Schadevergoeding wegens onrechtmatige ruiming
nieuwsDe kortgedingrechter stelde ook een deskundige, een landbouwkundig ingenieur, aan om de werkelijke schade die de pluimveehouder door de onrechtmatige opruiming van zijn pluimveebedrijf heeft geleden te begroten. Hoewel het Voedselagentschap en de Belgische Staat inmiddels beroep tegen de uitspraak hebben aangetekend, staat de kortgedingrechter de voorlopige tenuitvoerlegging van het vonnis toe, zo werd donderdag vernomen van de raadsman van de betrokken pluimveehouder, Paul Deckers.
Volgens de verdediging was de preventieve ruiming van het bedrijf in toezichtsgebied zonder rechtsgrond doordat de Dierengezondheidswet aan de bevoegde minister niet de bevoegdheid had verleend om ook dieren in toezichtsgebied, en dus niet in beschermingsgebied, op te ruimen. De voorzitter twijfelde niet aan het nut van de veiligheidsmaatregel, maar interpreteerde de preventieve ruiming in toezichtsgebied als een onteigening.
Niemand kan worden onteigend zonder dat daar een "billijke vergoeding" tegenover staat. De voorzitter achtte de forfaitaire vergoeding die de ontruimde pluimveehouders kregen - een vergoeding van 90 procent van de waarde van hun kippen - onvoldoende. Volgens Deckers kwam die uitkering slechts overeen met 25 procent van de werkelijk geleden schade.
Een inspecteur-dierenarts van het Voedselagentschap beval op 3 mei 2003 de vernietiging van de zowat 50.000 legkippen van de pluimveehouder uit Kinrooi, die van besmetting met het vogelgriepvirus verdacht werden. De kippen werden een dag later vergast, ondanks een kort geding dat de pluimveehouder toen had aangespannen. De rechter gaf de overheid aavankelijk gelijk, omdat hij van oordeel was dat een bedrijf kon geruimd worden indien er positieve vaststellingen van vogelpest werden gedaan. Maar volgens Deckers toonde een verslag van de dierenarts wel degelijk aan dat de dieren gezond waren en dat de ruiming van het bedrijf overbodig was.
Het beroep dat de Belgische Staat en het Voedselagentschap tegen het vonnis hebben ingediend, wordt op 31 januari ingeleid voor het hof van beroep in Antwerpen.
Bron: Belga