De Standaard buigt zich over megastallen

In een uitgebreid online artikel belicht De Standaard-journaliste Ine Renson wat zij noemt het fenomeen “megastallen”. Ze heeft gesprekken met varkens- en kippenhouders die kiezen voor schaalvergroting en ze legt verbanden met de schakels voor en na de veehouders. Ook de milieudruk komt ter sprake. Nog tot kerstmis wil De Standaard dieper ingaan op het fenomeen van ‘megastallen’.

30 november 2020  – Laatst bijgewerkt om 30 november 2020 22:42

Onderzoeksreeks ‘De Veefabrieken’, zo kondigt De Standaard zelf de artikelenreeks over ‘megastallen’ aan. Het idee voor de reeks dook volgens journaliste Ine Renson op tijdens vorige projecten die ze maakte voor de krant, onder meer over de open ruimte en de bouwstop en over de impact van de droogte. “Wanneer ik op het platteland kwam, hoorde ik vragen over die grote stallen die plots opdoken in het landschap. Ik besloot mij te verdiepen in het fenomeen”, zegt ze tijdens een live-sessie op de website waar ze vragen van lezers beantwoordde.

Megastal = rode lap op een stier

Op de term megastallen die de journaliste in heel het artikel hanteert, komt er heel wat commentaar. “Zijn dit megastallen? Er is schaalvergroting zoals in veel sectoren. Maar in ons land zijn de stallen voor pluimvee bij de kleinste in de EU. Oké, het zijn grote stallen en je kan je vragen stellen bij het zakenmodel. Maar ‘megastallen’?”, vraagt onder meer Vlaams CD&V-parlementslid Robrecht Bothuyne zich af.

Renson heeft gemerkt dat het woord ‘megastal’ werkt als een rode lap op een stier, maar ze noemt dit een semantische discussie. “Er is geen definitie, zeker niet in Vlaanderen. Wel bestaat er een klassement volgens grootte. Die klasse 1-bedrijven zijn de grootste en je hebt er bijzondere vergunningen voor nodig omdat er een grote impact is op de omgeving. De formele definitie die de overheid  voor dit soort bedrijven hanteert, spreekt van stallen vanaf 40.000 kippen of vanaf 2.000 mestvarkens. Vlaanderen telt ongeveer 1.000 van dat soort bedrijven en daar wordt de helft van het vee gehouden.”

De statistieken van het Departement Landbouw en Visserij van 2018 geven voor mestvarkens in elk geval een ander beeld. In totaal gaat het voor vleesvarkens om 433 bedrijven die samen 2.000 mestvarkens of meer hebben, of zo’n 12 procent van alle vleesvarkensbedrijven. Zij houden samen 1,45 miljoen varkens van de 3,88 miljoen vleesvarkens die Vlaanderen telt, of net geen 38 procent. Voor vleeskippen dateren de cijfers van 2016 en die zijn dus niet meer volledig up-to-date. Wel geeft Statistiek Vlaanderen aan dat in 2019 een gemiddeld pluimveebedrijf 60.971 kippen telt.

Economisch verhaal

Volgens de journaliste van De Standaard is de drijfveer achter die groter wordende stallen zeer sterk economisch geïnspireerd. “Het is ingebed in het idee van massaproductie. Bij dit systeem schakelen bedrijven zich in in een wereldmarkt waar er tegen dumpingprijzen geproduceerd wordt en waarbij de consument in de supermarkt alleen het goedkoopste vlees wil. Dit duwt landbouwers, die de laatste schakel zijn in de keten, naar hele lage marges en dus grote volumes. Ze hebben veel dieren nodig om er een leefbaar bedrijf aan over te houden”, meent Renson.

Ze ziet dan dat bedrijven twee opties hebben. “Ofwel kiezen ze de vlucht vooruit en gaan ze voor schaalvergroting. Zeker in de Kempen leidt dat tot een situatie waarbij het gros van de stallen in handen zijn van bepaalde families die vaak meerdere vestigingen hebben. Die veehouders stellen zelf dat je een plek vooraan in het peloton nodig hebben om te overleven”, klinkt het. De andere optie is bewust kiezen voor kleinschalig.

Renson merkt op dat landbouwers niet uit dit systeem geraken. “Ze zitten vast in deze keten die hen steeds verder duwt naar een grotere productie. De winsten zitten niet bij de boer zelf, maar bij de veevoederfabrikanten en de vleesverwerkende bedrijven. Zij beheersen de keten en pushen de landbouwer naar een model waar ze meer voeder verkopen en meer vlees op de wereldmarkt kunnen brengen”, klinkt het defaitistisch. Al wordt ook de kanttekening gemaakt dat in deze onzekere coronatijden veel veehouders tevreden zijn dat deze keten toch ook zorgt voor een vangnet.

“Landbouwers zijn ook ondernemers”

De vraag dringt zich dan op in welke mate landbouw afwijkt van andere economische sectoren. Als het gaat om bedrijven uit andere sectoren, dan worden nauwelijks vragen gesteld bij schaalvergroting of concentratiebewegingen. In dat opzicht deed Vlaams landbouwminister Hilde Crevits recent nog een oproep in de Commissie Landbouw van het Vlaams Parlement om landbouwers te benaderen als ondernemers, ook bij het verlenen van vergunningen.

Ook op Twitter kwamen er opmerkingen in die zin. “Of het nu gaat om megastallen (steeds groter) of pakjesdiensten (steeds sneller) en alles altijd maar meer en goedkoper: globalisering zonder regels is een ‘race to the bottom. Het is tijd voor doordachte globalisering”, zegt Dirk Holemans van de denktank Oikos.

Volgens de West-Vlaams Milieufederatie en Bond Beter Leefmilieu mogen ‘megastallen’ niet vergeleken worden met supermarkten of webshops. “Die stallen veroorzaken geurhinder, mobiliteits- en gezondheidsproblemen. Als we niet opletten gaan Nederlandse multinationals met de winsten lopen en blijven wij achter met de mest en de overlast”, reageren zij op Twitter.

Niet toevallig vormen de impact op het milieu en op de omgeving van die ‘megastallen’ thema’s die De Standaard de komende weken nog verder aan bod wil laten komen.

Bron: De Standaard / eigen verslaggeving

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek