soepel laten verlopen, maar er ook voor zorgen dat de landbouwproductie op peil blijft. Voedselzekerheid is voor de Chinese overheid prioriteit nummer één, omdat zij de basis vormt voor een stabiele samenleving. Door onafhankelijk van import te zijn, kan het land de voedselprijzen onder controle houden.
China is momenteel voor 95 procent zelfvoorzienend en wenst dat zo te houden. Eind vorig jaar had China 1,2 miljoen vierkante kilometer vruchtbare landbouwgrond ter beschikking. Dat is 80.000 km² minder dan een decennium eerder. Dierlijke en plantaardige productie namen niettemin een grote vlucht. De graanproductie bedroeg vorig jaar 531 miljoen ton. In 2002 bedroeg de graanproductie nog 460 miljoen ton. Tussen 1978 en 2008 is de vleesproductie toegenomen van 8,6 naar 72,8 miljoen ton, een gemiddelde jaarlijkse groei van 7,4 procent.
Tot nu toe is China, mede door het aanhouden van relatief grote voorraden graan, erin geslaagd zijn burgers te voeden. De overheid heeft het afgelopen decennium zijn investeringen in de landbouwsector verdrievoudigd naar 37 miljard euro in 2010. De verbetering van de infrastructuur (wegen en elektriciteit) moet de ontwikkeling van het platteland stimuleren.
Daarnaast investeert de overheid veel in mechanisatie om de efficiëntie van de landbouwproductie te verhogen. Uit officiële cijfers blijkt dat eind vorig jaar ongeveer 49 procent van de landbouwgrond machinaal werd geploegd, geplant en geoogst. Dat is zeven procent meer dan twee jaar daarvoor. In 2015 kan dat cijfer wel eens 60 procent bedragen, voorspelde Bai Renpu, een landbouwprofessor in Peking eerder dit jaar. De toegenomen mechanisatie, die is vastgelegd in concrete doelstellingen van de overheid, heeft ertoe geleid dat jaarlijks 10 miljoen minder boeren nodig zijn om hetzelfde werk te doen.
Behalve naar mechanisatie streeft de overheid naar grotere productie-eenheden op het platteland om de oogst te verhogen. Twee jaar geleden werd met een van de grootste economische hervormingen van de afgelopen 30 jaar boeren de mogelijkheid geboden om hun grond te ruilen of samen te voegen met die van andere boeren.
Peking hoopt met de liberalisering van landbouwgrond twee vliegen in een klap te slaan. Allereerst moet schaalgrootte leiden tot een hogere en efficiëntere productie. Op dit moment is de landbouw vooral kleinschalig. De liberalisering moet ook leiden tot aanzienlijk hogere inkomens voor de boeren. Dat is hard nodig want de inkomenskloof tussen mensen op het platteland en stedelingen neemt nog steeds toe.
Tussen 2000 en 2009 is het inkomen van mensen op het platteland meer dan verdubbeld, maar de kloof met de mensen in de stad wordt nog altijd groter en ligt nu op 1 op 3. Boeren profiteren het minst van China's economische groei zodat hun zonen en dochters naar de steden vluchten. Professor Gao Fan, hoofddocent aan het economisch instituut van de Fudan-universiteit in Sjanghai, verwacht dat als de omstandigheden op het platteland blijven verbeteren, jongeren vanzelf zullen terugkeren.
Bron: De Tijd