Roland De Paepe - VLM
duidingDe geschiedenis van VLM gaat terug tot 1935, met name het ontstaan van de Nationale Maatschappij voor den Kleine Landeigendom. Dat is iets helemaal anders dan het wegwerken van mestoverschotten?
Roland De Paepe: De economische crisis van de jaren dertig zorgde voor hoge werkloosheid en een massale uittocht van het platteland naar de steden. Om die toestroom binnen de perken te houden, werd de maatschappij opgericht als eerste overheidsinstelling van het toenmalige landbouwministerie. Het takenpakket bestond uit de aanmoediging van de kleinlandbouw, de verbetering van huisvestingsvoorwaarden en de verbetering van de bodemkwaliteit. Plattelandsbewoners kregen woningen aangeboden aan interessante condities, maar hier stonden ook wel enkele verplichtingen tegenover. Zo moesten nieuwe eigenaars zich engageren om minimaal een aantal dieren te houden, op het einde waren dat nog konijnen.(lacht)
In 1970 werd de instelling omgedoopt tot Nationale Landmaatschappij. Toen was ruilverkaveling reeds de absolute topprioriteit. Hoeveel landbouwgrond werd de voorbije decennia verkaveld in Vlaanderen?
Je mag er van uitgaan dat sinds de start in 1956 bijna 180.000 hectare een ruilverkaveling ondergaan heeft, wat ruim een kwart is van de totale oppervlakte die de agrarische sector inneemt. Dat lijkt veel, maar dat is het niet in vergelijking met Nederland, waar de open ruimte veel minder versnipperd is en de boeren een veel groter aandeel van de grond in eigendom hebben. Op die manier is het natuurlijk veel makkelijker om te verkavelen.
De milieubeweging heeft in het verre verleden de ruilverkaveling altijd bestreden?
Ruilverkaveling was een zuiver landbouweconomisch gericht instrument, hé. Veertig jaar geleden verkeerde de aandacht voor het landschap misschien al in een embryonale fase, maar natuur was hoegenaamd geen issue. Ik herinner me een project in Meigem waarbij een hele bomenrij gemakshalve werd omgehakt hoewel dat niet eens op de plannen vermeld stond. Typische valleien werden letterlijk met de grond gelijkgemaakt. Toch waren het niet alleen groene jongens die verzet aantekenden. Toen ik amper in dienst was, werd een ruilverkaveling in Aalter afgeblazen door het lokale protest van kleine landeigenaars die hun familiale grondeigendom voor geen geld van de wereld wilden ruilen. De kwestie lag destijds ook in het Waasland heel gevoelig. Ik heb er eens een vergadering moeten afbreken om aan woedende boeren te ontsnappen.
Bestaan er cijfers over de natuur die toen verloren gegaan is?
Nee, maar sinds tien jaar moet in het kader van het natuurdecreet bij elk ruilverkavelingsproject wel een balans opgemaakt worden. De verhouding tussen natuur die verdwijnt en extra natuur die gecreëerd wordt, moet minstens neutraal zijn. Typerend voor de ruilverkaveling is dat onze kredieten vroeger afkomstig waren van het landbouwministerie, terwijl we die nu krijgen van het departement Leefmilieu. Tegenwoordig bestuderen we minutieus alle mogelijkheden die aanwezig zijn in ruilverkavelingsgebieden, met de bedoeling om een win-winsituatie te creëren voor zowel de landbouw- als natuursector. Om misverstanden te vermijden: ook voor de landbouwers blijft de ruilverkaveling een interessant instrument.
In Asse stond de milieubeweging enkele maanden geleden te springen voor een ruilverkaveling als tegengif voor de sluipende verstedelijking, maar de lokale boeren stellen het nut in vraag.
Uitgerekend in Vlaams-Brabant hebben we projecten afgewerkt met een heel goede mix tussen landbouw en natuur, denk maar aan de ruilverkavelingen in Vissenaken, Hoegaarden en Bollebeek. Het laatste project heeft trouwens plaatsgevonden op een deel van het grondgebied van de gemeenten Asse en Merchtem. Bij deze ruilverkaveling zijn de landbouweconomische baten voor de boeren onbetwistbaar: de gemiddelde kadastrale oppervlakte in het projectgebied is verdubbeld, het aantal percelen is gehalveerd en bovendien liggen ze vandaag veel dichter bij de bedrijfszetels. Of dit uiteindelijk in Asse zal leiden tot een nieuw project zal de tijd uitwijzen. Boerenbond is in elk geval vragende partij opdat er opnieuw meer middelen zouden vloeien naar ruiverkaveling. In de praktijk zijn het vooral jonge landbouwers die het belang van dit instrument erkennen. Uitbollende boeren zonder opvolger zitten niet te wachten op een optimalisering van hun bedrijfsstructuur, maar vrezen vooral de extra administratie en mogelijke conflicten…
Treden er nog wel eens spanningen op in ruilverkavelingsgebieden?
Bij elk project zijn er spanningen. Maar we doen veel meer dan vroeger aan procesbegeleiding. We praten meerdere keren met alle betrokken actoren en kiezen resoluut voor een vraaggerichte aanpak, zowel in de opstartfase als bij de uitvoering. Als een gemeentebestuur niet wil meewerken, komt een project heel moeilijk van de grond. En als de landbouwers in Asse niet geïnteresseerd zijn in een ruilverkaveling, dan zal die er niet komen. Twintig boeren moeten immers vragende partij zijn vooraleer we van start kunnen gaan, tenzij de minister de beslissing ambtshalve doordrukt.
Hoeveel wordt er vandaag eigenlijk nog verkaveld in Vlaanderen?
Tien ruilverkavelingen zijn in uitvoering, goed voor een oppervlakte van 16.960 hectare. Negen andere projecten zijn in onderzoek. Recent startte de minister een studie op naar het nut van een project in Kinrooi op vraag van Scana Noliko en in Gooik is de plaatselijke landbouwraad vragende partij. Om positieve maatregelen te nemen voor de boeren in het dossier van het Gentse Parkbos werd het onderzoeksgebied van dit project aangepast.
Wat is de balans van een halve eeuw ruilverkavelingen?
Er is prachtig werk geleverd. Ondertussen is de filosofie natuurlijk helemaal veranderd: vroeger gingen we bij de boeren prediken om alstublieft groen licht te geven voor een ruilverkaveling. Nu kijken we waar zich welke problemen voordoen om vervolgens te analyseren welk instrument we best inzetten, met name ruilverkaveling, landinrichting of natuurinrichting. Eigenlijk zouden we met nog meer modules moeten kunnen werken om nog flexibeler op reële behoeften te kunnen inspelen. Een nadeel van de ruilverkaveling is dat het een veel te log instrument is voor arealen van slechts twintig à dertig hectare.
U klinkt positief, maar de landbouwstructuur is nog altijd versnipperd.
We hebben dat fenomeen onderzocht. Blijkt dat de structuren van een ruilverkaveling meer dan één generatie overleven. De versnippering van het landbouwareaal is veel intenser gebeurd buiten de ruilverkavelingsgebieden. Eigenlijk zou het hele platteland moeten ingericht worden.
Sinds twee jaar beschikt VLM over een plattelandscel. Wat doet die precies?
Met heel beperkte middelen hebben we die cel opgestart. De twintig medewerkers fungeren als beheersdienst voor beheersovereenkomsten, geïntegreerde plattelandsinitiatieven en Leader-projecten. Daarnaast moeten we ook pilootprojecten beheren zoals die van de buurtwinkels en zorgnetwerken, en werken we aan een globale visietekst over het Vlaamse plattelandsbeleid die de minister nog dit jaar wil afgerond hebben. Daar zal geen generieke toverformule in staan, want het plattelandsbeleid is nu eenmaal een gebiedsgerichte materie. Zo sturen we architecten samen met agrarische constructeurs op pad om na te gaan hoe de gebouwen van de toekomst er in de diverse streken het best kunnen uitzien.
Sinds 2001 sluiten jullie beheersovereenkomsten met landbouwers. Wat hebben die tot vandaag opgeleverd?
Het gaat om onder meer 200 kilometer heggen, tachtig hectare houtkanten, zeven hectare poelen, 1.300 hectare perceelsranden, 500 hectare grasgangen, 750 hectare beschermingsmaatregelen voor weidevogels en hamsters, enzovoort. Voor al die maatregelen werd tot hiertoe ruim 66 miljoen euro uitbetaald, waarvan 57 miljoen naar de beheersovereenkomst ‘water’ in kwetsbaar gebied vloeide. Meer dan 3.400 boeren hebben momenteel een overeenkomst.
Niet alle pakketten zijn even succesvol. Denk aan het botanisch beheer.
Dat is een zware overeenkomst waarbij strenge beperkingen gelden. Bovendien vrezen landbouwers dat hun bedrijfsvoering op termijn nog meer aan banden gelegd zal worden door de natuurwaarde die eventueel ontstaat op hun perceel. Op dit ogenblik hebben we zo’n 200 hectare aan dergelijke overeenkomsten. Eigenlijk is dat niet eens een slecht resultaat.
De natuurverenigingen zijn niet overtuigd van de globale milieu-impact van de beheersovereenkomsten.
In het verleden werd de milieu-impact onvoldoende gemeten waardoor we hierover geen concrete inschatting konden maken. Sinds twee jaar worden de beheersovereenkomsten wel meer gebiedsgericht ingezet door de inschakeling van bedrijfsplanners. En vanaf volgend jaar starten we op vraag van Europa met de monitoring van de beheersovereenkomsten, die moeten evolueren naar een instrument op maat dat landbouwers toelaat om natuur- en milieudoelstellingen te halen.
De golfterreinen zijn in opmars, de leem- en grindwinning zijn niet te stuiten en er staan heel wat waterprojecten in de steigers. In welke mate kunnen de flankerende landbouwmaatregelen die geconcipieerd werden in functie van het Sigmaplan soelaas bieden?
De geraamde budgettaire weerslag van de flankerende landbouwmaatregelen in het Sigmaplan bedraagt 43,7 miljoen euro. Die enveloppe ligt klaar. Daarnaast worden maatregelen zoals de opmaak van gevoeligheidsanalyses en landbouweffectenrapporten ook al bij andere projecten geïntegreerd. Dat is bijvoorbeeld gebeurd bij de opmaak van de delfstoffenplannen. Alles hangt af van wat vrijwillig door de initiatiefnemer van een project wordt voorzien. Die initiatiefnemers kunnen energiemaatschappijen, havenbesturen of overheidsinstanties zijn, met inbegrip van gemeentebesturen. Dus ook bij kleinere infrastructuuringrepen bestaat de mogelijkheid om bedreigde boeren intensief te begeleiden. Het decreet over de grondenbank stipuleert trouwens dat boeren steeds kunnen vragen om hun gronden uit te ruilen. In feite zou dat op een gestructureerde manier moeten gebeuren om ook bij kleinschalige projecten naakte onteigeningen te vermijden. We bereiden momenteel een voorstel van decreet voor om dit te realiseren. Bijvoorbeeld bij de upgrade van de N8 tot expresweg zouden automatisch flankerende landbouwmaatregelen moeten voorzien worden.
Een van de meest controversiële maatregelen is de grondenbank die bijna twee jaar geleden werd opgericht.
De idee voor de oprichting van een grondenbank is al 25 jaar oud, hé. Bij velen leefde al die tijd het gevoel dat dit instrument nodig is, maar het blijft erg gevoelige materie. Toch zijn we blij dat VLM zijn expertise met grondzaken kan aanwenden om het beheer van lokale grondenbanken in goede banen te leiden. Momenteel hebben we een 15-tal overeenkomsten met initiatiefnemers. In hun opdracht kopen en ruilen we gronden. Het principe moet nog wat rijpen bij een aantal betrokkenen, maar op de diverse beleidsniveaus verandert de mentaliteit heel snel. Onlangs heeft een gemeente gevraagd om een lokale grondenbank op te richten naar aanleiding van de uitbreiding van een woongebied dat minder dan tien hectare beslaat. Een goede zaak, want een grondenbank is niet alleen functioneel bij megalomane projecten.
Je hoort boeren wel eens beweren dat een grondenbank in bepaalde gebieden per definitie niet kan werken.
Het klopt dat de mogelijkheden van regio tot regio verschillen. De moeilijkste gebieden zijn geïsoleerde zones. Maar als het zoekgebied vrij ruim omschreven is, vinden we altijd geschikte ruilgronden. Naast de geografische factor speelt ook de timing een belangrijke rol. Met de oprichting van een grondenbank moet op tijd begonnen worden, want je mag van ons niet verwachten dat we in amper twee jaar tijd voldoende gronden kunnen verwerven als het om grote ingrepen gaat. Wat we nodig hebben, is eigenlijk een grondenbank die functioneert over het hele Vlaamse grondgebied, los van projecten. Op die manier zullen ook individuele boeren er te allen tijde gebruik van kunnen maken. In sommige landbouwkringen vreest men echter dat hierdoor de grondprijs gevoelig kan stijgen…
Durft u beweren dat de Mestbank intussen een boervriendelijke organisatie geworden is?
Aan de oprichting van de Mestbank is een lange discussie voorafgegaan over de instelling die de mestoverschotten moest gaan beheren. Ik herinner me de talloze nota’s waarin we argumenteerden dat VLM hiervoor de geschikte partner van de overheid zou zijn. Ik denk dat dit voor de landbouwers een schitterende keuze geweest is, weliswaar mét vallen en opstaan. In het andere geval was nu OVAM bevoegd voor het mestdossier, begrijp je? Bruggen bouwen op het platteland is nu eenmaal een complexe oefening...