Opinie: “IBR uitroeien is een illusie, vaccineren is verstandiger”
OpinieNu het IBR-virus in Vlaanderen terug opleeft, roepen sommigen op tot draconische maatregelen om het virus definitief uit te roeien. Raf Bombeek, dierenarts en meewerkend echtgenoot op een vleesveebedrijf, vraagt zich af of we ons echt moeten blijven vastbijten in een eradicatiestrategie. "Die kost steeds meer en levert steeds minder op. Als dierenarts én rundveehouder stel ik die vraag met klem: is volledige IBR-uitroeiing in België nog wel een wenselijk doel?", schrijft hij in een opiniestuk.
Waarom willen we IBR nog uitroeien?
Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis is een virale luchtweginfectie bij runderen. De ziekte is zeer besmettelijk, maar niet dodelijk en niet overdraagbaar op de mens. Er bestaat bovendien een veilig, effectief en betaalbaar vaccin. Vanuit volksgezondheidsoogpunt is er dus geen enkele reden om de ziekte koste wat het kost uit te roeien. De enige reden voor eradicatie is economisch: mogelijke handelsbeperkingen vermijden. Maar dat argument verliest zijn kracht als de bestrijdings- en de maatschappelijke kosten én de risico’s van herinsleep hoger worden dan de vermeende handelswinst. Precies dat is vandaag het geval.
Zelfs al zou België erin slagen IBR volledig uit te roeien, dan nog blijft het risico op herinsleep via handel, toerisme of zelfs bioterrorisme continu bestaan
Een duur ‘succesverhaal’
Sinds 2007 hebben de overheid en de sector – via het Sanitair Runderfonds en verplichte bijdragen – tientallen miljoenen euro’s geïnvesteerd in de bestrijding van IBR. Denk daarbij aan al de vaccinaties, bloednames, bloedonderzoeken, quarantaine- en administratiekosten. Om van de kostprijs van de verplicht afgevoerde, vaak kerngezonde dieren nog te zwijgen. Vaccineren kost ook geld, maar het voorkomt grote verliezen. Dat kan je gerust vergelijken met een verzekeringspremie. Alleen is men sinds 2017 die verzekering systematisch gaan opzeggen. Onder druk van het ‘IBR-vrije statuut (I4)’ werd vaccinatie zelfs ontmoedigd of verboden. Het gevolg? Het overgrote deel van de Belgische runderen is opnieuw gevoelig voor infectie. Zodra het virus dan binnensluipt – wat nu het geval is – kan het zich razendsnel en ongrijpbaar verspreiden.
De prijs van een illusie
Vandaag zitten we met minstens een veertigtal nieuwe haarden, én een dalend vertrouwen in het beleid. De zwarte piet wordt lustig naar elkaar doorgeschoven: de koeienboeren volgen de regels niet, de rundveedierenartsen zijn nonchalant, de handelaars zijn de schuld van alles en het FAVV controleert niet genoeg. Tot overmaat van ramp is het Sanitair Runderfonds zo goed als leeg. Terwijl de economische schade opnieuw oploopt. En wie betaalt uiteindelijk de rekening? Niet de overheid of de agro-industrie, maar de veehouder. De vraag dringt zich op: wat als we aan geen verplicht eradicatieprogramma waren begonnen? Dan hadden we IBR zonder veel problemen onder controle gehouden. Zonder deze dure cyclus van programma’s opstellen, overheadkosten, ruimingen, paniek en crisisvergaderingen.
Het is niet de taak van FAVV of DGZ om elk diergezondheidsrisico te willen uitroeien. Die verantwoordelijkheid moet liggen bij de veehouder en zijn bedrijfsdierenarts
Uitroeien is fragiel, vaccineren is veerkrachtig
Zelfs al zou België erin slagen IBR volledig uit te roeien, dan nog blijft het risico op herinsleep via handel, toerisme of zelfs bioterrorisme continu bestaan. Dan hangt IBR als een zwaard van Damocles boven de rundveehouderij. Eén besmet dier of één illegale verplaatsing kan het hele kaartenhuis doen instorten. Dan volgen onvermijdelijk opnieuw ruimingen, quarantaines, schutkringen, boerenleed en maatschappelijke commotie. Vaccinatie daarentegen biedt structurele immuniteit: het houdt de druk op het virus laag, voorkomt economische schade en laat de sector ademen. Vaccineren is geen zwaktebod, maar een rationeel risicobeheer. Bij vaccinatie voorkom je problemen, bij eradicatie hol je achter de problemen aan. Zoals elke verzekering kost het geld, maar je koopt er zekerheid en gemoedsrust mee.
Verantwoordelijkheid bij de veehouder en zijn dierenarts
De vraag is dus niet of de overheid nog strengere regels moet opleggen, maar of we de juiste lessen trekken. Het is niet de taak van het FAVV of DGZ om elk diergezondheidsrisico te willen uitroeien. De verantwoordelijkheid moet liggen waar ze hoort: bij de veehouder en zijn bedrijfsdierenarts. Zij kennen het bedrijf, het risicoprofiel, de aan- en afvoer van dieren. Zij kunnen samen beslissen of vaccinatie aangewezen is. Dat is niet anders dan bij andere virale runderademhalingsziektes zoals Parainfluenza, RSV of Adenovirus. Ook daar vertrouwen we op hun kennis, ervaring en gezond verstand in plaats van op regels, papierwerk, controles en sancties.
Laat ons dus afstappen van de illusie dat centralistische controle en uitroeiingsdwang ons beschermen. De echte bescherming komt van goed overleg tussen boer en bedrijfsdierenarts en van een doordachte, vrijwillige vaccinatiestrategie die de sector wapent tegen onverwachte heropflakkeringen.
Met dit opiniestuk wil de auteur een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.
De auteur
Raf Bombeek is wetenschappelijk medewerker-dierenarts in het Vlaams Parlement bij de Vlaams Belang-fractie. Verder is hij meewerkende echtgenoot op een BWB-fokbedrijf. Hij schreef deze opinie in eigen naam.
 
 
             
             
             
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
     
    