Italië verliest maandelijks 20 miljoen euro door Afrikaanse varkenspest
interviewItalië heeft de afgelopen twee jaar 140.000 varkens gedood in de strijd tegen de Afrikaanse varkenspest. Vooral Piëmont in het noordwesten van het land is zwaar getroffen, niet toevallig ook de regio met veel kleine varkensbedrijven in open lucht, en een grote populatie wilde zwijnen in de Apennijnen. Het land zet echter alles op alles om zijn beroemde varkensvlees opnieuw vrij te produceren en te verhandelen.
Sinds 2022 houdt de Afrikaanse varkenspest (AVP) de Italiaanse vleesindustrie in de tang. Francesco Feliziani is het hoofd van de National Reference Centre for Swine Fever, en pleit voor zware middelen om de ziekte zo snel mogelijk uit Italië te bannen.
Feliziani situeert de probleemgebieden in Piëmont, Ligurië, Lombardije, Romagna en Toscane. Ruwweg het noordwesten van Italië dus. Ook in de landelijke gebieden rond Rome bevindt zich een kleine cluster, al is die volgens Feliziani bijna uitgeroeid, net als de kleine infectieclusters in Campanië en Calabrië. “De situatie varieert sterk van regio tot regio”, zegt Feliziani. “Vanuit de niet-getroffen gebieden gaat de export van vers varkensvlees gedeeltelijk door, onder meer naar België. China heeft een volledige stop gezet op alle Italiaans vlees, ongeacht de regio. Naar schatting verliest Italië elke maand zo’n 20 miljoen euro door de exportban.”
Uitroeiing
Boeren die werken binnen een regio’s met virushaarden, hebben nog minder mogelijkheden om hun vlees te vermarkten. “Ze mogen hun producten verkopen binnen diezelfde besmette regio, maar export naar een andere regio is verboden”, zegt Feliziani. “Producten die veilig zijn, mogen wel verkocht worden. Gekookte producten bijvoorbeeld zijn vrij van het virus. Gedroogd vlees zoals Parmaham ook, omdat we hier zitten met een lang droogproces. Andere producten zoals salami of salchicha (worst, red.) zijn niet veilig.
Italië heeft er dus alle belang bij om het virus zo snel mogelijk uit te bannen. Feliziani spreekt van een ‘eradication plan’, een uitroeiingsplan, en dat mag gerust letterlijk worden genomen. Er bestaat geen beschikbaar en veilig vaccin tegen AVP, en de mortaliteitsgraad bij besmette dieren is nagenoeg 100 procent. Alle zieke dieren, en dieren die in contact zijn gekomen met zieke dieren, worden preventief afgemaakt. “Een zware maatregel, maar nodig om het virus in te dijken”, zegt Feliziani.
Afmaken kan enkel gebeuren op bevel van een veearts, en dit gebeurt onder strikte bioveiligheidsmaatregelen. Ook het transport van de karkassen gebeurt volgens een strikt protocol.
Vorig jaar probeerde een boer tevergeefs een uitbraak op zijn boerderij te verbergen. De dieren zijn afgemaakt, de boer werd niet gecompenseerd en moet voor de rechtbank verschijnen
Verzwegen infecties
Niet elke boer voelt er echter wat voor om zijn varkensstapel af te slachten. “Hun medewerking is nochtans erg belangrijk”, zegt Feliziani. “Boeren krijgen een compensatie voor hun verliezen, maar dat is enkel op de voorwaarde dat ze alle preventieve maatregelen voor AVP opvolgen. Vorig jaar was er een boer die tevergeefs probeerde om een uitbraak op zijn boerderij te verbergen. Dit had grote gevolgen voor de regio, want het virus kreeg er vrij spel. Lang verhaal kort: de dieren zijn afgemaakt, de boer werd hiervoor niet gecompenseerd en hij moet voor de rechtbank verschijnen.”
Hoe huiveringwekkend de ziekte ook moge wezen, voor mensen is er niet onmiddellijk een risico. “Het virus is niet schadelijk voor mensen. Maar we kunnen wel drager zijn. Soms zelfs gewoon via je schoenzolen. In de praktijk gebeuren heel veel besmettingen op deze manier, via mensen die actief zijn op verschillende varkensbedrijven. Daarom worden er dus onder andere desinfectiematten gebruikt, en vele andere bioveiligheidsmaatregelen. Het heeft niet veel zin om om heel je varkensbedrijf te omwallen met hekken tegen wilde zwijnen, wanneer je een vrij verkeer van mensen hebt, want zij brengen net zo goed het virus over.”
Deze bioveiligheidsmaatregelen worden echter niet altijd tot op de letter opgevolgd. “Je weet hoe het is”, zegt Feliziani. “Mensen zijn even wat nonchalant, of ze willen tijd winnen, en zijn even minder strikt. En dat heeft gevolgen.”
In vergelijking met de gesloten varkensbedrijven, is het bioveiligheidsniveau in de kleine backyard farms erg slecht
Backyard farms
Een andere drager van het virus zijn wilde varkens, die zich nu en dan mengen met de boerderijdieren. “Dit is vooral een probleem in het noordwesten van het land. Je hebt er erg veel kleine backyard farms (achtertuinboerderijtjes) voor eigen consumptie. Vergeleken met de gesloten varkensbedrijven in het noordoosten van het land, is het bioveiligheidsniveau er erg slecht. De gesloten bedrijven doen het vele malen beter dan de boerderijen waar dieren in open lucht gekweekt worden. Als veiligheidsmaatregel omwallen boeren hun weides met een omheining, maar in veel gevallen zijn dat slechts houten palen met netten. Een wild zwijn breekt daar zo door, en dan heb je vermenging met de boerderijpopulatie.”
“Het is overigens ook niet eenvoudig om degelijk hekkenwerk te bouwen in deze bergachtige regio’s”, voegt Feliziani nog toe. “Wanneer België met besmettingen te maken kreeg in 2018, lag het landschap er veel gunstiger om de ziekte onder controle te houden.”
Oost versus west
Feliziani ziet landen als België en Duitsland wel als voorbeeld om het virus in te dijken. “In België is het virus in twee jaar uitgeroeid. Dat is een zeer interessante case. Er is zeer doortastend opgetreden om de ziekte uit te roeien. Ook Duitsland is dichtbij dit einddoel. Zij zaten met een verspreiding van de oostgrens naar het midden van Duitsland, en dat is duidelijk via de mens gebeurd.”
Voor Italië is er licht aan het einde van de tunnel, maar het zal nog zeker drie tot vijf jaar duren, met zware maatregelen
Volgens Feliziani had de situatie in Italië er veel gunstiger voor gestaan indien men sneller had gehandeld. “Bij de eerste infecties in Piëmont, ijverden we om de besmette zone stevig af te bakenen met hekkenwerk om verdere verspreiding via wilde zwijnen te vermijden. Maar daarop kwam veel tegenwind, onder andere van jagers en paddenstoelenplukkers. Die discussie duurde lang genoeg om het virus de kans te geven uit deze afgebakende zones te ontsnappen. Zoals je weet hebben we met de Appenijnen een lange bergketen die dwars door het land loopt, en daar broeit het van de wilde zwijnen.”
Toch gelooft Feliziani dat Italië op zijn huidige koers het virus zal bedwingen, zelfs al zal het voor het noordoosten van het land wat langer duren. “De ziekte bestrijden kost echter veel geld. West-Europese landen kunnen zich permitteren om doortastend op te treden, en getroffen boeren te compenseren. Dat laatste is erg belangrijk, want als dit niet gebeurt, krijg je onvermijdelijk mensen die besmettingen verzwijgen, wat het virus alleen maar aanwakkert. Maar dat is een heel ander verhaal in Oost-Europese landen zoals Polen, Hongarije en Bulgarije. Hun inspanningen zijn onvoldoende om de ziekte te bevechten. En zeker in de Balkan zitten we met een virusreservoir dat overal kan uitdeinen. Zij hebben de situatie schromelijk onderschat en hebben niet genoeg geld om harder op te treden. Er is een grote kans dat AVP endemisch wordt in Oost-Europa. Voor Italië is er gelukkig licht aan het einde van de tunnel, maar het zal nog zeker drie tot vijf jaar duren, met zware maatregelen.”

Bron: Eigen berichtgeving