Helft van de huismussen is verdwenen

Sinds 1980 is een op de zes broedvogels in Europa verdwenen. Dit komt neer op ongeveer 600 miljoen vogels. Vooral veelvoorkomende soorten zoals de huis- en ringmus, de gele kwikstaart, de spreeuw en de veldleeuwerik namen af. Dat meldt de Vlaamse natuurvereniging Natuurpunt op basis van Europees onderzoek.

16 november 2021  – Laatst bijgewerkt om 16 november 2021 17:17

Wetenschappers van de Royal Society for the Protection of Birds, BirdLife International en het Tsjechisch Instituut voor Ornithologie onderzochten 378 van de 445 inheemse, Europese broedvogelsoorten. Volgens de studie nam het aantal vogels tussen 1980 en 2017 af met 17 tot 19 procent, wat neerkomt op zo'n 560 tot 620 miljoen minder vogels. In feite zijn er in die periode zo'n 900 miljoen vogels verloren gegaan, maar dit staat tegenover een toename van ongeveer 340 miljoen bij sommige soorten dit het beter deden. Het meest opvallende is de zeer grote achteruitgang binnen een klein aandeel soorten van onze meest voorkomende broedvogels. Die zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de verliezen.

Achteruitgang van de huismus

Zo is de eens alomtegenwoordige huismus  het zwaarst getroffen. Sinds 1980 heeft de huismus 50% van zijn populatie verloren, in totaal 247 miljoen vogels. Zijn naaste verwant, de ringmus, heeft ook 30 miljoen vogels verloren. Vooral de ringmus is het slachtoffer van de veranderingen in het landbouwbeleid en -beheer die tot intensivering en minder ruimte hebben geleid. Maar ook in steden zijn het aantal huismussen achteruit gegaan. De redenen voor deze stedelijke achteruitgang zijn niet zo duidelijk; maar kunnen verband houden met voedseltekorten, de verspreiding van vogelmalaria of de effecten van luchtvervuiling.

Naast de huismus is ook gele kwikstaart, nog een soort van het platteland, sterk achteruit gegaan met 97 miljoen minder individuen. Daarna volgt de spreeuw met 75 miljoen – in de jaren 70’was de soort nog in volle opmars - en veldleeuwerik met 68 miljoen minder individuen.

De reden voor deze achteruitgang moet gezocht worden in de veranderde landbouwpraktijken en toegenomen intensivering

Gerard Driessens - Vogelspecialis Natuurpunt

Akker- en weidevogels

Bij het vergelijken van populaties per habitat werden de hoogste totale verliezen gezien bij akker-en weidevogels, wat eerder al uit andere studies naar voren kwam. “De reden voor deze achteruitgang moet gezocht worden in de veranderde landbouwpraktijken en toegenomen intensivering”, zegt vogelspecialist Gerard Driessens.  Als groep zijn de lange-afstandstrekkers, zoals de fitis en de gele kwikstaart, ook proportioneel meer afgenomen dan andere groepen, evenals waadvogels zoals de kievit en de morinelplevier.

Bescherming

De sterkste daling van het aantal vogels voltrok zich in de jaren tachtig en negentig, maar gelukkig is het tempo van de achteruitgang het afgelopen decennium afgenomen. In de EU bieden de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn wettelijke bescherming aan prioritaire soorten en habitats, waarvan is aangetoond dat ze de vogelsoorten ten goede komen en de bescherming van habitats verbeteren.

“Zo zijn zeven soorten roofvogels de afgelopen decennia toegenomen als gevolg van een verhoogde bescherming en de vermindering van het gebruik van pesticiden en vervolging (zoals jacht en stroperij). Maar ook door de implementatie van gerichte herstelprojecten”, zegt Gerard Driessens bij Natuurpunt. “Het lijdt geen twijfel dat de achteruitgang bij veel soorten nog erger zou zijn geweest zonder de invoering van die maatregelen. De achteruitgang van veel voorkomende en zeer algemene broedvogels, toont aan dat we hier nog op grotere schaal gaan moeten op inzetten. Vooral voor het behoud van weide- en akkervogels en van lange-afstandstrekkers die in Europa broeden is er nog veel werk.”

Het volledige rapport kan je hier lezen.

Bron: Eigen berichtgeving

In samenwerking met: Natuurpunt

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek