Geert Van Hulle (sectorvoorzitter groenteteelt Boerenbond)

"Elke tuinbouwteelt heeft zijn eigen kenmerken"
3 april 2019  – Laatste update 4 april 2020 15:54
Lees meer over:

Brengen de aardappelen, granen en suikerbieten goed op, dan was het een geslaagd jaar voor een akkerbouwer. In de tuinbouw is de verscheidenheid zo groot dat het veel moeilijker is om een seizoen in één zin te vatten. Enerzijds heb je glastuinbouw, anderzijds vollegrondsgroenteteelt en de oogst van die laatste kan dan weer bestemd zijn voor de veilingen of voor de verwerkende industrie. Met Geert Van Hulle, sectorvakgroepvoorzitter bij Boerenbond, verwerven we meer inzicht in groenteteelt en in de teelt van ‘babyleaf’ waar hij zich op toelegt. De droogte komt uiteraard ter sprake, evenals de uitdagingen of zeg maar problemen waar groentetelers voor staan met het nieuwe mestactieplan.

Als sectorvakgroepvoorzitter tuinbouw bij Boerenbond verdedig je de belangen van een groep landbouwers die uitblinkt in verscheidenheid: aardbeientelers, tomatentelers, slatelers, … en telkens zijn er producenten die voor beschutte teelt onder glas kiezen en anderen die de grillen van de weergoden in openlucht trotseren of, in het geval van tomaten, wel in een serre telen maar in volle grond in plaats van in substraat. “Elke teelt heeft zijn eigen specifieke kenmerken”, zegt Geert Van Hulle, die zich specialiseerde in sla en meer bepaald in babyleaf. Dat is sla die niet als krop geoogst wordt, maar waarvan de blaadjes gemaaid worden. Door verschillende variëteiten te mengen (rode en groene eikenbladsla, rucola, lola rosa, mosterdkruidsoorten, enz.) is het eindproduct een mooi pallet van kleuren.

Alle babyleaf op het tuinbouwbedrijf in Torhout (West-Vlaanderen), dat Geert samen met zijn zoon uitbaat, wordt in bedden gezaaid van 1 à 1,2 meter breed en groeit in vollegrond, twee hectare in een serre en nog eens anderhalve hectare in de buitenlucht. Oogsten gebeurt met een machine die de slablaadjes vlak boven de grond maait. Het geoogste product moet vrij van onkruiden zijn, maar dat vraagt steeds meer handarbeid. “Herbiciden verdwijnen in snel tempo van de markt zodat we de overblijvende onkruiden moeten wieden. De onkruidbestrijdingsmiddelen die ons nog resten, zijn zo weinig doeltreffend dat we de omschakeling naar bio overwegen.”

Biologische slatelers beheersen onkruid met een vals zaaibed en onkruidbrander, en door te wieden. Dat lijkt Geert niet onoverkomelijk, maar hij ziet andere obstakels zoals de ziektedruk. “Voorlopig beraden we ons nog want de stap naar bio blijft toch groot: Zullen de klanten daarin meegaan? Hoe gaan we witziekte onder controle kunnen houden? De overheid zou er zich toch van bewust moeten zijn dat groenteteelt moeilijk lukt zonder effectieve bescherming tegen ziekten en plagen. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat ganse oogsten verloren gaan. Ben je zelf ziek, dan ga je naar de dokter en krijg je een geneesmiddel. Ik zie niet in waarom dat in de plantenwereld anders zou moeten zijn.”

slateelt.babyleaf_GeertVanHulle.geVILT.jpg

Vandaag worden salademengelingen naar de wensen van de eindklant samengesteld. Hoewel Geert op bestelling werkt, verkoopt hij zijn oogst via veiling REO in Roeselare waar hij ondervoorzitter van is, onder het keurmerk voor uitstekende kwaliteit Tomabel. “Liever dan de commercialisering zelf te doen, kies ik voor de zekerheid van betaling.” Marktgericht produceren, is tegenwoordig de boodschap en de sectorvoorzitter tracht dat op het eigen bedrijf in de praktijk te brengen. “Uit ervaring ken ik de behoefte van mijn klanten en stem ik daar de uitzaai van meer dan een dozijn variëteiten op af. Oogstoverschotten verkopen we via de klok, maar dat is betrekkelijk weinig. Omgekeerd kan een nieuwe klant niet onmiddellijk geriefd worden, maar moeten we vragen om één teeltronde te wachten.”

Door de korte teeltduur van babyleaf – bij groeizaam weer amper 25 dagen – kan Geert de productie snel bijsturen. In andere tuinbouwteelten ligt dat moeilijker. Een tomatenplant kan je niet ‘stil leggen’ wanneer er plots teveel tomaten op de markt zijn. Dat leidde afgelopen zomer tot de tv-beelden van tomaten die gedumpt werden op een veld. Een probleem dat volgens Geert geen eenvoudige oplossing heeft. Na de aanslagen in Brussel moest Geert ervaren dat ook zijn afzetmarkt een onvoorspelbaar kantje heeft. “Doet de horeca het niet goed, dan voel ik dat. Door de aanslagen die in 2016 in en rond Brussel werden gepleegd, zag ik mijn omzet plots met een kwart dalen want toeristen bleven weg uit ons land.”

Wie de salades van Geert wil proeven, moet trouwens uit eten gaan want in een grootwarenhuis vind je ze niet. “Een tijdlang leverde ik aan een supermarkt. Drie jaar na elkaar moest ik hetzelfde product goedkoper aanleveren. Voor nog minder kon het toen echt niet meer. De handelsrelatie werd verbroken. Binnen het jaar vond ik voldoende kleinere klanten om dat grote verloren volume aan te verkopen.”

beregeningshaspel_LoonwerkDefour.jpg

2018 was opnieuw een jaar van uitdagingen: eerst was het te nat, dan te droog en het ganse jaar was de slaprijs maar nipt genoeg om rendabel te draaien. “In 2017 maakten we het al mee dat het zo droog was dat buiten nieuwe sla zaaien een maand lang niet mogelijk was”, herinnert Geert zich. “Vorig jaar was het opnieuw prijs. We zaaiden maar de bodem was niet vochtig genoeg om de zaden te doen kiemen. In de serre zijn de teeltomstandigheden beter controleerbaar, al zag je ook daar dunne plekken in een bed sla wanneer een beregeningsdop minder goed werkte. Twee jaar op rij was het veel te droog terwijl ik het in de 35 jaar daarvoor nooit zo erg geweten heb. Hopelijk wordt dat geen trend. We denken met de vakgroep alleszins na over nieuwe irrigatietechnieken, grotere waterbuffers en een betere waterontsluiting van groentepercelen.”

Voor de sla die niet kiemde, deed de tuinder een aangifte bij het Landbouwrampenfonds want dat was een stevige verliespost. In de toekomst zal hij dat risico volledig zelf moeten dragen want babyleaf heeft zo’n korte teeltduur dat de nieuwe brede weersverzekering geen uitkomst biedt. “Dan kan je beter snel frezen, opnieuw inzaaien en hopen op een betere oogst. Een preiteler heeft die mogelijkheid natuurlijk niet.”

Een teeltronde die mislukt, doet financieel pijn omdat slazaad ontzettend duur is. Geert: “Samen met de lonen voor twee vaste arbeiders en een vijftal seizoenarbeiders in de periode maart-november is het de grootste kostenpost op mijn bedrijf. Slazaad koop je in een zakje met 1 miljoen zaden. Dat kost 600 à 700 euro en je zaait er amper 10 are mee.” Energie is op zijn bedrijf niet zo’n grote kost. De serres worden enkel vorstvrij gehouden met CO2-branders op petroleum. “In de winter groeit sla traag, communiceren we dat zo naar onze klanten en is er spontaan ook minder vraag.” Daarin verschilt een slateler van een tomatenteler die hoge kosten maakt (verwarming en belichting) om jaarrond te kunnen produceren.

Het tuinbouwbedrijf Van Hulle moet een inkomen genereren voor twee gezinnen en voor de (seizoen)arbeiders van wie de hulp onmisbaar is. De regeling van seizoensarbeid is er gekomen om arbeidspieken in land- en tuinbouw op te vangen. Op eender welk moment van het jaar kan een seizoenarbeider ingeschakeld worden. In de fruitteelt is de grote piek de plukperiode in het najaar, maar ook de wintersnoei en het dunnen kunnen bedrijfsleiders niet alleen aan. Doorheen het jaar is het dus een komen en gaan van seizoenarbieders want meer dan 65 dagen mag iemand niet werken in dat statuut.

arbeider.serre.frambozenteelt_LoonwerkDefour.jpg

Omdat het alsmaar lastiger wordt geschikte helpers te vinden – Polen vinden sneller werk in hun thuisland –, weerklinkt vanuit de fruitteelt de vraag om de regeling open te trekken naar 100 dagen per seizoenarbeider. “Het wordt zeker moeilijker om goed personeel te vinden en daarom houd je ze graag langer. Ook onze collega’s die aardbeien telen, hopen daarom op een 100-dagenregeling. Voor de groentesector is dat minder urgent, maar we steunen de vraag van onze collega-fruittelers zolang het maar niet ten nadele van het statuut seizoenarbeid gaat.”

Over het nieuwe mestactieplan maken haast alle tuinders zich zorgen. “Voor telers in vollegrond zijn vooral de strengere verplichtingen inzake groenbedekkers lastig. De overheid lijkt te verwachten dat we vroeg in het najaar al een groenbedekker zaaien, maar prei en kolen zijn dan nog niet geoogst. Zo’n wintergewas neemt ook stikstof op en is dus evengoed een vanggewas. Als slateler heb ik ook een probleem want ik oogst tot november in het veld en in februari start ik al opnieuw met zaaien.” Het ziet er naar uit dat land- en tuinbouwers hun bemestingstechnieken scherp zullen moeten stellen de komende vier jaar. “Evolueren we meer en meer naar precisiebemesting, dan zal kunstmest de bovenhand halen op dierlijke mest”, denkt Geert. Zelf gebruikt hij nog uitsluitend kunstmest omdat hij de nutriëntenvoorziening snel wil kunnen bijsturen voor zijn teelt van korte duur. Stalmest toedienen hield Geert voor bekeken, “en ik hoor hetzelfde van collega’s die door de combinatie van dierlijke mest en kunstmest worstelen met te hoge nitraatresidu’s. In de toekomst willen zij op veilig spelen.”

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek