Toepassing van gengewas vraagt doordachte aanpak
Sommige suikerbieten zijn door genetische wijziging ongevoelig gemaakt voor het breedwerkende herbicide glyfosaat. Na één sproeibeurt gaat al het onkruid dood, maar de bietenplanten blijven overeind. Vroegere Farm Scale Evaluations hadden aangetoond dat akkers met glyfosaat-ongevoelige suikerbiet veel minder onkruidzaden bevatten dan een niet-genetisch gewijzigde teelt. Zaden in landbouwvelden vormen een belangrijke voedingsbron voor vogels. Ook insecten bleken onder de plantenarmoede te lijden.
Wetenschappers van het Britse Broom's Barn Research Station, die ook meewerkten aan de Farm Scale Evaluations, hebben in een nieuwe studie op verschillende experimentele velden suikerbiet getest of de biodiversiteit verbetert door op andere tijdstippen te spuiten met het glyfosaat. Vooral als vroeg in het seizoen gespoten werd, bleek het later opschietende onkruid voor veel zaad te zorgen in het najaar zonder dat daarbij de opbrengst van de bietenoogst verminderde. Een bijkomend voordeel was dat met glyfosaat maar een of twee keer gespoten moest worden. Bij de conventionele behandeling met andere middelen zijn vier tot vijf beurten nodig om het onkruid weg te krijgen, met in totaal zes of zeven verschillende gifstoffen.
De timing van die ene sproeibeurt met glyfosaat blijkt wel belangrijk, want een slechte keuze kan te veel onkruid opleveren, waardoor de bietenoogst vermindert. "Ons onderzoek toont in ieder geval aan dat met een goed gekozen beheer, er in het najaar voldoende zaad voor vogels kan zijn", schrijven Mike May en zijn collega's in het vakblad Proceedings of the Royal Society B: Biological Sciences.
Britse tegenstanders van genetisch gewijzigde gewassen merken op dat de vroege sproeibeurt het zaadgebrek naar het voorjaar verschuift, omdat het krachtige herbicide dan al het vroege onkruid de das omdoet. Dat de studie financiële steun kreeg van een vereniging van biotechnologiebedrijven, roept ook vragen op over de onafhankelijkheid van het onderzoek.