"Stabiel landbouwareaal bemoeilijkt bosuitbreiding"
nieuwsDe kwantitatieve doelstelling om 10.000 hectare bijkomend bos te creëren, wordt vandaag bij mijn weten door niemand in vraag gesteld. De timing is ook minder belangrijk dan de realisatiegraad, maar het dient gezegd dat de lat in 1997 wel bijzonder hoog werd gelegd, aldus de minister van Ruimtelijke Ordening. Volgens Van Mechelen zijn de oorzaken waarom de doelstelling niet gehaald werd zeer divers. Om te beginnen, kon pas in 2004 na de goedkeuring van een eerste deel van de VEN-afbakening - de eigenlijke discussie over de gelijkwaardige afbakening van landbouw, natuur en bos van start gaan.
De voorbije vier jaar werd een enorme stap voorwaarts gezet. Voor het volledig Vlaamse grondgebied zijn alle landbouw-, natuur- en bosgebieden in detail onderzocht. Er zijn soms discussies tot op perceelsniveau. Binnen het overlegproces zijn de mogelijkheden voor de versterking van de natuur- en bosstructuur concreet afgetoetst met de lokale besturen en belangengroepen van de diverse stakeholders, aldus Van Mechelen, die erop wijst dat de op te maken ruimtelijke uitvoeringsplannen vastgelegd zijn in concrete actieprogrammas. Als we enige verdienste hebben, is het dat hiermee een fundamentele basis is gelegd voor het ruimtelijke beleid voor de open ruimte voor de volgende decennia.
Van Mechelen herinnert eraan dat bij de goedkeuring van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in 1997 niet werd vastgelegd waar de bijkomende bossen moesten ingeplant worden. Door dat gebrek aan concrete selecties is een eigenaardig soort nimbyfenomeen ten aanzien van bos ontstaan bij de lokale besturen, waarbij men de bosuitbreiding als hete aardappel naar andere gemeenten of regios wil doorschuiven. In bosarme regios zoals West-Vlaanderen stelt men dat bossen er niet thuishoren, terwijl men in Limburg zegt dat er al genoeg bos is".
Nog een belangrijk obstakel is het huidige landbouwareaal. Bij de opmaak van de plannen ging men er destijds vanuit dat het landbouwgebruik zou blijven afnemen en dat er daardoor op een organische manier voldoende grond zou vrijkomen om te bebossen. Vandaag kunnen we alleen maar vaststellen dat het grondgebruik nagenoeg gelijk gebleven is. De landbouw wordt immers met nieuwe vragen en uitdagingen geconfronteerd, zegt Van Mechelen. Ieder voorstel voor een zinvolle bosuitbreiding stoot bijgevolg op de begrijpelijke bezwaren van de in dat gebied aanwezige landbouw.
De minister stelt vast dat gronden in landbouwgebruik die de voorbije tien jaar bestemd werden als bos- of uitbreidingsgebied in veel gevallen vandaag nog steeds in landbouwgebruik zijn en dat er geen enkele garantie is dat deze gebieden in de toekomst effectief bebost zullen worden. Het louter bestemmen van bosgebieden zonder dat er gelijktijd concrete aankoop- of inrichtingsprojecten in een dergelijk gebied worden opgestart, leidt in de praktijk al te vaak tot papieren plannen. We zullen in de toekomst nog actiever moeten inzetten op onder andere gebiedsgerichte projecten die als doel hebben de ruimtelijke uitvoeringsplannen effectief uit te voeren.
Van Mechelen verwacht veel van enkele projecten voor het buitengebied die recent werden goedgekeurd. Daarbij financiert de Vlaamse overheid per project een projectleider die de regie in die gebieden moet voeren en de afstemming tussen planning en uitvoering moet garanderen. Het gaat om projecten voor de Demervallei van Diest tot Werchter en de vallei van de Weesbeek in Herent, Kortenberg en Kampenhout in de provincie Vlaams-Brabant, het parkbos Gent in Oost-Vlaanderen, en de Maasvallei en het gebied De Wijers in Limburg.(KS)