We moeten een nieuwe, creatieve deal maken met het platteland
OpinieIn de landbouw zijn niet alleen nieuwe recepten nodig, schrijft bioboer Bavo Verwimp in een opiniestuk. De hele keuken is aan vernieuwing toe.
Iedereen heeft een mening over het platteland. Nepboeren dreigen de “fermettisering” van het platteland in de hand te werken. Wat we niet willen is duidelijk. Maar hoe we het wel moeten aanpakken, is voer voor discussie. Het gaat over natuur, recreatie en wonen op het platteland, maar uiteraard ook over de landbouw.
In het voorjaar startte minister van Landbouw Jo Brouns (cd&v) het proces voor een nieuwe langetermijnvisie op de landbouw. Er kunnen heel wat bedenkingen gemaakt worden bij dat initiatief. Maar of je nu voor of tegen het beleid van Brouns bent, zijn aanpak verdient het voordeel van de twijfel. Want eindelijk is er iemand die op zijn minst probeert om iets verder te denken dan de huidige legislatuur.
In veel bedrijven wordt vaak niet verder geredeneerd dan enkele kwartalen. Want dát telt voor de aandeelhouders. In de politiek denkt men vaak vooral tot aan de volgende verkiezingen. Maar de landbouw is een sector waar geredeneerd moet worden in veel langere cycli. Dat heeft uiteraard te maken met de grote hoeveelheid kapitaal die er nodig is, in verhouding tot de omzet. Investeringen worden vaak gemaakt voor een termijn van minstens twintig jaar. Maar ook de productie zelf vraagt langetermijndenken. Want een gezonde veestapel bouw je niet op in twee jaar. Fruitbomen beginnen pas echt te dragen na vier à vijf jaar. Een voedselbos kijkt nog veel verder. Boeren zijn dus echt blij met het idee om te werken aan een perspectief op langere termijn.
Het is dan uiteraard te hopen dat het geen oude wijn in nieuwe zakken wordt. Want nu de prijzen voor heel wat producten zoals melk en rundvlees pieken, is de verleiding groot om verder te werken op het huidige elan. Heel wat bedrijven halen opgelucht adem en verdienen momenteel veel geld. Daarover wordt stilletjes gezwegen.
70 à 80 uur werken
Als het over de langere termijn gaat, zijn er twee onaangename waarheden die we niet kunnen negeren, twee uitdagingen voor de landbouw van de eenentwintigste eeuw. Voor wie voedsel produceert, is de klimaatverstoring veel meer voelbaar dan voor andere takken van de samenleving. In Vlaanderen hebben we de afgelopen jaren duidelijk te maken met hittegolven, droogte, waterschaarste. Maar in andere delen van Europa zoals bijvoorbeeld Portugal en het zuiden van Spanje is het nog veel erger. Daar dreigt landbouw haast onmogelijk te worden. Graasweides voor het vee veranderen in een droge steppe. De watervoorraden voor intensieve tuinbouw raken er uitgeput. Wie zijn ogen open houdt, ziet dat we de onzekerheden van de klimaatverandering niet mogen negeren.
Een tweede hindernis zijn de lonen. Hoewel er momenteel enkele sectoren hoge ogen gooien, het blijft een gegeven dat wie voedsel produceert veel moet werken voor een laag loon. Boeren die 70 à 80 uren per week werken voor een bescheiden loon, zijn geen uitzondering. En over vakantie spreken we beter niet. Boer Lander Thyssen getuigde er niet lang geleden over in De Standaard: “Tijd voor onszelf zit er voorlopig niet in.” Hij heeft duurzame keuzen gemaakt voor zijn bedrijf. Dat past volledig in de kwetsbare omgeving van de Noorderkempen. Hij lijkt de wissel op de toekomst in handen te hebben. Maar tegen welke prijs?
In de statistieken zijn er enkele takken van de landbouw die beter scoren. We denken dan bijvoorbeeld aan de glastuinbouw. De bedrijfsleider heeft daar inderdaad een goed loon. Maar wie echt tussen de tomaten staat, plukt daar de vruchten niet van mee. Niet te verwonderen dat er in de serres nauwelijks mensen uit de buurt werken. Zonder seizoenarbeiders uit onder andere Oost-Europa lukt het niet in de sectoren met veel plukwerk. Het blijft een onaangename waarheid dat wie werkt in de productie van voedsel (en andere goederen), veel minder verdient dan in de handel of dienstensector. Niemand kaart die ongelijkheid aan.
Minister Brouns heeft dus gelijk dat het tijd is om een langetermijnvisie te ontwikkelen over de aanpak van onze voedselproductie. Want met alleen enkele nieuwe technologische snufjes zullen we er niet raken. We hebben niet alleen nieuwe recepten nodig. De hele keuken is aan vernieuwing toe. We hebben nood aan andere denkkaders, nieuwe paradigma’s.
Uiteraard kijken we daarvoor naar het beleid. Ook de Europese Unie heeft recent aangekondigd dat er wordt nagedacht over een nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid. Maar al van voor de start wordt erbij vermeld dat landbouw het met minder middelen zal moeten doen. In onzekere tijden blijft het vreemd dat er gekozen wordt om meer geld te voorzien voor wapens en minder voor voedsel. Puur strategisch gezien kun je daar heel wat vragen bij stellen. Maar de trend is duidelijk.
Wie vindt dat boeren zich alleen mogen bezighouden met de productie, veroordeelt een ganse sector tot de armoede
Grillige markten
Boeren zullen voor hun inkomen steeds minder steun van de overheid moeten verwachten. Ze zullen het zelf moeten doen. Ze moeten meer ondernemer worden. Boeren kunnen het zich dus niet meer permitteren om alleen te focussen op de technische kant van de medaille. De vaardigheid van de verkoper is minstens even belangrijk. Risicobeheer is meer dan ooit aan de orde, tegen het licht van de moeilijke klimaatomstandigheden. De grillige markten dwingen boeren tot meer flexibiliteit in hun onderneming. Dat zijn allemaal aspecten die horen bij het ondernemen.
In de praktijk gaat dat over de gekende paden van de hoevewinkel, de boerderijcamping en groene zorg. Maar het gaat nog veel meer over nieuwe creatieve ideeën. Daarvoor is het nodig om los te komen van het keurslijf van de rigide wetgeving en te zoeken naar oplossingen op maat. Boeren zullen letterlijk en figuurlijk ruimte moeten krijgen. Want wie vindt dat zij zich alleen mogen bezighouden met de productie, veroordeelt een ganse sector tot de armoede. Creatief ondernemen vereist een ruimtelijke omgeving, waar handel en diensten ook een deel van de boerderij zullen vormen. De toekomst is aan de boerderijen die gonzen van bedrijvigheid, die een kruispunt vormen van economische en sociale activiteiten. Dat geldt uiteraard niet voor iedere boer. En niet iedere activiteit past binnen de ruimtelijke draagkracht van het Vlaamse platteland. Maar kleinschalige en creatieve ondernemers, zijn zeker niet altijd “nepboeren”.
Het is duidelijk dat we kansen moeten creëren voor ondernemers die voedsel produceren. Voor de echte boeren dus. En dan zitten we uiteraard snel bij het spanningsveld met de “fermettisering”. Maar als boeren creatief moeten zijn, kunnen we dat van het beleid ook verwachten. Nieuwe instrumenten zoals de contractuele en tijdelijke vergunning, een verdieping van het concept van “actieve landbouwer”… Er zijn tal van maatregelen mogelijk, maar het vraagt een nieuwe deal met het platteland. Als boeren de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw moeten torsen, zal het niet alleen over landbouw en voedsel gaan, maar ook over de ruimte waarin ze werken en ondernemen.
Met dit opiniestuk, dat eerder in de krant De Standaard verscheen, wil de auteur een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.
De auteur:
Bavo Verwimp is landbouweconoom en specialist plattelandsontwikkeling bij VLM, daarnaast runt hij bioboerderij De Kijfelaar in Noorderwijk.
