Lieve Van Elsen (Trias)

"Familiale landbouw produceert 80 procent van het voedsel van de Zuid-Amerikanen"
13 mei 2019  – Laatste update 4 april 2020 15:54
Lees meer over:

Op de continenten waar ontwikkelingsorganisatie Trias actief is (Azië, Afrika en Zuid-Amerika) zijn boeren en andere ondernemers vaak op zichzelf aangewezen. Voor Trias is zelfontplooiing en economische ontwikkeling een zaak van mensen die samenwerken. In Zuid-Amerika ondersteunt de ngo 16 boerenorganisaties in drie landen: Ecuador, Peru en Brazilië. Vanuit het kantoor in Ecuador coördineert regiodirecteur Lieve Van Elsen de ontwikkelingsprogramma’s en de teams in die landen. Geslaagde experimenten zoals de kennisuitwisseling tussen Vlaamse aardappelboeren en collega-landbouwers uit het Andes-gebergte kregen al weerklank op VILT.be. Lieve praat ons bij over de algemene aanpak en de uitdagingen, zoals het ontbreken van een overkoepelend boerensyndicaat in Ecuador en de nieuwe Braziliaanse leiders die de klok voor familiale landbouw terugdraaien.

Tijdens het gesprek met VILT moet Lieve Van Elsen een handvol keer zoeken naar de juiste Nederlandse vertaling van een Spaans woord. “Ik werk sinds 2009 voor Trias, maar woon al 19 jaar in Ecuador”, legt ze uit. Het nieuws over de klimaatprotesten in België heeft haar desondanks bereikt. “Het klimaatbewustzijn neemt bij jullie toe, zoals in Ecuador het bewustzijn groeit dat niet de agrobusiness maar de gezinslandbouw instaat voor 80 procent van de lokale voedselvoorziening.” Maatschappelijk bewustzijn kan zich vertalen in politieke besluitvorming, tenzij de valuta’s die de agrobusiness door export realiseert zwaarder doorwegen. “Tegen de stroom van multinationals in roeien, is hier lastig. Landbouwbeleid is erg afgestemd op hun noden en die van de grootschalige landbouw.”

In Ecuador stuurt Lieve Van Elsen een team van tien mensen aan. Zij zijn daar bijvoorbeeld in de weer voor een aardappelcoöperatie. Trias ondersteunt in totaal 16 boerenorganisaties in de drie Zuid-Amerikaanse landen waar de ngo actief is. Dat zijn naast Ecuador ook Peru en Brazilië. “Wij werken telkens op vier domeinen”, zegt Van Elsen, en ze somt op: “Ten eerste zetten we in op de inclusie van vrouwen en jongeren binnen de coöperaties, en ten tweede – waarvoor Trias het meest gekend is – op de versterking van de boerenorganisaties. Ten derde versterking van de dienstverlening over gans de keten van primaire productie tot verwerking en commercialisatie. Een vierde luik is belangenbehartiging naar de overheid toe. Overheden werken hier heel top-down zodat we boeren helpen bij de dialoog en beleidsbeïnvloeding.”

In Brazilië en Peru bestaan grote boerenorganisaties naar het model van Boerenbond en Algemeen Boerensyndicaat in Vlaanderen. In Ecuador daarentegen zijn de syndicaten teelt- en sectorgebonden, en kunnen hun beleidswensen erg verschillen en mede daarom weinig gehoor krijgen. “Hier worden landbouwwetten vooral afgestemd op de exportgerichte teelt van bijvoorbeeld bananen, bloemen, cacao en scampi’s. De wetgever regelt bijvoorbeeld toegang tot land of de tewerkstelling van arbeiders op grote plantages. Zowel in Ecuador als in Peru investeert de overheid meer in infrastructuur voor de grootschalige landbouw. Peru is bijvoorbeeld een heel droog land, maar de irrigatienetwerken reiken niet verder dan de kustregio, waar de agro-exportbedrijven zich bevinden.”

Ecuador.ZuidAmerika_LieveVanElsen.Trias.jpg

Hoewel Peru en Ecuador tegenwoordig middeninkomenslanden zijn, hebben de miljoenen boerengezinnen in het Andesgebergte het nog altijd moeilijk om een levensstandaard op te bouwen die wij als 'normaal' beschouwen. Hun dorpjes liggen meestal geïsoleerd, ver weg van kwaliteitsvolle basisdiensten op het vlak van gezondheid en onderwijs. Uitgedrukt in productiewaarde is de petroleum en mijnbouw de belangrijkste sector, maar het is de landbouw die voor tewerkstelling zorgt. De lage inkomens en de zwak uitgebouwde infrastructuur zorgen ervoor dat veel jongeren wegvluchten van het platteland.

Brazilië is een gidsland voor andere Zuid-Amerikaanse landen

Voor Ecuador, Peru en andere Zuid-Amerikaanse landen was Brazilië lange tijd een inspiratiebron om het beleid beter af te stemmen op familiale landbouw. Voormalig Braziliaans president Luiz Inácio Lula da Silva zette een grote stap op dat vlak door een apart ministerie op te richten voor kleinschalige, familiale landbouw naast het ministerio de Hacienda. “Het nieuwe ministerie kreeg aparte programma’s en kredieten. Een maatregel die echt een verschil maakte, was de reservatie van 30 procent van de publieke voedingsmarkt (o.a. scholen en ziekenhuizen) voor toelevering door familiale boeren”, zegt Van Elsen. De opvolger van Lula, Dilma Rousseff, ontmantelde het ministerie en voegde alles weer samen.

Onder de nieuwe uiterst rechtse president Jair Bolsonaro gaat de afbraakpolitiek hard. “De middelen van verschillende voor de familiale landbouw gunstige programma’s zijn teruggeschroefd en dreigen volledig op te drogen. Dat ervaart onder meer Cresol, een intermediair voor het verstrekken van goedkoop overheidskrediet aan landbouwers. Cresol is één van onze historische partners. Alle boeren kennen Cresol want ze kunnen er lenen aan 2 procent rente terwijl hun collega’s uit Ecuador en Peru zich blauw betalen bij rentes van 20 tot 28 procent. Als de goedkope kredietverstrekking in Brazilië stokt, dan worden kleine boeren afgesneden van innovatie”, vreest Van Elsen.

“Tien jaar geleden was Brazilië nog het grote voorbeeld”, herinnert de regiodirecteur van Trias zich. “Zo stemde ook Peru in 2014 een wet ten voordele van de familiale landbouw. Een apart ministerie voor familiale landbouw is er niet, wel een sub-ministerie, omdat ze stillaan toch hebben ingezien dat de lokale gezinslandbouw belangrijk is voor de voedselvoorziening van hun bevolking.” Al is het wat politiek betreft altijd met twee woorden spreken in Latijns-Amerika. “Populisme is hier de normale manier van aan politiek doen.”

Lieve.Josse_Trias.geVILT.jpg

Behalve met aardappelcoöperaties werkt Trias in Ecuador ook samen met een telersvereniging voor quinoa, een koffiecoöperatie die exporteert naar Europa en de VS, een cacaocoöperatie die zijn weg vond naar de Europese markt en met een koepelorganisatie voor fairtradeproducenten die zowel eerlijke koffie, cacao als bananen en suikerriet telen. Naast boerenorganisaties kunnen ook drie vrouwencoöperaties in Zuid-Amerika op de steun van Trias rekenen. Zij produceren artisanale textiel, gemaakt van alpacawol. “We helpen hen bij het verbeteren van hun producten en design. Door hen aan te leren van alpacawol ook ander textiel te maken dan de traditionele mutsen en handschoenen kunnen ze aansluiting vinden bij de modewereld.” Trias legde reeds de eerste contacten met een modeschool in Antwerpen en met Markant, het netwerk van en voor ondernemende vrouwen in Vlaanderen.

Het contact tussen Vlaanderen en de aardappelboeren in Ecuador en Peru wordt ondertussen warm gehouden. Trias hielp de coöperatie Coopagros in Peru bij het vriesdrogen van hun aardappelen en schakelde daarvoor een brede coalitie uit onze regio in: Belgapom, Boerenbond, Rotary Torhout, de scholen VTI en VLTI uit diezelfde gemeente, landbouwonderzoeksinstituut ILVO en de provincie West-Vlaanderen. Aardappelen blootstellen aan vrieskou is een Inca-traditie om ze te bewaren. Door de klimaatverandering komt die techniek in het gedrang. Een professionele vrieskamer aangedreven door een generator maakt dat de boeren hun oogst in de toekomst nog beter kunnen bewaren, wat de prijsvorming ten goede zal komen.

Lees ook: Jongeren motiveren voor landbouw is wereldwijd een uitdaging

In Ecuador hebben diezelfde studenten van VTI Torhout voor aardappelboeren een was- en sorteerinstallatie ontwikkeld. Eerder was met de steun van Trias en Vlaamse partners reeds een bewaarloods voor de aardappelcoöperatie Conpapa gebouwd. Aanvullend op de was- en sorteerlijn tekende een student elektromechanica een weeg- en verpakkingsmodule. Het zijn niet alleen coöperaties van aardappelboeren die in Ecuador en Peru ondersteund worden. Lieve Van Elsen: “De voormalige veilingbestuurders Guy Callebaut en Josse De Baerdemaeker reisden naar Ecuador en boden er ondersteuning aan PACAT, een telersvereniging van biologische groenten en fruit. De focus lag op mechanisatie van de teelt en certificering en commercialisering van de oogst.”

Zo’n bezoek van een Vlaamse expertendelegatie brengt de bal effectief aan het rollen. “Agropapa ging nadien op zoek naar beter hanteerbare motocultoren en werktuigen, onder meer voor het aanaarden van aardappelen”, illustreert Lieve Van Elsen. “Door dat bezoek is het besef er ook gegroeid dat commercieel het onderste uit de kan moet worden gehaald indien boeren ieder jaar 25 dollar betalen voor deelname aan het label. Nu zie je dat ze maar 30 à 40 procent van hun productie met biolabel en bijbehorende meerwaarde op de markt kunnen brengen.”

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek