Exotenbestrijding
duidingOp een warme zomerochtend midden juni zetten we nog voor dag en dauw koers naar het Waasland. Aan de oevers van de Stekense vaart ontmoeten we de rattenvangers van RATO, een vzw die exoten en andere schadelijke dier- en plantensoorten bestrijdt. De prooi van vandaag drijft een paar honderden meters verder nietsvermoedend op het water: een veertigtal ganzen. Nog geen uurtje later hebben de bestrijders de vogels met twee kano’s en een motorboot in een vooraf opgestelde kooi gedreven en maken ze zich op voor een volgende afvangst. Tegen het einde van het jaar zullen ze meer dan 2.000 – voornamelijk Canadese – ganzen gevangen hebben. In de buurt van waterwegen, plassen of meren vormen ze een steeds groter probleem. En zoals dat ook geldt voor ander ongewenst bezoek als duiven, kraaien, konijnen en everzwijnen, zijn landbouwers ook de ganzen liever kwijt dan rijk.
Hoe is het zo ver gekomen?
In de eerste plaats is het belangrijk een onderscheid te maken tussen winter- en zomerganzen. Winterganzen, zoals de kolgans, de (kleine) rietgans, en populaties van de grauwe gans en de brandgans strijken aan het begin van het winterseizoen in Vlaanderen en Nederland neer, maar vliegen tijdens de broedperiode terug naar hun noordelijke broedgebieden in Denemarken, de Noorse eilandengroep Spitsbergen en de Russische toendra. Zomerganzen, daarentegen, resideren het jaar rond in de Lage Landen. En dat is een betrekkelijk recent fenomeen, zo blijkt: sinds het einde van de twintigste eeuw komen onder meer de grauwe gans, de Canadese gans, de brandgans, de Nijlgans en de Magelhaengans ook tot broeden in onze contreien. De laatste decennia hebben deze ganzen zich sterk verspreid en zijn hun aantallen exponentieel gegroeid. Van al deze ganzensoorten is de grauwe gans de enige die oorspronkelijk tot de avifauna van de Lage Landen behoorde. Ze verdween in België in de negentiende eeuw, maar is sinds de jaren 50 terug als verwilderde afstammeling van vogels die uitgezet zijn in het Zwin. Alle andere soorten zijn exotische soorten, oftewel “exoten”. Het kunnen ontsnapte uitheemse parkvogels zijn (ganzen die dus niet op eigen kracht tot hier zijn geraakt) of populaties inheemse ganzen die zich hebben vermengd met ontsnapte parkvogels en achtergebleven wintergasten.
Wat maakt van deze ganzen nu ongewenste bezoekers?
Doordat er steeds meer zomerganzen zich permanent vestigen in Vlaanderen en hun populaties zo sterk aangroeien, ontstaat er overlast. In de eerste plaats bedreigen ze de inheemse biodiversiteit door de vernieling van habitat, agressief gedrag, verdrukking van inheemse soorten, ziekteoverdracht, enzovoort. Door de zwemvliezen aan hun grote poten worden water- en oeverplanten vertrappeld. Bovendien zijn de dieraantallen op sommige plaatsen zo hoog dat het water vervuild raakt door de mest. Ganzen verschansen zich vaak en graag op het water, maar het zijn grazers die hun voedsel op land zoeken. Vooral wanneer de zomerganzen op plundertocht gaan tijdens het groeiseizoen, zorgen ze voor overlast. In Vlaanderen loopt de schade jaarlijks in de honderdduizenden euro’s. Maar ook in recreatie- en natuurgebieden, op ligweides, graslanden, begraafplaatsen, parken, enzovoort, richten ze vaak een behoorlijke ravage aan.
Grensoverschrijdende ganzenbestrijding
Dit alles heeft ervoor gezorgd dat men zowel in Vlaanderen als in Nederland is gaan beseffen dat er actie nodig is om de dieren een halt toe te roepen. Al snel werd ook ingezien dat er een grensoverschrijdende samenwerking nodig was om tot een efficiënte aanpak te komen: zomerganzen houden geen rekening met grenzen tussen gemeenten, provincies of landen. Met Europese steun bundelden 24 partners uit Vlaanderen en Zuid-Nederland de krachten via het Invexo-project, een driejarige Europese Interreg-samenwerking die in 2012 afliep. Invexo staat voor ‘Invasieve exoten in Vlaanderen en Zuid-Nederland’ en richtte zijn aandacht op grote waternavel, Amerikaanse vogelkers, de stierkikker en zomerganzen.
Samen sterk
In Vlaanderen waren onder meer Inagro, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen, de Vlaamse Milieumaatschappij en de Vlaamse overheid betrokken bij het Invexo-project, in de overtuiging dat enkel een integrale, duurzame aanpak zou werken om de schade en overlast door zomerganzen op een efficiënte manier te beperken. Doel van de samenwerking was onder meer het in kaart brengen van de problematiek met behulp van (simultaan)tellingen, waarvoor werd samengewerkt met Natuurpunt Studie. De meest voorkomende soort is de grauwe gans, in West- en Oost-Vlaanderen samen goed voor ongeveer 3.800 exemplaren in 2011, gevolgd door 1.922 Canadese ganzen. Van zowel de nijlgans, boerengans als brandgans werden minder dan 1.000 stuks geteld. Met uitzondering van de grauwe gans en de boerengans, die in beide provincies ongeveer evenveel bleken voor te komen, werden alle ganzensoorten in veel grotere aantallen in Oost-Vlaanderen waargenomen.
Bestrijding op verschillende fronten
Om het aantal ganzen terug te brengen tot een beheersbare populatie, stelden de verschillende partners van het Invexo-project een integraal beheerplan op. Ganzen kunnen meer dan twintig jaar oud worden, en de vrouwtjes leggen vanaf hun derde levensjaar jaarlijks meestal vier tot zeven eieren. Daarom is het belangrijk vooral de volwassen ganzen terug te dringen en op die manier een rem te zetten op de aangroei van de populatie. Dat kan via een combinatie van jacht, afvangst en het prikken van de eieren om het broedsucces te beperken. Het schudden en prikken gebeurt in het begin van het broedseizoen, de afvangst tijdens de zomermaanden juni en juli, en de jacht, gecoördineerd door de Hubertusvereniging Vlaanderen, gaat in het najaar door.
Rattenvangers die op ganzen jagen
Terwijl allerhande vrijwilligers, waaronder ook landbouwers, gemobiliseerd worden om in het voorjaar op zoek te gaan naar ganzennesten, vereist de afvangst van ganzen een gespecialiseerde zevenkoppige ploeg van kloeke rattenvangers, omgeturnd tot ganzenjagers en uitgerust met motorboten en kajaks. Zij benadrukken dat afvangst noodzakelijk is, want als je de dieren gewoon zou verjagen, dan hebben ze meer energie nodig en zullen ze elders méér eten, waardoor het probleem enkel verergert. De ganzen zijn het gemakkelijkst te vangen wanneer ze in de rui zijn, hun slagpennen verliezen en gedurende een periode van ongeveer vier tot vijf weken niet kunnen vliegen. Vaak groeperen ze zich dan op open plassen en waterlopen, waardoor ze makkelijk kunnen gevangen worden in grote fuiken met netten op de oever. Afvangsten gebeuren vaak in gebieden waar jacht niet mogelijk of niet toegelaten is. Als er andere, beschermde soorten worden gevangen, dan worden die weer vrijgelaten. Gemiddeld werden er tijdens het driejarige Invexo-project jaarlijks 2.300 ganzen gevangen. Het gros van de gevangen vogels waren Canadese ganzen (88 procent) en boerenganzen (8 procent).
Gans en Frietje
De gevangen ganzen worden met een spuitje geëuthanaseerd en afgevoerd naar het vilbeluik. In tegenstelling tot Nederland, waar initiatieven worden ontwikkeld om de consumptie van ganzenvlees te stimuleren, bestaan er in Vlaanderen wettelijke beperkingen waardoor de gevangen dieren niet in de voedselketen terecht kunnen en mogen komen. De door jagers geschoten exemplaren vormen hierop een uitzondering. Gezien de gigantische hoeveelheden vlees die zo verloren gaan (duizenden ganzen van gemiddeld zes kilo) gaan er ook in Vlaanderen verschillende stemmen op om deze juridische beperking ongedaan te maken. Om de consumptie van bejaagde ganzen een duwtje in de rug te geven, lanceerde Inagro een campagne onder de naam ‘Gans en Frietje’, waarin de culinaire mogelijkheden van ganzenvlees op een rijtje worden gezet: ganzenpaté, gerookte ganzenborst, confit, hamburgers, gebraad,…
Van Invexo tot RINSE: de strijd gaat door
Dit jaar verliep de afvangst binnen het RINSE-project, ‘Reductie van de Impact van Invasieve Niet-inheemse Soorten in Europa’, de opvolger van Invexo. De intensieve bestrijding van de laatste jaren lijkt zijn vruchten af te werpen: er zijn voor het eerst merkelijk minder Canadese ganzen gevangen, wat wijst op een verminderde populatie. Ook het onderzoek van de populatie aan de hand van de tellingen wijst in die richting. Anderzijds lijken de populaties brandganzen stevig aan te groeien in Vlaanderen, wat in de toekomst voor de nodige problemen zou kunnen zorgen. De brandgans is in tegenstelling tot de Canadese en de grauwe gans namelijk een beschermde soort en is niet bejaagbaar.
Boer vs gans
Er wordt dus wel degelijk vooruitgang geboekt, maar voor de landbouwer zijn de problemen nog lang niet de wereld uit. Wanneer ganzen schade aanrichten op landbouwakkers, heeft de boer twee mogelijkheden: indien het een jachtwildsoort (Canadese of grauwe gans) of een niet beschermde soort (nijlgans, boerengans) betreft kan hij zijn jager of wildbeheereenheid contacteren, die naargelang de grootte van de ganzengroep al dan niet kan ingrijpen. Wanneer het om beschermde soorten gaat (bijvoorbeeld brandgans) of dieren die uit natuurgebied komen, dient hij een aanvraag in tot vergoeding via het wildschadebesluit. In dat geval moet binnen de vijf dagen een schadeclaim worden overgemaakt aan het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), dat de schadevergoeding al dan niet zal toekennen.
Bekijk ook de video over exotenbestrijding in de VILT-videozone.