Eerste lokale compostering gaat van start

In de groenteregio in en rond Sint-Katelijne-Waver werd een lokaal composteringsnetwerk opgesteld, LOCO, met als doel lokale compost te produceren. De vergunning voor de composteersite op het Proefstation voor de Groenteteelt is eindelijk rond. “De eerste compostrillen zijn opgestart”, zegt Ellen Goovaerts van het proefstation in het vakblad Proeftuinnieuws. “Tegen het najaar verwachten we de eerste lading compost om lokaal te kunnen toepassen. Het is de bedoeling om de compost opnieuw te verdelen tussen de leveranciers van de inputstromen, zodat de kringloop wordt gesloten.”

Het lokale composteringsnetwerk LOCO werd opgesteld in het kader van het PDPO-project ‘Lokaal composteren’. In het eerste projectjaar lag de focus op het juridische luik. Compostering van bedrijfsvreemde stromen vereist immers een omgevingsvergunning. “De voorwaarden om een vergunning te krijgen om afval van derden te composteren, maken het moeilijk om de compostering bij een teler zelf te laten doorgaan”, vertelt Ellen Goovaerts van het PSKW aan het vakblad Proeftuinnieuws. “Daarom hebben we besloten om de compostering hier te doen.” In juni 2019 werd de vergunning voor de composteersite op het Proefstation voor de Groenteteelt (PSKW) goedgekeurd.

Volgens de projectmedewerkers van LOCO zouden zowel de regelgevingen voor lokale samenwerkingsverbanden als registraties van het transport bij OVAM soepeler kunnen. “Eén van de maatregelen om de bodemkwaliteit te verbeteren, beschreven in MAP6, is het stimuleren van boerderijcompostering”, aldus Ellen Goovaerts. “Maar om dit praktisch uit te voeren, zijn nog wat versoepelingen nodig. Zo moet elke transporteur zich bij OVAM laten registreren als vervoerder van afvalstoffen. Maar de geregistreerde bedrijven, in het geval van lokale compostering, zijn geen bedrijven met als hoofdactiviteit het transport van afval, het zijn landbouwbedrijven. Dat maakt het allemaal veel complexer.”

Maar nu de omgevingsvergunning rond is, zijn er op het PSKW twee compostrillen opgestart. Beide rillen bestaan uit 60 procent houtig materiaal en 40 procent groen materiaal. “Deze verhouding is noodzakelijk om de juiste koolstof-stikstofverhouding in het eindproduct te krijgen”, legt Ellen Goovaerts uit. “Binnen het kader van het project zijn we specifiek op zoek gegaan naar lokale toeleveranciers van inputmateriaal, om zo een lokaal netwerk te kunnen opbouwen. Zo bevatten de compostrillen onder andere maaisel afkomstig van natuurbeheerwerken, gehakseld snoeihout van een lokale boomkwekerij en groenteresten van een lokale preiteler en de veilingen.”

Om kwaliteitsvolle compost te produceren, moet het proces van dichtbij opgevolgd worden. “Vooral het zuurstofgehalte, het vochtgehalte en de temperatuur moeten voortdurend gecontroleerd worden”, weet Ellen Goovaerts. “Te weinig zuurstof en te veel vocht, en het afval gaat rotten in plaats van composteren. Maar als alles goed gaat, hebben we tegen het einde van de zomer lokaal geproduceerde compost.”