Opmars wild leidt tot meer ongevallen met wilde dieren

Het Natuurhulpcentrum in Opglabbeek moet steeds meer wilde dieren opvangen. De populaties reeën en vossen stijgt, net zoals de ongevallen, waarbij ze betrokken geraken. "Mei is de drukste maand", legt bioloog Frederik Thoelen uit. "Veel dieren zijn dan op zoek naar een nieuw territorium en steken daarbij de weg over".

Auto-ongevallen, waarbij wilde dieren betrokken raken, zijn in deze periode schering en inslag in het bosrijke Limburg. Everzwijnen brengen in de Voerstreek niet alleen schade toe aan de landbouw, maar zijn vaak ook betrokken bij ongevallen. 

"De dieren zijn aan een opmars bezig", legt Frederik Thoelen, bioloog van het Natuurhulpcentrum in Opglabbeek, uit. "Niet alleen everzwijnen, maar ook reeën vossen doen het goed. Dat is trouwens het geval in heel Europa".

In 2008 ving het centrum 160 reeën op, vorig jaar waren het er 205. "Dat is toch een opmerkelijk verschil. De helft van die dieren raakte betrokken bij een ongeval. Het andere deel zat verstrikt, bijvoorbeeld in een tuinomheining".

De grote piek situeert zich begin mei. De moeders maken zich op voor de paartijd. Ze jagen hun jong van vorig jaar weg, dat elders een nieuwe thuis moet zoeken. De mannetjes bakenen hun territorium af, waarbij ouderen hun jongere collega's wegjagen. Ook die moeten op zoek naar een nieuwe leefomgeving, waardoor ze soms genoodzaakt zijn een gevaarlijke weg over te steken.

"We nemen maatregelen om zo veel mogelijk ongelukken te voorkomen. We plaatsen wildreflectoren en waarschuwingsborden voor de bestuurders. Maar je kan niet elk dier redden", besluit Thoelen.