"Belgische mossel is veel te duur"
nieuwsDe Belgische mossel mag weer geoogst worden, laat het Voedselagentschap weten. Voor de Belgica-mossel van reder Versluys is dit te laat, maar zijn concurrent, de Stichting Duurzame Visserijontwikkeling, kan aan de slag. Professor Patrick Sorgeloos, de Gentse expert in de aquacultuur - de kweek van vissen, schaal- en schelpdieren - gelooft op termijn niet in de slaagkansen van de kwekers. "De Belgische mossel is onzin. Nooit zal hij met de Nederlandse kunnen concurreren. Zij hebben daar al tientallen jaren ervaring en lachen met wat hier aan het gebeuren is. Men zegt wel eens dat die Belgische mossel beter zal zijn, omdat hij zoveel zilter is, maar wie is bereid daar zoveel meer voor te betalen?"
Het probleem is dat de kweek in open zee technisch veel moeilijker en dus duurder is dan in de besloten Oosterschelde. "Je moet die mosselen beschermen tegen stormen en voorbijvarende schepen, wat heel veel geld kost, en veel risico oplevert op delen van oogsten die verloren gaan". Ook het risico op giftige stoffen, zoals een paar weken geleden, is volgens Sorgeloos veel groter in de Noordzee.
"Schadelijke uitbraken van algen heb je over de hele wereld. Je moet die heel goed in het oog houden, want in het verleden zijn daardoor ook in België en Nederland doden gevallen. Je krijgt die algenuitbraken vooral in heel voedselrijke wateren, zoals de Noordzee. In de Oosterschelde heb je die ook, maar veel minder". Het water van de Oosterschelde is eerder voedselarm. Daardoor is het ideaal om die mosselen schoon te spoelen, maar er zit weinig mosselzaad. Precies daarom scheppen de Nederlanders dat zaad uit de Waddenzee. Maar dat mag onder druk van de natuurverenigingen almaar minder, waardoor de mosselkweek in het gedrang komt.
Precies daar heeft Sorgeloos een oplossing voor: in de Noordzee voor onze kust zit bijzonder veel mosselzaad. Dat ziet elke jongen die op een golfbreker gaat wandelen. "Je zou dat zaad kunnen capteren aan touwen en aan de Nederlanders verkopen. Daar is een mooie boterham mee te verdienen. Je risico is veel kleiner omdat je maar over een periode van vier maanden werkt, van mei tot september, als ook het risico op zware stormen wat kleiner is".
Op lange termijn gelooft Sorgeloos evenwel dat mosselzaad opgekweekt zal worden in kweekinstallaties. In zijn laboratorium gebeuren nu al proeven daarvoor. "Wij werken mee aan een project samen met voederspecialist Inve Aquaculture uit Dendermonde en Roem van Yerseke, één van de grote producenten. Wij zijn het juiste voedsel aan het zoeken voor een dergelijke kweek". Wanneer die ooit rendabel zal zijn, is voor Sorgeloos nog koffiedik kijken. "Toen wij twintig jaar geleden begonnen met de garnalenkweek in broedhuizen, geloofde ook niemand daarin. Maar nu willen de kwekers geen broed meer uit de natuur: die uit de kweekinstallaties heeft een veel constantere kwaliteit".
Voedsel zoeken voor babyvisjes voor de kweek is namelijk dé specialiteit van de 'vakgroep voor dierlijke productie' van Sorgeloos. "We werken daar tegenwoordig met twaalf vakgroepen uit drie faculteiten van deze universiteit aan". Zijn labo ligt aan de grondslag van de artemia, een soort poeder dat, als je het in zeewater gooit, 's anderendaags al plankton oplevert. "Het voordeel ervan is dat alle vissen het graag lusten en dat het gezonde eiwitten oplevert".
Volgens Sorgeloos is het grote voordeel van de aquacultuur de voorspelbaarheid. "De natuur is een mooi ding, maar de productie gebeurt altijd met hoogtes en laagtes. Vandaar dat je elk jaar die berichten hebt over goede en slechte jaren in de mosselen. In welke mate dat public-relations is, en in welke mate wetenschap is een andere vraag, maar met aquacultuur krijg je dat onder controle, met de zekerheid dat je ziektes vermijdt. Je moet de visvangst vergelijken met de jacht. Moesten we daar nog van leven, dan liepen we hier niet met zes miljard rond op aarde".(KS)
Bron: Het Nieuwsblad