Vlaamse landbouw is zeer performant maar kwetsbaar
nieuwsDe Vlaamse en Belgische landbouw is in vergelijking met de andere EU-lidstaten zeer performant. “Voor het netto bedrijfsinkomen komt Vlaanderen op de eerste plaats”, verklaart het Departement Landbouw en Visserij dat de benchmarking uitvoerde. In economisch slechtere tijden zijn onze landbouwbedrijven wel kwetsbaar door de lage solvabiliteit en vrij hoge schuldgraad.
Het nieuwe rapport van de afdeling Monitoring en Studie van de Vlaamse landbouwadministratie bevat voor de periode 2005-2009 een benchmarking van de Vlaamse landbouw ten opzichte van de andere Europese lidstaten op basis van acht economische indicatoren.
In vergelijking met de andere EU-lidstaten komt de Vlaamse en Belgische landbouw voor de meeste indicatoren als erg performant voor de dag. Voor het netto bedrijfsinkomen komt Vlaanderen op de eerste plaats, voor het netto bedrijfsinkomen per voltijdse familiale arbeidskracht op de tweede. De netto toegevoegde waarde per voltijdse arbeidskracht (plaats 4) en de productiviteit (plaats 4) vallen ook netjes binnen de top vijf.
De netto toegevoegde waarde per bedrijf valt daar net buiten met een zesde plaats, maar dat blijft eervol aangezien alleen Nederland en Denemarken en daarnaast een paar landen met gemiddeld erg grote bedrijven nog beter doen. Voor het rendement op activa komt Vlaanderen op plaats zeven en is het daarmee de nummer één onder de oudere lidstaten (EU15).
De solvabiliteit en de schuldgraad tonen een heel ander verhaal. Voor solvabiliteit staat Vlaanderen op de twintigste plaats, voor schuldgraad op de achtste. Beide indicatoren geven aan dat stevig geïnvesteerd wordt in de Vlaamse landbouw. “Op zich geen slechte zaak en vooral een uiting van de wil om te ondernemen en te innoveren”, verklaart de landbouwadministratie. Keerzijde is een grotere kwetsbaarheid in economisch slechtere tijden, “wat zeker een aandachtspunt moet zijn”.
Een blik op het presteren van de overige lidstaten leert dat Deense boeren nog drie keer meer schulden hebben dan hun Vlaamse collega’s. Die laatste hebben op hun beurt al een schuldgraad die ruim het dubbel is van het Europese gemiddelde. Na de Denen hebben landbouwers in Frankrijk en Nederland de hoogste schuld uitstaan ten opzichte van de netto waarde van het bedrijf. Onze noorderburen realiseren wel de hoogste netto toegevoegde waarde per bedrijf (111.458 euro).
Het rendement op activa ligt het hoogst in Griekenland en meer naar het noordoosten van Europa met landen als Bulgarije, Letland en Litouwen die de ranglijst aanvoeren. Wat netto bedrijfsinkomen (per familiale arbeidskracht) betreft, bengelen diezelfde landen echter onderaan. In 10 lidstaten is het netto bedrijfsinkomen minder dan 10.000 euro per familiale arbeidskracht. Door de slechte jaren 2008 en 2009 is het gemiddelde voor Denemarken zelfs zwaar negatief (-12.161 euro).
Op basis van vijf van de indicatoren (netto toegevoegde waarde per bedrijf, netto bedrijfsinkomen per voltijdse familiale arbeidskracht, productiviteit, solvabiliteit en rendement op activa) is ook een ruwe benadering gebeurd van de performantie van de bedrijfstypes. Blijvende teelten (fruitteelt, nvdr.) komt over de beschouwde periode als beste uit de bus, gevolgd door de bedrijfstypes akkerbouw en melkvee. Daarna volgen tuinbouw, varkens/pluimvee en de gemengde bedrijven. Het bedrijfstype vleesvee sluit de rij.
Bij dit soort vergelijkingen is het volgens het Departement Landbouw en Visserij essentieel om te beseffen dat de gemiddelde waarden per land het relatieve belang verhullen van de verschillende bedrijfstypes in een bepaalde lidstaat. Bovendien verhullen ze de nog veel grotere verschillen tussen individuele bedrijven.
Meer info: EU-benchmarking door AMS
Bron: AMS-nieuwsflash/eigen verslaggeving
Beeld: pcfruit-cds