“Stikstofakkoord zal grote impact hebben op veevoedersector”
29 maart 2022Het stikstofakkoord heeft een ingrijpende impact op de veevoederindustrie. Dat stelt Katrien D’hooghe, directeur van de Belgian Feed Association (BFA), in een interview met VILT. Voor de varkenshouderij is een reductie van de veestapel voorzien van 30 procent. Dat betekent dat er 30 procent varkensvoeder wegvalt waarvoor geen alternatieve verkoopkanalen zijn. Ook wat betreft andere sectoren heerst er grote onzekerheid onder de veevoederproducenten.
In weerwil van voorspellingen van experts is een consolidatie in de Belgische veevoederindustrie de laatste decennia en jaren grotendeels uitgebleven. Het landschap wordt gekenmerkt door enkele grote spelers, maar vooral ook veel kleine kmo's die niet meer dan 50.000 ton veevoeder per jaar produceren. Het ledenaantal van de Belgian Feed Association (BFA) is een afspiegeling van dit landschap. Ze telt 136 Belgische leden, waarvan er 110 een hoofdzetel hebben in Vlaanderen.
Een aantal van deze bedrijven is gespecialiseerd in de productie van varkensvoeder. Het zijn deze producenten die het volgens BFA-directeur Katrien D’hooghe over acht jaar bijzonder zwaar zullen hebben. In het stikstofarrest is namelijk een afbouw van de varkensstapel voorzien met 30 procent tegen 2030. “30 procent minder varkens in 2030 betekent dus 30 procent minder vraag naar varkensvoer. Daar zijn 570 arbeidsplaatsen aan verbonden.”
0
7.2 Veevoederconsumptie in België (miljoen ton)0
3.6 Varkensvoederconsumptie in België (miljoen ton)Voor andere sectoren – pluimvee en rundvee – is er nog ruimte voor technische oplossingen om een reductie van de stikstofemissie te realiseren. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de installatie van luchtwassers of de aanschaf van een mestrobot. Ook het veevoeder kan een substantiële rol spelen. BFA heeft hiervoor een plan uitgewerkt en in april vorig jaar aan de overheid voorgelegd. Door het ruw eiwitgehalte in het rantsoen te verminderen met 1 procent, kan een ammoniakreductie van 10 procent gerealiseerd worden.
Dit aanbod van BFA bleek niet voldoende om de 60 procent reductiedoelstellingen in de pluimveehouderij en varkenshouderij (bij bedrijven zonder emissiearme stallen) te realiseren. Terwijl er voor de stoppende varkenshouders een opkoopregeling is voorzien, ligt er voor de veevoederbedrijven die in de problemen kunnen komen, geen budget klaar. “Alhoewel wij expliciet gevraagd hebben om een sociaal-economische doorrekening te maken van de stikstofplannen voor de toeleveranciers, is er alleen gekeken naar de primaire productie”, stelt D’hooghe.
Varkenshouderij belangrijkste afzetmarkt van veevoer
De varkenshouderij is de belangrijkste afzetmarkt voor de Belgische veevoederproducenten. Maar liefst 52 procent van het in België geconsumeerde veevoer (7,2 miljoen ton) wordt aan de varkens gevoerd, oftewel 3,6 miljoen ton. 30 procent daarvan is 1 miljoen ton. Volgens haar is een herstructurering – en mogelijk een consolidatie – van de veevoederindustrie onvermijdelijk. “Er valt een aanzienlijke markt weg en daarvoor zijn geen alternatieven voor handen. Sommige bedrijven zullen het hierdoor moeilijk krijgen om op de been te blijven.”
Alternatieve verkoopkanalen zijn er niet. Export naar omringende landen is geen haalbare kaart wegens het relatief hoge aandeel van transport in de kostprijs van veevoeders. BFA voorspelt juist een grotere concurrentieslag van bijvoorbeeld Nederlandse bedrijven die al enige tijd op de Vlaamse deur kloppen. “Omdat ook in Nederland een inkrimping van de veestapel dreigt, zijn ook Nederlandse producenten op zoek naar alternatieven en zou de concurrentie hier wel eens kunnen toenemen.”
Het ontbreken van een sociaal-economisch doorrekening is niet het enige BFA-bezwaar tegen het stikstofakkoord. Ook hekelt de belangenorganisatie het gebrek aan toekomstperspectief en ondernemersruimte dat er geboden wordt aan overblijvende boeren. Hiermee sluit ze zich aan bij de grieven van andere landbouworganisaties, zoals bijvoorbeeld Boerenbond.
De milieu-impact moet inderdaad verminderd worden, maar er moet wel bewegingsruimte zijn voor de blijvers
Belang van lokale landbouw
“De huidige oorlog tussen Oekraïne en Rusland toont toch het belang aan van een lokaal verankerde landbouw voor de voedselveiligheid en -zekerheid. Het is daarom noodzakelijk boeren een toekomst te bieden”, aldus D’hooghe. “Wij zien in dat de milieu-impact verminderd moet worden en hebben daarmee altijd ingestemd, maar er moet wel bewegingsruimte zijn voor de blijvers. Dat is nu niet het geval. De sector gaat eigenlijk op slot ”, zegt D’hooghe.
Concreet had BFA graag gezien dat vrijgekomen stikstofruimte door stoppende boeren ten gunste van blijvende boeren had kunnen worden ingezet. “Als er een bedrijf stopt, is dat een reductie van 100 procent. Waarom zou je de reductie op het bedrijf van een andere boer niet kunnen beperkten tot bijvoorbeeld 50 procent. Dan bedraagt de totale reductie op sectorniveau nog steeds meer dan 60 procent”, vraagt de belangenbehartiger zich af. Dit is voor de pluimveehouderij en varkenshouderij nu niet het geval, omdat hier maatregelen (stikstofreducties van 60 procent bij bedrijven zonder emissiearme stallen) op stalniveau worden opgelegd.
Terwijl maatregelen op sectorniveau dus de beste (minst slechte) optie waren voor BFA, is een systeem op bedrijfsniveau de tweede beste oplossing. “Op dit moment wordt er echter op stalniveau gekeken. Dat betekent dat als je bedrijf uit drie stallen bestaat en je één van deze stallen sloopt, dan moet je voor de overige twee stallen ook nog de reductiedoelstellingen afzonderlijk halen”, aldus D’hooghe die meer te vinden is voor de stikstofplannen voor de rundveehouderij. Daar wordt een sectorale reductie van 15 procent geëist, en ‘slechts’ een reductie op bedrijfsniveau van 5 procent.”
Emissievermindering door rantsoenaanpassing
In de rundveesector kan de veevoederindustrie een bepalende factor zijn in het behalen van de emissiedoelstellingen door het aanpassen van het rantsoen. “Maar daarvoor moeten we met de keten rond de tafel”, vertelt D’hooghe. In de varkenshouderij en pluimveehouderij heb je te maken met een gesloten veevoederkring, terwijl in de rundveehouderij krachtvoer wordt aangevuld met bijvoorbeeld kuilvoer. D’hooghe: “Een verlaging van het ruweiwitgehalte moet in alle geledingen worden doorgevoerd, anders is het nut beperkt.”
Volgens de directeur zijn het momenteel gespannen tijden voor de veevoedersector. Naast de onvermijdelijke reductie van de varkensstapel is het maar de vraag of andere veestapels niet in volume zullen dalen. Behalve het stikstofdossier hangt momenteel ook de Oekraïne-Rusland-crisis als een zwaard van Damocles boven de sector. “Voor tekorten aan veevoeder hoeft op korte termijn niet gevreesd te worden, maar de torenhoge prijzen baren wel degelijk grote zorgen”, besluit D’hooghe.
In een volgende artikel gaat VILT in gesprek met een veevoederproducent over de impact van de oorlog in Oekraïne en de torenhoge grondstofkosten op de sector.
Bron: Eigen berichtgeving