Vleesveehouderij heeft veel weg van hobby die geld kost
nieuwsHet houden van vleesvee mag geen hobby zijn die de boer geld kost maar moet een rendabele neventak op de boerderij zijn. Toch is vleesveehouderij op veel bedrijven een verlieslatend onderdeel bericht de vzw Boeren op een Kruispunt met verwijzing naar de slechte marktprijzen, weinig beschikbaar ruwvoeder en duur krachtvoeder. Een analyse van de boekhoudingen van vleesveebedrijven door de Vlaamse landbouwadministratie bevestigt dat er de laatste jaren geen geld verdiend is in deze sector. “De economische resultaten zijn in de periode 2009-2013 slecht”, besluit de studiedienst. “In geen enkel jaar werd een positief arbeidsinkomen gehaald. De opbrengsten zijn gestegen, maar daartegenover stonden ook stijgende variabele en vaste kosten.”
Vanuit de vaststelling dat er regelmatig bedrijven zijn die met alle macht hun vleesveestapel willen uitbreiden, waarschuwt Boeren op een Kruispunt voor de ondermaatse rendabiliteit in deze sector. In plaats van groei na te streven, geeft de hulporganisatie de raad om samen met een bedrijfseconomisch adviseur te bekijken wat het effect zou zijn van de verkoop van alle zoogkoeien met een slechte vruchtbaarheid, waarvoor geen zoogkoeienpremie ontvangen wordt en in een droog seizoen als 2015 toch geen zelf geteeld ruwvoeder aanwezig is.
De hulporganisatie heeft het bij het rechte eind wat de armtierige financiële resultaten in de vleesveehouderij betreft. Dat leiden we af uit een recent rapport van het Departement Landbouw en Visserij. Diens studiedienst ging aan de slag met de boekhouddata van vleesveebedrijven die deelnemen aan het landbouwmonitoringsnetwerk. Het gaat om gesloten bedrijven met meer dan 20 zoogkoeien waarvan minstens 90 procent van het Belgisch witblauw ras is. De economische resultaten in de periode 2009-2013 ogen ronduit slecht.
Een vleesveehouder verdient geld met de verkoop van stieren, vaarzen en zoogkoeien. Zijn opbrengsten zaten de laatste vier jaar in stijgende lijn. Zoogkoeien werden in 2013 op een leeftijd van net geen vijf jaar verkocht voor de prijs van 3,14 euro per kilo levend gewicht. De stieren worden verkocht op een leeftijd van 22 maanden voor 3,45 euro per kilo levend gewicht. Zowel de prijs van de zoogkoeien als van de stieren kende daarmee een sterke stijging. In 2013 was de totale opbrengst per zoogkoe met 2.056 euro per zoogkoe dan ook tien procent hoger dan in 2012.
Keerzijde van de medaille is dat de totale kosten tussen 2009 en 2013 met 27 procent zijn toegenomen. Dat is vooral een gevolg van hogere variabele kosten (+37%) onder druk van de voederkosten. De prijs van het krachtvoeder lag in 2013 44 procent hoger dan in 2009. De vaste kosten zijn met 14 procent gestegen over de afgelopen vijf jaar. In 2013 bedroegen de totale kosten exclusief eigen arbeid gemiddeld 2.479 euro per zoogkoe. Al vijf jaar op rij is het arbeidsinkomen sterk negatief (-441 euro per zoogkoe) omdat niet alle kosten vergoed worden.
Als bovendien de vergoeding voor eigen arbeid in mindering gebracht wordt, dan duikt het netto bedrijfsresultaat (-1182 euro per zoogkoe in 2013) nog dieper in de rode cijfers. Vanwege het grote aandeel van fictieve intresten in de totale kosten is een cashflow voor financieringslast berekend. Deze is voor alle boekjaren positief, wat aangeeft dat de werkelijke ontvangsten groter waren dan de werkelijke kosten. Zowel in het arbeidsinkomen als in de cash flow worden de zoogkoeienpremie en bedrijfstoeslag niet mee opgenomen. Als deze wel mee opgenomen worden, is er in 2009 en 2010 een positief arbeidsinkomen van respectievelijk 162 en 124 euro, maar in de drie jaren erna blijft het arbeidsinkomen negatief.
Tussen de best en zwakst presterende bedrijven is er een zeer groot verschil van 603 euro per zoogkoe in bruto saldo. Dat is het gevolg van hogere totale opbrengsten en – in mindere mate – van lagere variabele kosten. Ook bij de vaste kosten is er een verschil van acht procent tussen beide groepen, waardoor de spreiding in het arbeidsinkomen oploopt tot 684 euro per zoogkoe. De 50 procent bedrijven met het hoogste bruto saldo hebben duidelijk betere technische en economische kengetallen: een hogere vruchtbaarheid, een lagere sterfte, een betere groei en hogere verkoopprijzen per kilo.
Meer info: Departement Landbouw en Visserij