"Waakzaamheid voor vogelgriep mag niet verslappen"

In het kader van de bestrijdingsmaatregelen tegen vogelgriep moet elke pluimveehouder dieren laten onderzoeken bij verhoogde sterfte, wanneer de voeder- en wateropname met twintig procent afwijkt en wanneer er meer dan twee dagen een legdaling van meer dan vijf procent optreedt. Sinds het voorjaar worden echter steeds minder dieren voor onderzoek binnengebracht. Het Voedselagentschap maakt zich zorgen omdat de monitoring een belangrijk onderdeel is van het preventiebeleid.

Twee weken geleden schrikte de pluimveesector weer even op toen een geval van vogelgriep in het oosten van Duitsland werd vastgesteld. Voor de rest is het de laatste maanden heel stil geweest rond H5N1. Boerenbond waarschuwt dat dit geen reden is voor hoerastemming. "Het virus blijkt zich genesteld te hebben binnen de Oost-Europese populatie watervogels. We weten al langer dat deze vogels drager kunnen zijn van het vogelgriepvirus zonder dat ze er ziek van worden. Pas wanneer ze verzwakt zijn - bijvoorbeeld in de winter - worden de symptomen zichtbaar".

Boerenbond vreest dat het virus zich hierdoor ongemerkt kan verspreiden. "Het mag ons niet verbazen als er deze winterperiode in Oost-Europa meerdere haarden ontdekt worden. Tot hiertoe nam men aan dat vooral de nood-zuidtrekroute gevaren inhoudt voor de insleep van vogelgriep. Gezien de jongste ontwikkelingen moeten we dus ook de oost-westmigratie nauwlettend in het oog houden, zeker als het bij ons nog eens echt zou winteren. Samen met de wintergrens komen dan ook de eenden en ganzen naar hier afgezakt", zo luidt het.

De pluimveeorganisaties en het Voedselagentschap dringen er bij de kippenboeren op aan om de preventieve maatregelen niet in de wind te slaan. Om de administratieve last te verminderen, werd de zogeheten biosecuritylist lichtjes vereenvoudigd. In de toekomst zal de vragenlijst ook online aangeboden worden, zodat pluimveehouders dan enkel nog wijzigingen ten opzichte van het voorgaande jaar zullen moeten registreren.(KS)