Goedkope import bio-ethanol nefast voor EU-producenten

De Britse producent Ensus legt eind mei de ethanolfabriek in Teesside twee tot vier maanden stil omdat het bedrijf niet kan concurreren met de goedkope import van bio-ethanol. "In Nederland, Zweden en Tsjechië speelt hetzelfde probleem", zegt secretaris-generaal Rob Vierhout van E-Pure. "De situatie in die landen is zorgelijk." E-Pure, de federatie van de Europese bio-ethanolindustrie, pleit voor uniforme Europese regels.

De producenten van bio-ethanol in Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Tsjechië hebben het moeilijk omdat deze lidstaten de import van bio-ethanol goedkoop houden. Volgens Vierhout hanteren de vier lidstaten een eigen importbeleid. "In de EU gelden voor bio-ethanol verschillende invoerheffingen. Die zijn het hoogst voor zuivere bio-ethanol voor gebruik in voedingsmiddelen. De heffing op gedenatureerde bio-ethanol, voor gebruik in de chemie of als brandstof, is veel lager", legt hij uit.

"Als de bio-ethanol wordt gemengd met een beetje benzine berekenen deze vier lidstaten het importtarief voor een chemisch product, dat veel lager is dan voor gedenatureerde ethanol. In de andere lidstaten kan dat niet", aldus Vierhout. Dat maakt het volgens de secretaris-generaal van E-Pure lastig voor de producenten in de vier lidstaten om te concurreren met geïmporteerde ethanol. "Omdat de prijs voor bio-ethanol voor een groot deel wordt bepaald in Rotterdam als grootste aanvoerpunt, drukt dit de prijs van bio-ethanol in alle lidstaten", meent Vierhout.

Daarom pleit hij voor een eenduidig beleid in de hele Europese Unie. E-Pure wil dat ethanol gemengd met benzine wordt gezien als gedenatureerde ethanol en niet als een chemisch product. "De problemen met import-ethanol zijn vandaag onze grootste bekommernis zijn", zegt Vierhout. "Alle producenten hebben ook last van de hoge prijzen voor tarwe, maïs en bieten, maar dat wordt deels gecompenseerd omdat ze de bijproducten ook duurder kunnen verkopen als voedergrondstof."