nieuws

Doha-ronde maakt van boer meer dan ooit marketeer

nieuws
Belgische landbouwers hebben zich decennialang kunnen nestelen in een Europees landbouwbeleid. Ze kregen een gegarandeerde prijs voor hun producten, ook al was daar geen vraag naar. De ommezwaai is al een tijdje ingezet en de verdere vrijmaking van de wereldhandel voor landbouwproducten consolideert de nieuwe koers. Om de concurrentie aan te gaan zullen de landbouwers de nodige creativiteit aan de dag moeten leggen. De Belgische boer moet een marketeer worden, stelt De Tijd vast.
26 juli 2008  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 14:04
Belgische landbouwers hebben zich decennialang kunnen nestelen in een Europees landbouwbeleid. Ze kregen een gegarandeerde prijs voor hun producten, ook al was daar geen vraag naar. De ommezwaai is al een tijdje ingezet en de verdere vrijmaking van de wereldhandel voor landbouwproducten consolideert de nieuwe koers. Om de concurrentie aan te gaan zullen de landbouwers de nodige creativiteit aan de dag moeten leggen. De Belgische boer moet een marketeer worden, stelt De Tijd vast.

"Het moet maar eens gedaan zijn om de boeren af te schilderen als subisidiezuigers", zegt Peter Broeckx, ondervoorzitter van Boerenbond en zelf ook melkveehouder in het Kempische Dessel. Broeckx rekent nog dagelijks af met het cliché dat de boeren kunnen overleven dankzij de vette Europese subsidiepot. "Velen zijn dat vergeten, maar het Europees landbouwbeleid is na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen vanuit de bekommernis dat er nooit meer honger mocht heersen". Europese boeren mochten dan ook zoveel produceren als ze wilden. En als dat tot overschotten leidde, dan werden die vernietigd of tegen dumpingprijzen op markten buiten fort Europa gedumpt, met rampzalige gevolgen voor de producenten in de ontwikkelingslanden.

De boterbergen, melk- en wijnplassen liggen echter al een tijdje achter ons. De Europese Unie schroefde de productgebonden subsidies de jongste jaren flink terug. En dat geldt niet alleen voor de interne steun, maar ook voor de exportsubsidies. Die moeten op basis van de afspraken binnen de Wereldhandelsorganisatie pas tegen 2013 zijn afgebouwd. Broeckx betreurt dat de Europese Unie al een voorschot nam. "Al van bij het begin van de Doha-onderhandelingen in 2001 zijn de Europese autoriteiten eenzijdige toegevingen beginnen doen omdat ze beseften dat de bestaande subsidies, in het raam van een verdere vrijmaking van de handel, geen stand zouden houden. Zulke toegevingen doen nog voor er een multilateraal akkoord uit de bus komt, is als capituleren nog voor je naar de oorlog trekt".

Voor sommige landbouwproducten ging Europa zelfs nog een stap verder. Door het overaanbod van suiker in Europa krijgen de Europese suikerproducenten geen subsidies meer om suiker te maken, maar om de productie ervan stop te zetten. Zo reven Iscal en Tiense suiker samen 110 miljoen euro binnen omdat ze de deuren sloten van hun suikerfabrieken in respectievelijk Moerbeke-Waas en Brugelette. De 'Europese' bietensuiker wordt immers verdrongen door het goedkopere Zuid-Amerikaanse rietsuiker.

Ondanks het feit dat het deksel op de Europese subsidiepot minder wordt geopend, zijn de Europese boeren niet van alle overheidssteun verstoken. Zo krijgen de Europese landbouwers sinds 2004 wel een bedrijfstoeslag. Die steun is niet aan producten of aan de geproduceerde volumes gebonden, wel aan het aantal hectare dat de boer bewerkt of gebruikt. Patricia De Clercq, de woordvoerster bij de Vlaamse landbouwadministratie, verzekert dat die toeslag niet volstaat om de stijgende productiekosten te dekken. Bovendien is de toekenning ervan afhankelijk van een rist randvoorwaarden zoals investeringen in milieu, landschapsbescherming en dierenwelzijn.

De grote vraag die de Belgische landbouwers beroert in de het kader van de Doha-onderhandelingen is dus niet of ze hun subsidies nog verder zullen zien slinken. De vraag is vooral in welke mate de Europese Unie haar markt voor niet-Europese landbouwproducten zal moeten openstellen door onder meer de invoertarieven te verlagen. Volgens Boerenbond zijn de voorstellen op de onderhandelingstafel in Genève ronduit alarmerend. Geïmporteerd varkensvlees, kippenvlees of rundvlees zou een flink stuk goedkoper worden dan de huidige EU-prijs.

Voor ingevoerd rundvlees zou de prijs zelfs zakken tot 49 procent van de EU-prijs. Volgens de landbouworganistaies zet de verlaging van de invoertarieven de Europese markt dus wagenwijd open voor de massale import van goedkope vleeswaren. Gabriël Ysebaert, de landbouwadviseur van de Vlaamse overheid, relativeert die alarmerende toon. "Als er al een tariefverlaging komt, zal ze gespreid over een periode van vijf jaar worden doorgevoerd. En voor een aantal producten zoals rundvlees en gevogelte zijn er nog afwijkingen mogelijk".

"Het probleem is dat de Belgische landbouwbedrijven hun prijzen nauwelijks of niet kunnen verlagen", zegt de melkveehouder Broeckx. "De voorstanders van een verdere liberalisering gaan er maar van uit dat de productiekosten in alle landen dezelfde zijn, maar dat is absoluut niet zo. Europese producenten moeten voldoen aan normen rond voedselveiligheid, traceerbaarheid, hygiëne, kwaliteit en dierenwelzijn. Die zijn beduidend strenger dan wat wereldwijd als standaard wordt aanvaard. Ook al produceren we hier nog zo efficiënt, de kostprijs zal altijd hoger blijven".

Xavier Gellynck, een landbouweconoom van de Universiteit Gent, bevestigt dat lang niet alle landbouwbedrijven met gelijke wapens strijden. De omstreden Farm Bill die in juli door het Amerikaanse Congres werd goedgekeurd, verhoogt de steun aan Amerikaanse boeren, wat het handelsoverleg in Genève grondig verstoort. Want de Europese boeren zagen hun subsidies wel slinken. Een ander heikel punt is dat de Amerikaanse landbouwbedrijven, in tegenstelling tot hun kleinere Europese concurrenten, genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) mogen telen en verwerken. Die ggo's leiden tot hogere productievolumes en verbeteren het rendement.

"Amerikaanse veehouders kopen massaal genetisch gemodificeerde maïs als veevoer voor hun kuddes terwijl de Belgische veehouder wettelijk alles in het werk moet stellen om zijn veevoer ggo-vrij te houden. De aankoop van veevoer alleen al valt voor de Europese veehouders veel duurder uit dan voor de Amerikanen", illustreert Broeckx. De ondervoorzitter van Boerenbond is ook niet te spreken over het hormonendossier. "In de Verenigde Staten gebruikt men systematisch natuurlijke hormonen. Maar als die Amerikaanse runderen geslacht en versneden zijn, houdt de EU dat vlees niet van de Europese markt. Dat is toch hypocriet".

Als de productiekosten in Europa dan toch zoveel hoger zijn, rijst de vraag waarom men de landbouwproducten niet produceert waar dat op de meest efficiënte en goedkoopste manier kan gebeuren. Vertaald naar de familiaal georganiseerde landbouw: heeft het, los van de dramatische sociale gevolgen, nog zin om te telen en te kweken op, ocharme, kleine en versnipperde stukjes landbouwgrond in pakweg de Kempen?

"De zekerheid van de voedselvoorziening staat met de wereldwijde voedselschaarste weer bovenaan de agenda. Iedereen beseft opnieuw hoe belangrijk voedselzekerheid is. Lokale boeren vullen de behoefte aan basisproducten in. Schaffen we de landbouw af, dan vergroten we onze afhankelijkheid van de voedselexporterende landen. Wat als die landen plots beslissen minder uit te voeren, bijvoorbeeld omdat ze bij tegenvallende oogsten voorrang willen geven aan de eigen beroepsbevolking?" stelt Pieter Verhelst, die Boerenbond vertegenwoordigt op de Doha-ronde in Genève.

Nog volgens Verhelst speelt een verdere liberalisering vooral in de kaart van de grote multinationale landbouwbedrijven. Die voegen in landen als India of Brazilië lapjes landbouwgrond samen terwijl ze de lokale boeren overtuigen om hun kleinschalig landbouwbedrijfje in te ruilen voor een arbeidscontract. Volgens de ngo's gaat het om niets anders dan een moderne vorm van slavernij. "De Doha-ronde, die eigenlijk bedoeld was om ook de kleine landbouwbedrijven in het Zuiden meer kansen te geven, is daardoor geen verhaal van het rijke Noorden versus het arme Zuiden, maar van de grote multinationals tegen de kleine, familiale landbouwbedrijven", vervolgt Broeckx.

De economische macht van grote landbouwconcerns zoals Tate&Lyle, Monsanto, Cargill, Archer Daniels Midlands (ADM) en Bunge, neemt in elk geval toe. Nu al zijn die grote landbouwconcerns de belangrijkste leveranciers van grondstoffen voor de boeren. Zo controleert Monsanto een vijfde van de wereldmarkt in zaadgoed. Camiel Adriaens, de voorzitter van het Algemeen Boerensyndiaat, wees eerder al op de monopolisering van de zaadgoedproducenten. Tekenend voor hun machtspositie zijn de zogenaamde 'terminator seeds' van Monsanto. Die zaden zijn genetisch zo gemodificeerd dat de gewaasen die eruit ontkiemen, geen zaden meer voortbrengen waarmee de landbouwers een tweede generatie kunnen zaaien. De boeren zijn dus telkens opnieuw verplicht om zaden aan te kopen.

Tegelijkertijd zijn de grote landbouwconcers ook de grote afnemers van de landbouwproducten. Cargill, ADM en Bunge controleren nu al het grootste deel van de wereldhandel in graan, terwijl Bunge onlangs nog een megafusie aankondigde met Corn Products, de leverancier van alle granen aan Kellogg's. De kans dat de landbouwers als het ware 'gesandwicht' worden door volumespelers langs de aanbod- en afzetzijde is dan ook niet ondenkbeeldig.

Gabriël Ysebaert vindt dat de situatie vaak ten onrechte in zwart-wittermen wordt voorgesteld. Hij ziet de Belgische landbouwers evolueren tot volwaardige marketeers. "Het promoten van producten van eigen bodem zou nog meer opgang moeten vinden. Ook de landbouwers zullen moeten inspelen op het snobisme van de consument en bijvoorbeeld meer moeten hameren op de hoogwaardige smaak en textuur van de Belgische varkenshaasjes".(KS)

Bron: De Tijd

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek