nieuws

Project-MER-screening voor allé intensieve veebedrijven

nieuws
In het verleden werd louter op basis van het aantal dierplaatsen op een intensief veebedrijf uitgemaakt of het nodig was om de milieugevolgen te screenen van een uitbreiding of nieuwbouw. Het Europees Hof van Justitie aanvaardde dit niet zodat Vlaanderen de verplichtingen rond de project-MER-screening heeft bijgestuurd. Het Departement Leefmilieu legt uit hoe de vork in de steel zit.
7 oktober 2012  – Laatst bijgewerkt om 14 september 2020 14:19

In het verleden werd louter op basis van het aantal dierplaatsen op een intensief veebedrijf uitgemaakt of het nodig was om de milieugevolgen te screenen van een uitbreiding of nieuwbouw. Het Europees Hof van Justitie aanvaardde dit niet zodat Vlaanderen de verplichtingen rond de project-MER-screening heeft bijgestuurd. Het Departement Leefmilieu legt de laatste hand aan een brochure die uitlegt hoe de vork in de steel zit.

In een arrest van 24 maart 2011 oordeelde het Europees Hof van Justitie dat de Vlaamse regels voor de milieueffectbeoordeling van projecten niet in overstemming zijn met de Europese richtlijn ter zake. Vlaanderen hanteerde drempelwaarden om uit te maken of projecten op hun milieueffecten gescreend moeten worden. De noodzaak van een project-MER-screening werd dus alleen beoordeeld op basis van de omvang van het project, zonder rekening te houden met andere relevante criteria zoals de aard en ligging van het project.

De Vlaamse overheid heeft nu een nieuwe lijst - zonder drempelwaarden - van projecten opgesteld die onder de screeningsplicht vallen. Voortaan wordt geval per geval beslist of er al dan niet aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn ten gevolge van het concrete project en of er dus al dan niet een milieueffectrapport opgemaakt moet worden.

In de land- en tuinbouwsector zijn het enkel de intensieve veeteeltbedrijven die een extra milieubeoordeling van hun project moeten uitvoeren. Maar wanneer is een veeteeltbedrijf ‘intensief’? “In Vlaanderen worden alle varkens-, kippen- en mestkalverbedrijven waarvoor een milieuvergunning (klasse 1 en 2) nodig is, beschouwd als intensieve veehouderijen”, verduidelijkt de dienst Milieueffectrapportagebeheer van het Departement Leefmilieu in een brochure die binnenkort gepubliceerd wordt. Melkvee- en vleesveebedrijven hoeven dus niet te vrezen voor een zwaardere vergunningsprocedure.

Ongeacht hun omvang zijn alle intensieve veeteeltbedrijven screeningsplichtig, ook als zij in agrarisch gebied liggen. “Uiteraard is er een groot verschil tussen een bedrijf met 250 vleesvarkens of één met 2.500 vleesvarkens zodat de diepgang van de project-MER-screening afhangt van bijkomende criteria”, lezen we in de brochure. Een meer uitgebreide screening van de milieueffecten kan nodig zijn bij een groot bedrijf of een forse uitbreiding. Ook een volledig nieuw bedrijf, een bedrijf gelegen in of nabij woon- of natuurgebied en een nieuwbouw of uitbreiding in een omgeving met andere projecten kunnen grondiger op hun milieugevolgen onderzocht worden.

Als indicatie voor de grootte van een bedrijf gebruikt de overheid de IPPC-drempels van de gelijknamige Europese richtlijn: 40.000 plaatsen voor pluimvee, 2.000 plaatsen voor vleesvarkens van meer dan 30 kilo of 750 plaatsen voor zeugen. Mestkalverbedrijven hebben geen IPPC-drempelwaarde. Daarom wordt voor deze bedrijven een stal met 2.500 kalverplaatsen als richtwaarde gebruikt. Ligt het aantal dieren boven de IPPC-drempels of zijn er bijkomende criteria (ligging, cumulatie met andere projecten, enz.) van toepassing, dan is een uitgebreidere screening aangewezen. In de andere gevallen zal een eenvoudige project-MER-screening meestal volstaan.

Niet elke wijziging aan een intensieve veehouderij valt onder de screeningsplicht. Dat geldt enkel voor uitbreidingen die een rechtstreeks gevolg hebben op de capaciteit van het bedrijf, zeg maar het aantal dieren”, vertelt het Departement Leefmilieu. Wijzigingen aan opslagtanks voor stookolie of de bouw van een machineloods hoeven dus niet gescreend te worden op hun milieueffecten.

Aan de hand van een invulformulier, dat nog beschikbaar wordt gesteld door het Departement Leefmilieu, gaat de vergunningsaanvrager na of zijn project aanzienlijke effecten kan hebben op het milieu. Indien hij op het einde van de nota tot de conclusie komt dat dat effectief het geval is, zal de vergunningverlende overheid hem verplichten een studiebureau onder de arm te nemen dat een milieueffectenrapport kan opstellen. De screeningsnota zelf is op vraag van Boerenbond zo eenvoudig mogelijk gehouden zodat de landbouwer ze zelf kan invullen.

Meer info: project-MER-screening

Bron: eigen verslaggeving/Boer&Tuinder

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek