"Commercialisering hernieuwbare energie te traag"

De technologie voor hernieuwbare energiebronnen staat grotendeels op punt. "Vooral hernieuwbare energie heeft een groot potentieel en bewijst dat het rendabel is, maar het vindt moeilijk zijn weg naar de markt", zegt Dirk De Keukeleere van Vito. De Vlaamse regering legt daarom de komende drie jaar zeven miljoen euro extra op tafel, maar dat noemt De Keukeleere in De Standaard slechts een eerste aanzet.

Vlaanderen staat in Europa bij de koplopers op het vlak van onderzoek naar nieuwe energie- en milieutechnologieën, maar hinkt achterop als het gaat om de ontwikkeling en de commercialisering ervan. "Voor onderzoek naar kernenergie worden veel grotere bedragen uitgetrokken dan de zeven miljoen euro van de Vlaamse regering. Als de regering binnen drie jaar de geldkraan opnieuw dichtdraait, zijn de investeringen bovendien een maat voor niets".

De Keukeleere dringt aan op structurele programma's die duidelijke accenten leggen. Een structureel investeringsklimaat is trouwens nodig wil Vlaanderen de Europese doelstellingen halen. Zo heeft Europa beslist dat alle lidstaten tegen 2010 zes procent van alle energie uit hernieuwbare energiebronnen moet halen. Vlaanderen haalt nu net geen twee procent.

De technologie van zonne-energie bijvoorbeeld is zeer duur. "In Vlaanderen ontbreekt het aan steunmaatregelen van de overheid en de sector. Architecten en aannemers weten er ook bitter weinig over en bieden het hun klanten zelden aan. Zij moeten een mentale klik maken", zegt De Keukeleere. Op het vlak van windenergie doet Vlaanderen wel veel inspanningen, vooral offshore. "Maar dat vraagt tijd om rendabel te zijn". Ook de ontwikkeling van biobrandstof, zoals biodiesel en bio-ethanol, staat hoog op het Vlaamse verlanglijstje.

"Maar daar staan we nog nergens", aldus De Keukeleere. Europa vraagt dat 5,75 procent van alle brandstoffen tegen 2010 biologisch is. Vlaanderen haalt nu amper 0,1 procent. Momenteel rijdt één Lijnbus in Hasselt op zuivere plantenolie en twintig Leuvense stadsbussen gebruiken een mengsel van 5 procent biodiesel en 95 procent gewone diesel. Voor de rest zijn er nog een handvol personenwagens die op plantenolie rijden.