Leterme proeft opnieuw wat optimisme bij boeren

In veel land- en tuinbouwsectoren zijn er geen minimumprijzen en verhoogde productiekosten kunnen niet doorgerekend worden aan de verbruiker. Ook de Vlaamse overheid kan en mag niet rechtstreeks ingrijpen op dat marktgebeuren. "Bij mijn vele contacten met boeren en tuinders voel ik toch opnieuw wat vertrouwen in de toekomst", antwoordde minister-president Leterme op een vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Jos De Meyer (CD&V) over de toekomstperspectieven voor de land- en tuinbouw.

Wie de land- en tuinbouw pessimistisch wil benaderen, heeft de statistieken voor het uitkiezen. In 2003 stopten 2 198 bedrijven hun activiteiten. De sector telt veel late betalers en steeds meer landbouwers dragen hun eigendom- of exploitatierechten over aan de bio-industrie. Het netto-inkomen van de boeren daalde vorig jaar met liefst 17,4 procent.

"Belangrijk voor ondernemers is dat zij geloof hebben in hun sector en dat zij zich gesteund weten door het beleid van de overheid", aldus Leterme. "We hebben de taak aan een beleidskader te werken waarbinnen boeren en tuinders hun bedrijf moeten kunnen uitbouwen en zich wapenen tegen zowel interne als externe evoluties in de sector".

Vervolgens somde Leterme een hele reeks initiatieven op die de voorbije maanden genomen zijn. Daarbij zijn heel wat initiatieven om de kwaliteit van de vorming, de voorlichting en het onderzoek in de land- en tuinbouwsector te bevorderen. Zo onderzoekt de landbouwadministratie momenteel elf e-learning projecten die moeten toelaten dat landbouwers zich straks kunnen bijscholen via internet.

Andere in het oog springende maatregelen waren de rondetafel voor biobrandstoffen, de hervorming van de quotaregeling, de implemenatie van de MTR, de versnelde afbakening van de agrarische structuur, de oprichting van een telersvereniging in de diepvriesgroentensector, de verrruimde actieradius van het VLIF en de acute noodmaatregelen van het voorbije najaar in de tuinbouwsector.

De maatregelen in voorbereiding hebben onder meer betrekking op de coëxistentie met GGO's, een wijziging van de VLIF-reglementering, aangepaste fokkerijstructuren en een flankerend beleid in het kader van het Sigma-plan en de Scheldeverdieping.