Gras verslaat importsoja als eiwitbron in veevoeder

Niet overzeese soja maar wel lokaal geteeld gras en ander ruwvoeder is de belangrijkste bron (45%) van eiwitten voor Europees vee. Door ruwvoeder voor het eerst mee te rekenen, heeft de Europese Commissie de eiwitbalans van de veehouderij juister kunnen becijferen. Gras en maïs produceren landbouwers volledig zelf. Ook voor granen, koolzaad(schroot) en eiwitrijke gewassen zoals veldbonen en lupinen is Europa nagenoeg volledig zelfvoorzienend. De voedings- en biobrandstofindustrie leveren via hun reststromen een belangrijke bijdrage aan de eiwitbalans. Van de 85 miljoen ton ruw eiwit in diervoeding komt zodoende 79 procent uit Europa. Voor sojameel – 13 van die 85 miljoen ton – is de sector grotendeels aangewezen op import uit Noord- of Zuid-Amerika.
12 juni 2019  – Laatste update 14 september 2020 14:50

Niet overzeese soja maar wel lokaal geteeld gras en ander ruwvoeder is de belangrijkste bron (45%) van eiwitten voor Europees vee. Door ruwvoeder voor het eerst mee te rekenen, heeft de Europese Commissie de eiwitbalans van de veehouderij juister kunnen becijferen. Gras en maïs produceren landbouwers volledig zelf. Ook voor granen, koolzaad(schroot) en eiwitrijke gewassen zoals veldbonen en lupinen is Europa nagenoeg volledig zelfvoorzienend. De voedings- en biobrandstofindustrie leveren via hun reststromen een belangrijke bijdrage aan de eiwitbalans. Van de 85 miljoen ton ruw eiwit in diervoeding komt zodoende 79 procent uit Europa. Voor sojameel – 13 van die 85 miljoen ton – is de sector grotendeels aangewezen op import uit Noord- of Zuid-Amerika.

Voor het voeden van zijn veestapel is Europa afhankelijk van de import van soja, maar minder sterk dan men vaak laat uitschijnen. Dat komt omdat vergeten wordt dat andere landbouwgewassen en ook reststromen van de voedingsindustrie mee voorzien in de eiwitbehoefte van het vee. Voor het seizoen 2017-2018 gaat de Europese Commissie in zijn ‘EU Feed Protein Balance Sheet’ uit van 85 miljoen ton ruw eiwit dat verorberd wordt door het vee. Hoewel gras- en maïskuil niet uitgesproken eiwitrijk zijn, voorzien ze als basisvoeder voor de rundveestapel toch in 45 procent van de totale eiwitbehoefte van de veehouderij.

Met ruim 1 miljard ton aan volume, wat overeenstemt met 26 miljoen ton ruw eiwit, kan je grasland niet wegdenken uit de eiwitbalans. Toch is het pas de eerste keer dat de Europese Commissie ook het ruwvoeder in ogenschouw nam. Zowel het Europees Parlement als landbouwkoepel Copa-Cogeca hadden om een meer volledige eiwitbalans verzocht. Tot voor kort beperkte de rapportering door de Commissie zich namelijk tot de van nature eiwitrijke gewassen. Dat zijn gewassen met meer dan 15 procent ruw eiwit terwijl dat bij gras maar 2,5 procent is. Ter vergelijking: tarwe bevat gemiddeld 11 procent eiwit, koolzaad bijna 18 procent, koolzaadschroot 33 procent en sojaschroot 45 procent.

De teelt van veldbonen en lupinen wordt met een reden aangemoedigd in het licht van de Europese eiwitvoorziening want zij bevatten 22,5 en respectievelijk 35 procent eiwit. In meer dan 1 procent van de eiwitbehoefte van al het vee wordt met die 3,9 miljoen ton lokaal geteelde peulvruchten voorlopig niet voorzien. Granen scoren ondanks hun lagere eiwitgehalte veel hoger op de eiwitbalans – ze voorzien in 20% van de behoefte – omdat tarwe, gerst en maïs in grote massa’s aangewend worden. Het zijn basisgrondstoffen in het krachtvoeder van koeien, kippen en varkens. Het goede aan al die granen is dat ze hoofdzakelijk (90%) van Europese origine zijn.

Waar koolzaadschroot meestal (83%) afkomstig is van de verwerking van koolzaad dat hier geteeld werd, geldt dat maar voor 46 procent van het zonnebloemschroot. Soja wordt in Europa wel geteeld, maar op 2 procent na is al het sojaschroot (28,5 miljoen ton) dat zijn weg vindt naar de veevoederindustrie geïmporteerd uit het buitenland. Met die soja wordt 15 procent van de dierlijke vraag naar eiwitten ingevuld. Daarmee is het de derde belangrijkste bron van eiwit voor diervoeding, na ruwvoeder en granen.

Allerhande reststromen van de biobrandstof-, voedings- en zetmeelindustrie weet de veehouderij als voeder te benutten. Op jaarbasis verzet de veehouderij bijna 36 miljoen ton aan zetmeelproducten, DDGS afkomstig van bio-ethanolfabrieken, bietenpulp, bierdraf en andere bijproducten. In volume is dat dus meer dan alle geïmporteerde soja. Gekeken naar het belang in de eiwitvoorziening staat het met 6 procent na soja gerangschikt.

Na de BSE-crisis is een verbod ingesteld op het hergebruik van diermeel in diervoeding. Aangezien het om een hoogwaardige bron van eiwitten gaat, wordt er bij Europa al jaren gelobbyd om dat onder voorwaarden weer toe te staan. In het licht van de circulaire economie is ook Boerenbond daar voorstander van. Nu wordt diermeel gebruikt – “verspild”, dixit Boerenbond – als brandstof in cementovens. Reeds toegelaten niet-plantaardige eiwitgrondstoffen voor diervoeding zijn gerecycleerde voedingswaren, vismeel, weipoeder, melkpoeder en diermeel voor zover het gebruikt wordt in petfood. Samen vullen deze lokale eiwitrijke grondstoffen drie procent van de vraag in.

In Boer&Tuinder, het ledenblad van Boerenbond, voorspelt economisch adviseur Francois Huyghe dat de eiwitbalans nog kan verbeteren. “Eiwitbronnen zijn niet zomaar inwisselbaar, maar er dienen zich wel nieuwe ontwikkelingen aan. Denk aan algen en insecten. Veel zal ook afhangen van de marktontwikkelingen. Die worden steeds meer beïnvloed door klimaat en geopolitiek. Denk aan de dreigende handelsoorlog tussen China en de VSZ, en de deal tussen de EU en de VS onder meer over soja.” Huyghe merkt nog op dat eiwitbronnen van Europese herkomst niet per definitie duurzamer of milieu- en klimaatvriendelijker zijn, “zoals aangetoond wordt door de kringlooptoets van Wageningen University & Research”.

Meer info: EU Feed Protein Balance Sheet

Bron: eigen verslaggeving / Boer&Tuinder

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek