Hoe teel je groenten en maïs op erosiegevoelige percelen?
duidingErosie is een probleem dat de jongste jaren meer onder de aandacht kwam in Vlaanderen, onder andere door de gewijzigde randvoorwaarden op sterk erosiegevoelige percelen. Niet-kerende bodembewerking, maar ook een hele resem van andere teelttechnische preventiemaatregelen in groenten en maïs werden de voorbije vier jaar in het project GOMEROS uitgetest en verbeterd. Alle resultaten zijn gebundeld in gewas- en techniekfiches die per teelt een overzicht geven van de belangrijkste oorzaken én oplossingen. Voor beleidsmakers en sectororganisaties is er een uitgebreid eindrapport. Thijs Vanden Nest en Greet Ruysschaert (ILVO), Tomas Van De Sande (Inagro) en Maarten De Boever (PCG) lichten een tipje van de sluier.
Door watererosie spoelen vruchtbare aarde, nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen af van de akkers. Het is een gekend fenomeen in Vlaanderen, dat vooral plaatsvindt in de maanden mei-juni. Tijdens die periode komen meer intense buien voor, terwijl de akkers nog maar weinig bedekt zijn met de pas opgekomen voorjaarsgewassen. Al sinds de jaren 1980 wordt het probleem onderzocht in Vlaanderen. Er is dus best al wat kennis voorhanden. Nieuw in GOMEROS is echter de focus op groenteteelten (erwt, zaaiui, broccoli, knolselder, bloemkool, savooikool, spruitkool, prei, wortelen en witloofwortelen). Ook maïs, de akkerbouwteelt met het grootste areaal op hellende percelen kwam aan bod. Nieuw was nog dat de veldproeven en onderzochte technieken gekozen en geëvalueerd werden in functie van concrete knelpunten en vragen uit de sector en het beleid. De proeven beperkten zich tot slot niet de hoofdbewerkingen, maar keken o.a. ook naar type groenbedekker, zaaibedbereiding, zaaiwijze en het wissen van bandensporen.
In totaal werden in GOMEROS tussen 2016 en 2019 34 veldproeven aangelegd verspreid over de erosiegevoelige streken in Vlaanderen: Heuvelland, Vlaamse Ardennen, Pajottenland en de Vlaamse leemstreek. Behalve water- en bodemerosie werd de gewasopbrengst gemeten en werd geëvolueerd hoe werkbaar de geteste maatregelen zijn voor de landbouwers.
Algemene tips en vuistregels
Uit die veldproeven kwamen enkele algemene tips naar voren waarmee landbouwers aan de slag kunnen. Greet Ruysschaert (ILVO): “Eigenlijk komt het er telkens op neer om bodemdeeltjes vast te houden. Dit kan door de kracht van inslaand en afstromend regenwater te breken, het regenwater ter plaatse beter te laten infiltreren en door de bodemkruimels (aggregaten) sterker te maken zodat de bodem niet toevloeit of ‘verslempt’.” De vuistregels zijn:
• Organisch koolstofgehalte en pH op peil houden. Hierdoor verbetert de structuur en wordt de bodem meer weerbaar tegen inslaand en afstromend water
• Bodemverdichting (zware machines, te hoge bandendruk, oogst in natte omstandigheden enz.) vermijden zodat het water goed in de bodem kan dringen
• De bodem zoveel mogelijk bedekt houden met gewassen, groenbedekkers, mulch en gewasresten van voorgaande teelten
• De bodem niet fijner leggen dan nodig is
• Preferentiële lijnen, waarlangs water versneld afstroomt, vermijden, bv. door bandensporen te wissen
Niet-kerende bodembewerking
Een techniek die dikwijls aanbevolen wordt om erosie te voorkomen, is niet-kerende bodembewerking. Heel wat nationaal en internationaal onderzoek bevestigt dit voor de akkerbouwteelten. De techniek steunt op het behouden van organisch materiaal bovenaan het bodemprofiel. Door niet-kerend te werken, concentreert men de gewasresten van de voorgaande teelt in de toplaag, waar het de bodem beschermt tegen inslaande regendruppels en afstromend regenwater.
Thijs Vanden Nest (ILVO): “In het GOMEROS-project keken we naar het effect van éénmalige niet-kerende bodembewerking op percelen die standaard geploegd worden. In maïs leidde dit tot een erosiereductie van 80-90%, toch wel spectaculair. In kolen was er vrij veel variatie, maar in de meest erosiegevoelige percelen zagen we toch ook een reductie van 80%. Bij erwten ging dat om 60-70%, maar bij zaaiui zagen we geen positief effect. De effectiviteit van (éénmalige) niet-kerende bodembewerking is m.a.w. sterk gewasafhankelijk.”
Strip-till
Strip-till is een niet-kerende bodembewerkingstechniek waarbij énkel de strook wordt bewerkt waarin gezaaid zal worden. In GOMEROS werd dit gecombineerd met drijfmestinjectie. Thijs Vanden Nest (ILVO): “Deze techniek is minstens zo effectief als een ‘gewone’ niet-kerende bodembewerking. In maïs zagen we erosiereducties van 90% en meer. Tegen de verwachting in haalden we ook dezelfde gewasopbrengsten als met klassiek ploegen, al spelen de omstandigheden op het veld vóór de strip-tillbewerking daarin een sterk bepalende rol. De bodembewerkingen in het voorgaande jaar en de voorafgaande groenbedekker hebben een sterke invloed op de gewasopbrengsten bij strip-till. Kort samengevat is de techniek bijzonder effectief tegen erosie, maar is het technisch geen sinecure om toe te passen. Landbouwers informeren zich best goed voor ze ermee aan de slag gaan.”
Drempeltjes in groenten op ruggen
Het is algemeen bekend dat in ruggenteelten zoals aardappel erosie het snelst ontstaat. In het recente verleden werden daarom verschillende types drempelmachines op de markt gebracht. Die leggen drempeltjes aan tussen de ruggen, die bij hevige regenval afstromend water remmen en bufferen. Dat water krijgt daardoor meer tijd om in de bodem te dringen. Hoe hoger de drempel, hoe meer regenwater het buffert.
In principe kan deze techniek ook ingezet worden in andere ruggenteelten zoals prei, witloof en wortelen, maar er zijn belangrijke verschillen tussen deze groenteteelten en de aardappelteelt. De groenteruggen hebben een meer hoekige vorm en naargelang het teeltsysteem van de teler kan de ruimte tussen de ruggen kleiner of groter zijn dan bij aardappelruggen. Een drempelmachine voor aardappelen kan dus niet zomaar ingezet worden in groenten. Bovendien is een systeem van drempeltjes tussen de ruggen helemaal niet zo aantrekkelijk bij groenten als bij aardappelen. Drempeltjes zijn bv. moeilijk te combineren met schoffelen, kunnen hinderen bij de oogst. Bij groenteteelten op ruggen is er ook veel machineverkeer (bv. bij aanfrezen ruggen, ponsen, zaaien, planten, aangieten enz.). Dat laatste creëert verdichting in de toplaag, waardoor regenwater moeilijk kan infiltreren en de bodem sneller uitdroogt.
Tomas Van De Sande (Inagro): “Uit onze proeven bleek dat verdichting door meer passages met de tractor erosie bij prei op ruggen verhoogde met 60 tot 70%. Omgekeerd leidde het doorbreken van verdichte lagen door een diepe tandbewerking bij witloof op ruggen tot mooie reductiecijfers, dikwijls vergelijkbaar met die van drempeltjes.”
Drempeltjes en volleveldszaai in de maïsteelt
Maïs is een erg erosiegevoelige teelt. Bij regen zorgt de morfologie van de plant ervoor dat regendruppels die op het blad vallen, worden verzameld onderaan de stengel. Doordat de afstand tussen de planten in de rij klein is, wordt op deze manier veel water geconcentreerd op een beperkt oppervlak en gaat het in de maïsrij snel stromen. Er zijn twee technieken die hierop kunnen inspelen, nl. drempeltjes aanleggen en volleveldszaai. Bij drempeltjes wordt het water van de zaailijn afgeleid naar de drempel, waar het wordt gebufferd. Dit reduceert de erosie met meer dan 70%. Bij volleveldszaai wordt de maïs aan dezelfde dosis gezaaid, maar op veel kleinere rijafstand (15 i.p.v. 75 cm). Op die manier wordt het typische rijenpatroon in een maïsveld doorbroken, wat leidt tot een erosiereductie van zo’n 30-50%. In beide gevallen ging de erosiereductie niet gepaard met een verlies aan gewasopbrengst. Zowel drempeltjes als volleveldszaai werken dus goed tegen erosie, al zijn ze een pak minder efficiënt dan niet-kerende bodembewerking en strip-till. Bovendien is volleveldszaai van maïs niet zo gemakkelijk. Een juiste afstelling van de machine en meerdere afdraaiproeven zijn absoluut noodzakelijk.
Ruwer zaaibed en aangepaste plantmachines
Een algemene regel is dat de bodem niet fijner mag zijn dan strikt noodzakelijk. In een ruwer en meer kluitig zaaibed wordt afstromend water immers meer geremd, dat bleek een effectieve maar niet spectaculaire reductiestrategie in erwt. Ook bij zaaiui in een minder fijn zaaibed was er minder erosie, maar ook minder opbrengst.
Plantmachines voor kolen en selder zijn voorzien van aandrukwielen die het persblokje vastduwen. Bij dat duwen ontstaan geultjes links en rechts van de plant, waarlangs regenwater makkelijk afstroomt. Aanpassingen aan de machine zodat die de geulen weer wegwerkt en kleine drempeltjes aanlegt tussen de plantenlijnen gaven enige verbetering, maar ook die waren niet spectaculair.
Erosie in de bandensporen vermijden
Erosie ontstaat altijd eerst in de bandensporen. Daarom is het belangrijk om bandensporen te vermijden door gebruik te maken van een lichtere tractor, in drogere omstandigheden te werken, de bandenspanning te verlagen (controleer de bandendruktabellen van fabrikanten of gebruik bandendrukwisselsysteem) en/of met aangepaste banden te rijden. Er kan ook gewerkt worden met een sporenwisser. Een goede sporenwisser werkt iets breder dan het bandenspoor en iets dieper dan de insporing. Maarten De Boever (PCG): “Uiteraard zal dit nooit het effect van het bandenspoor volledig kunnen wegwerken, maar uit onze metingen bleek dat een goede sporenwisser de afspoeling van bodemdeeltjes in het bandenspoor met wel 50% kan verlagen. Dit is bovendien een eenvoudige en goedkope maatregel.”
Fiches, proefveldrapporten en eindrapport nu beschikbaar
Erosie en bodembewerking zijn geen gemakkelijke thema’s om algemene besluiten bij te formuleren die geldig zijn voor alle teelten en bodems. Daarom werden gewas- en techniekfiches opgesteld die per teelt een overzicht geven van de belangrijkste oorzaken en oplossingen. Landbouwers kunnen daarmee meteen aan de slag. Voor collega-onderzoekers of landbouwers die zich willen verdiepen in de materie zijn er uitgebreide proefveldrapporten van 2016, 2017, 2018 en 2019. Tot slot werd alles nog eens samengevat en gebundeld in een eindrapport voor beleidsmakers en sectororganisaties.
GOMEROS is een onderzoeksproject uitgevoerd door ILVO, PCG en Inagro, financieel gesteund door het Agentschap Innoveren en ondernemen (VLAIO), door de sectororganisaties Boerenbond en ABS, door Vegebe, Ingro, B.N.D. en Vegras en door de machineconstructeurs Packo en Steeno.