nieuws

"Vlaanderen voert wel degelijk een geurhinderbeleid"

nieuws
Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Martens (sp.a) vroeg aan Vlaams leefmilieuminister Joke Schauvliege of het beleid inzake geurhinder wettelijk verankerd is en wanneer beleidsinstrumenten zoals de geuraudit, het geurbeheersplan en de code van goede praktijk kunnen worden ingezet om geurhinder te bestrijden.
23 november 2010  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 14:57

Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Martens (sp.a) vroeg aan Vlaams leefmilieuminister Joke Schauvliege of het beleid inzake geurhinder wettelijk verankerd is en wanneer beleidsinstrumenten zoals de geuraudit, het geurbeheersplan en de code van goede praktijk kunnen worden ingezet om geurhinder te bestrijden. Er wordt wel degelijk een geurbeleid gevoerd, verzekerde de minister.

“Ook al is geurhinder niet eenduidig te definiëren en vaak moeilijk te meten, door onderzoek staat wel vast dat geurhinder naast geestelijke aantasting van het welzijn ook kan leiden tot lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, braakneigingen, verstoring van de slaap, verlies van eetlust en stress”, zegt Vlaams parlementslid Bart Martens.

Als structureel probleem inzake geurhinder noemt hij het vilbeluik en slachtafvalverwerkingsbedrijf Rendac vanwege de inplanting in woongebied. “Al meer dan 10 jaar worden over de geurhinder die dat bedrijf veroorzaakt in de gemeenten Denderleeuw, Affligem en Liedekerke vragen gesteld in het Vlaams Parlement”, zegt Martens. “Vlaanderen beschikt dan ook niet over structurele regelgeving inzake het inperken van geurhinder zodat er geen maatregelen kunnen worden genomen die een definitief einde stellen aan de overlast.”

Martens ziet nochtans een begin van oplossing in heel wat onderzoeken die het probleem duiden en voorstellen voor remediëring formuleren, waartoe hij onder meer het visiedocument ‘De weg naar een duurzaam geurbeleid’ van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) rekent. Hij wou daarom van de minister weten waarom het voorgestelde beleid nog niet geconcretiseerd werd en waarom op Europees niveau nog geen regels ontwikkeld werden.

Minister Schauvliege gaf aan dat zij beroep doet op het visiedocument van LNE dat de krijtlijnen heeft uitgezet voor de uitbouw van een Vlaams geurbeleid. Een beleid dat volgens Schauvliege al volop uitgevoerd wordt waarbij ze voorrang geeft aan maatregelen met een voldoende ruim draagvlak. Zo is de laatste jaren de registratie en opvolging van geurklachten bij gemeenten sterk toegenomen en geprofessionaliseerd onder impuls van het milieuklachtenregistratie- en opvolgingsysteem.

In het in februari van dit jaar opgemaakte MER-richtlijnenboek ‘Landbouwdieren’ is een belangrijk hoofdstuk opgenomen met betrekking tot de geurproblematiek van varkens- en pluimveestallen. Schauvliege laat weten dat zij nog een omzendbrief zal opmaken waarin alternatieve systemen voor de beperking van geurhinder bij bestaande veeteeltbedrijven worden beschreven. Die omzendbrief moet een leidraad vormen bij het hervergunnen in situaties waar sprake is van geurhinder.

“Sectorale geurnormen introduceren in de VLAREM-milieuwetgeving kan voor sectoren met veel gelijkaardige bedrijven een zinvolle aanpak zijn”, zegt Schauvliege. “In het verleden werd daarvoor een lijstje met probleemsectoren opgesteld waartoe onder meer varkenshouderijen, slachterijen, brouwerijen, textielbedrijven, rioolwaterzuiveringsinstallaties en groencomposteerders behoren. Ook enkele ‘nieuwe’ potentiële bronnen van geurhinder zoals de afvalverwerkende industrie en mestverwerkingsinstallaties komen hiervoor in aanmerking.” De minister stelt dat de voorstellen voor sectorale geurkwaliteitsnormen reeds in heel wat individuele situaties als beoordelingskader worden gebruikt.

“Maar de Milieu- en Natuurraad adviseerde om die geurnormen niet sectoraal te introduceren omdat de raad twijfels heeft bij de flexibiliteit, kosten en nauwkeurigheid van de meetmethode van zo’n systeem”, legt Schauvliege uit waarom zij focust op maatregelen die wel worden ondersteund. “Voor atypische bedrijven zoals Rendac is een aanpak via de bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning sowieso meer aangewezen”, voegt de minister er nog aan toe.

De administratie van Schauvliege is recent gestart met de invulling van de code van goede praktijk voor de opmaak van geurbeheersplannen en geuraudits, wat eind 2011 moet uitmonden in handige werkinstrumenten voor zowel diegenen die de geurhinder veroorzaken als voor de
overheden die de verantwoordelijkheid hebben om burgers te beschermen tegen onaanvaardbare hinder.

De inhoud van de code is geen formele verplichting, maar een vorm van zelfregulering. “Het succes zal dus sterk afhankelijk zijn van de motivatie van de sector om de geurproblematiek aan te pakken”, zegt Schauvliege. Zij wacht de gesprekken met de verschillende stakeholders af om te bekijken hoe die code van goede praktijk verankerd kan worden in een rechtsgrondslag.

“Op Europees vlak beweegt vooral een en ander wat betreft de standaardisatie van meettechnieken”, laat de minister nog weten. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een nieuwe Europese norm die grotendeels is gebaseerd op de expertise die de voorbije jaren met betrekking tot zogenaamde ‘snuffelmetingen’ is opgebouwd in Vlaanderen, en waarmee de techniek ook in Europa een algemeen aanvaarde werkwijze wordt.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek