Fair trade-kleding garandeert katoenboer minimumprijs
nieuwsHet lot van sommige katoenboeren in Afrika is minstens zo schrijnend als dat van de textielarbeiders. Ze hebben ze te lijden onder de concurrentie van zwaar gesubsidieerde katoen uit het Westen, die het steeds moeilijker maakt om de Afrikaanse katoenteelt winstgevend te houden. Max Havelaar brengt daarom nu ook fair trade-kleding op de markt, die de Afrikaanse boeren een minimumprijs garandeert.
Zo'n 10 miljoen West-Afrikanen zijn van de katoenteelt afhankelijk voor levensonderhoud en economische ontwikkeling. In landen als Benin, Mali, Burkina Faso, Tsjaad en Togo is katoen goed voor 37 tot 71 procent van de export. Het is een gewas dat in die landen bijzonder goedkoop verbouwd kan worden. Veel goedkoper dan in Europa of de Verenigde Staten. Toch zijn het de katoenboeren uit de westerse wereld die het de West-Afrikanen lastig maken.
De Amerikaanse katoenboeren zijn met 25.000 - vierhonderd maal zo weinig dus als de Afrikaanse boeren. Toch slagen ze erin 17 procent van de wereldproductie en 37 procent van de wereldexport voor hun rekening te nemen. Dat is mogelijk door de 4 miljard dollar subsidies die de boeren jaarlijks krijgen. Dat is meer dan het bruto nationaal product van Burkina Faso. De VS zijn niet het enige land dat het de Afrikaanse katoenboeren lastig maakt door de binnenlandse productie te subsidiëren. Ook Europa en China doen dat, zij het in mindere mate.
In 2003 vonden de West-Afrikaanse landen dat het welletjes was. Ze kaartten het katoendossier aan tijdens de vergadering van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Cancún. Vergeefs. Het was uiteindelijk Brazilië dat het rechtstreeks tegen de Verenigde Staten zou opnemen en bij de WTO een klacht indiende tegen de Amerikaanse productiesubsidies en exportkredieten. Het haalde op alle vlakken gelijk. Zowel in eerste aanleg als in beroep werden de Amerikaanse subsidies veroordeeld omdat ze tegen de WTO-regels ingaan en de wereldwijde katoenprijzen kunstmatig drukken.