Driftreductie met speciale spuitdop is semi-verplicht

nieuws
De gespecialiseerde landbouwpers schreef de jongste tijd meerdere artikels over terbuthylazine. Dit herbicide ligt aan de basis van een geslaagde chemische onkruidbestrijding in maïs maar staat zwaar onder druk omdat het te vaak in het oppervlaktewater teruggevonden wordt. Wie het middel dit jaar wil toepassen, moet een 20 meter brede met gras begroeide bufferzone langs de sloot of waterloop voorzien. Grote bufferzones zijn voor een landbouwer niet praktisch en niet rendabel maar de toepassing van steeds meer gewasbeschermingsmiddelen wordt ervan afhankelijk gemaakt. Door drift reducerende doppen te monteren op het spuittoestel kan de verplichte bufferzone vaak verkleind worden. Helemaal onafwendbaar lijkt deze technische aanpassing aan spuittoestellen te worden door de producttoelatingen die afhankelijk worden gemaakt van driftreductie om niet-doelorganismen langs de randen van het veld te sparen. Zelfs op percelen zonder oppervlaktewater in de buurt is er dan geen ontkomen meer aan.
23 maart 2016  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:26
Lees meer over:

De gespecialiseerde landbouwpers schreef de jongste tijd meerdere artikels over terbuthylazine. Dit herbicide ligt aan de basis van een geslaagde chemische onkruidbestrijding in maïs maar staat zwaar onder druk omdat het te vaak in het oppervlaktewater teruggevonden wordt. Wie het middel dit jaar wil toepassen, moet een 20 meter brede met gras begroeide bufferzone langs de sloot of waterloop voorzien. Grote bufferzones zijn voor een landbouwer niet praktisch en niet rendabel maar de toepassing van steeds meer gewasbeschermingsmiddelen wordt ervan afhankelijk gemaakt. Door drift reducerende doppen te monteren op het spuittoestel kan de verplichte bufferzone vaak verkleind worden. Helemaal onafwendbaar lijkt deze technische aanpassing aan spuittoestellen te worden door de producttoelatingen die afhankelijk worden gemaakt van driftreductie om niet-doelorganismen langs de randen van het veld te sparen. Zelfs op percelen zonder oppervlaktewater in de buurt is er dan geen ontkomen meer aan.

Om onkruiden, ziekten en plagen te beheersen doen landbouwers beroep op chemische en biologische gewasbeschermingsmiddelen en in het geval van onkruid ook op mechanische bestrijding. Anders dan de biolandbouw leunt de gangbare landbouw in sterke mate op chemische hulpmiddelen om een teelt te doen slagen. De Europese regelgeving is echter zo streng geworden dat het aantal chemische stoffen dat inzetbaar is in de landbouw meer dan halveert na herevaluatie. Sinds de jaren ’90 wordt elke actieve stof ongeveer om de tien jaar herbekeken. Die oefening gebeurt om de 15 jaar voor stoffen met een laag risico en binnen de zeven jaar voor stoffen die veilig bevonden zijn maar niettemin op de te-vervangen-lijst staan. Daarbij sneuvelen beduidend meer herbiciden, fungiciden en insecticiden dan dat er opnieuw goedgekeurd werden.

De gangbare landbouw mag dan wel geïntegreerde gewasbescherming geïmplementeerd hebben en allerlei bestrijdingstechnieken combineren om tot een goed resultaat te komen, toch groeit de ongerustheid omtrent het beschikbaar blijven van voldoende en – in het kader van resistentiebestrijding – verschillende chemische hulpmiddelen. Een heel actueel voorbeeld is de onkruidbestrijding in maïs die vrijwel altijd chemisch gebeurt. Tot vorig jaar werd op naar schatting 98 à 99 procent van de maïspercelen in ons land herbiciden van het type terbuthylazine gebruikt. Het onafhankelijk weekblad Landbouwleven bracht recent verslag uit over de uitdaging die zich nu stelt om de onkruidbestrijding zonder dat middel tot een goed einde te brengen.

De toepassing van terbuthylazine is op een perceel dat grenst aan een sloot of waterloop afhankelijk gemaakt van een met gras begroeide bufferzone van 20 meter. Op de niet al te grote Vlaamse landbouwpercelen lijkt dat te veel van het goeie zodat landbouwers zullen uitwijken naar andere herbiciden. Van Phytofar, de Belgische vereniging van de gewasbeschermingsmiddelenindustrie, leren we dat de markttoelating van steeds meer actieve stoffen gekoppeld gaat worden aan strenge toepassingsvoorwaarden. Voor de gebruiker zal het erop aankomen om het etiket goed te lezen en zich aan de voorschriften te houden. Doet men dat niet, dan zullen middelen zoals terbuthylazine te vaak blijven opduiken in het oppervlaktewater en onherroepelijk van de markt gehaald worden.

Spreken we over ‘strenge toepassingsvoorwaarden’ dan gaat het niet alleen om bufferzones langs oppervlaktewater maar ook om drift reducerende maatregelen. Het één heeft met het ander te maken. De bufferzone die in acht genomen moet worden, kan vaak versmald worden wanneer de klassieke spuitdop (spleetdop in vakjargon, nvdr.) op het spuittoestel vervangen wordt door een zogenaamde drift reducerende dop. Voor een aantal stoffen is het een én-én-verhaal om het risico op waterverontreiniging zo sterk mogelijk te beperken. Dat wil zeggen dat de drift reducerende techniek verplicht is zonder dat de toepassing ervan de aan te houden bufferzone inkrimpt.

Hoewel een klassieke spuitdop nog altijd conform de wetgeving is, wordt de drift reducerende variant via een omweg – de voorschriften op het etiket van gewasbeschermingsmiddelen – in de praktijk steeds vaker verplicht. Nog niet altijd en overal, maar Phytofar steekt niet weg dat hoe langer hoe meer actieve stoffen alleen nog op die manier toegepast zullen mogen worden. Als dat er voor kan zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen niet in het oppervlaktewater worden teruggevonden en op de markt kunnen blijven, dan vinden de fabrikanten dat geen kwade zaak.

In de landbouwsector wordt er een klein voorbehoud gemaakt ten opzichte van drift reducerende spuitdoppen en dat om twee redenen. Landbouwers willen niet inboeten op de effectiviteit van een bespuiting gelet op de hoge kostprijs daarvan. Wat dat betreft krijgen ze tweeslachtige signalen: Phytofar benadrukt dat in de fruitteelt al aangetoond is door het Proefcentrum Fruitteelt dat de drift reducerende techniek hetzelfde bestrijdingsresultaat heeft maar op de persconferentie leek onderzoeksinstituut KBIVB bijvoorbeeld veel minder zeker van de effectiviteit in de suikerbietenteelt.

Tweede pijnpunt is de kostprijs van de techniek zelf. Een set drift reducerende spuitdoppen is niet overdreven duur maar dat wordt het wel wanneer ze niet passen op een ouder spuittoestel en vervanging van het volledige toestel zich daarom opdringt. Een telefoontje naar Delvano, de Belgische fabrikant van de bekende geel-blauwe spuittoestellen, leert dat het compatibiliteitsprobleem zich kan stellen bij toestellen van minstens 15 jaar oud. Dat lijkt misschien oud maar een Vlaamse landbouwer maakt gemiddeld 18 jaar lang gebruik van een spuittoestel alvorens dat te vervangen. Het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), dat in Vlaanderen instaat voor de driejaarlijkse keuring van spuittoestellen, wijt dat aan de stijgende leeftijd van landbouwers en de rem die dat zet op hun investeringsdrang.

Polsen we bij Boerenbond om een reactie, dan wordt met al die factoren rekening gehouden. “We zijn ons bewust van de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater en de gevolgen daarvan”, zegt woordvoerder Anne-Marie Vangeenberghe. “Door gebruik te maken van drift reducerende technieken kan een landbouwer de opgelegde bufferzones ten aanzien van waterlopen en niet-doelorganismen verkleinen. Essentieel is wel dat het bestrijdingsresultaat even goed is als bij de klassieke spuittechniek. En bij het invoeren van een verplichting moeten land- en tuinbouwers voldoende tijd krijgen om hun machines aan te passen.”

Vlaanderen hanteert een bufferzone van minstens één meter langs oppervlaktewater terwijl federale wetgeving specifieert dat een fruitteler met zijn toestel dat geen neerwaartse bespuiting uitvoert drie meter moet respecteren. Indien een grotere bufferzone vereist is, staat dit in de producttoelating en wordt dit duidelijk gemaakt op het etiket. Met bufferzones en driftreductie langs oppervlaktewater zijn de meeste landbouwers al vertrouwd, maar de gebruiksbeperkingen vanwege niet-doelorganismen waarnaar Vangeenberghe verwijst zijn zo mogelijk nog verregaander.

Als een etiket van een gewasbeschermingsmiddel driftreductie voorschrijft (uitgedrukt als een percentage ten opzichte van de klassieke spuitdop, nvdr.) om niet-doelorganismen te sparen, dan geldt dat namelijk voor alle percelen en niet alleen voor de percelen die grenzen aan oppervlaktewater. Zo’n niet-doelorganisme, bijvoorbeeld een nuttig insect maar het kan ook een plant zijn, kan zich immers ophouden aan alle randen van het veld. Een landbouwer die op zijn percelen langs oppervlaktewater een brede bufferzone voor lief neemt, bijvoorbeeld omdat het probleem zich slechts op één perceel stelt of omdat op zijn spuittoestel geen drift reducerende doppen passen, kan op geen enkele manier ontsnappen aan driftreductie wanneer dit wordt opgelegd ter bescherming van niet-doelorganismen. Tenzij er nog een ander even effectief gewasbeschermingsmiddel op de markt is waarvoor die eis niet geldt.

Volgens Phytofar-adviseur Kevin Heylen zijn er momenteel nog niet zo veel producten waarbij de evaluatie resulteerde in een verplichting tot driftreductie. “Dat het er zit aan te komen voor heel wat producten staat echter buiten kijf”, zegt Heylen. Net daarom vinden ze het bij Phytofar belangrijk dat hier de nodige aandacht aan wordt geschonken in de voorlichting van landbouwers. Nu eens een bufferzone moeten toepassen van 1 meter, dan weer 20 meter en de ene keer doppen moeten gebruiken die drift 50 procent reduceren terwijl een andere actieve stof in hetzelfde mengsel 90 procent kan vereisen, … het belooft allemaal heel complex te worden voor de gebruikers.

Beeld je maar eens in dat de voorschriften inzake oppervlaktewater afwijken van de beperkingen om niet-doelorganismen te beschermen en er daar bovenop mogelijk nog extra eisen komen, bijvoorbeeld om bodemerosie in te calculeren of als veiligheidsbuffer naar omwonenden toe. Welke landbouwer durft dan nog vier actieve stoffen met elkaar mengen en met zekerheid zeggen dat hij weet welke gebruiksvoorschriften hij allemaal in acht moet nemen? Om te vermijden dat het onmogelijke wordt verwacht van gebruikers zit Phytofar momenteel samen met de andere stakeholders (overheden, landbouworganisaties, voorlichters, enz.). Bedoeling is dat er een systeem van bufferzones en andere risico-beperkende maatregelen uit de bus komt dat duidelijk is voor de gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen en controleerbaar voor de overheid.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek