Alexander Vercamer (gedeputeerde op rust)

"Landbouw is soms slachtoffer van het eigen succes"
24 januari 2019  – Laatste update 4 april 2020 15:54
Lees meer over:

Vorig jaar zwaaide Alexander Vercamer af na een uitzonderlijk lange carrière als gedeputeerde van Landbouw in de provincie Oost-Vlaanderen. Hij maakte 33 jaar lang deel uit van de deputatie en was nog vier jaar langer provincieraadslid. In die tijd is er veel veranderd in de landbouw. Vercamer: “In mijn provincie is het aantal boeren en tuinders gedaald van bijna 25.000 naar nog geen 6.000. Kleiner in aantal produceren ze toch meer én beter. Op 0,3 procent van de Europese landbouwoppervlakte zorgen onze Vlaamse boeren voor 2,2 procent van de totale productie!” Sommige problemen waarmee de sector geconfronteerd wordt, zijn zo hardnekkig dat de tijd er geen vat op heeft. In 1980 noemde de voorganger van Vercamer het landbouwinkomen en de ruimtelijke ordening problematisch. Zoveel jaar later is dat heel herkenbaar.

In vier van de vijf Vlaamse provincies bleef de gedeputeerde van Landbouw na de verkiezingen van 14 oktober dezelfde. Alleen in Oost-Vlaanderen gebeurde er een wissel van de wacht. Daar neemt Leentje Grillaert (CD&V) de bevoegdheden landbouw en plattelandsbeleid over van haar partijgenoot Alexander Vercamer. Die laatste was sinds 1981 provincieraadslid, sinds 1985 gedeputeerde en sinds 1994 gedeputeerde voor Landbouw en in die hoedanigheid ook voorzitter van de drie Oost-Vlaamse proefcentra: PCG (groenten), PCA (aardappelen) en PCS (sierteelt).

Inkomen en kapitaal
“Er is veel veranderd”, blikt Alexander Vercamer samen met VILT terug. “Er zijn minder boeren en tuinders maar ze produceren meer. De waardering van de samenleving is erop vooruitgegaan. Toch zie je dat landbouwers blijven worstelen met hun inkomen. Prijsvorming blijft iets moeilijks in de landbouw omdat zo veel factoren meespelen, van de contractbesprekingen en het effect van de klimaatverandering tot de geopolitiek.”

Het Europees landbouwbeleid beloonde decennialang productiviteitsverhoging. “Schaalvergroting werd een noodzaak”, constateert Vercamer. “De kapitaalsintensiviteit van een boerderij is enorm toegenomen. Als kandidaat-opvolgers tegelijk moeten horen dat het slecht gaat in de sector, dan creëert dat een probleem naar opvolging toe. De tijd dat boeren aan autofinanciering deden, is voorbij. Starters in de land- en tuinbouw sluiten grote leningen af, ook al omdat de grondprijs zo sterk gestegen is de voorbije decennia.”

Beleid en structuur
Het provinciaal landbouwbeleid is volgens Vercamer altijd een nichebeleid geweest. “We proberen dingen te doen die anderen niet of minder doen.” Neemt niet weg dat landbouw altijd al belangrijk is geweest voor het provinciale beleidsniveau. “Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd in de Provincieraad vaak gediscussieerd over het verhogen van de productiviteit per hectare, het bestrijden van veeziekten en dergelijke.”

De structuur van de landbouwsector evolueerde in Oost-Vlaanderen op dezelfde manier als elders in Vlaanderen. Landbouwbedrijven werden groter, maar tegelijk zie je dat een aantal bedrijfsleiders kiezen voor verbreding. Ook is er meer aandacht voor het milieu en het platteland dat de werkplek is van de boer. “Vroeger hadden we erfbeplanting, vandaag past dat in het ruimere plaatje van landschapsintegratie”, geeft Vercamer een voorbeeld.

platteland.Vlaanderen.landschap_ILVO.geVILT.jpg

Omstreeks 1900 besteedde een modale Vlaming net geen 60 procent van zijn budget aan voeding en moesten er wereldwijd 1,6 miljard monden gevoed worden. Nu zijn we met 7 miljard mensen op de wereld. In Vlaanderen gaat slechts 13 procent van het gezinsbudget naar voeding. Bovendien, en dat zet Vercamer in de verf, “gaat slechts 20 procent van de prijs die we in de winkel betalen voor ons voedsel naar de boeren.”

De Vlaamse landbouw is een succesverhaal, en de voormalige gedeputeerde heeft het gevoel dat de sector soms het slachtoffer is van zijn eigen succes. “Op 0,3 procent van de Europese landbouwoppervlakte zorgen we voor 2,2 procent van de productie. Il faut le faire. En dat kunnen we maar doen omdat we goede grond hebben, een goed klimaat en daarnaast ook ondernemende, goed opgeleide en vooral hard werkende boeren en tuinders.”

Beschikbaarheid landbouwgrond
De goede landbouwgrond waarvan sprake durft in Vlaanderen al eens verdwijnen onder een laag beton, of veranderen in een paardenweide, tuin of nieuwe natuur. Over die ruimteconflicten zegt Vercamer: “We wonen met velen op een kleine oppervlakte en we maken op dezelfde ruimte aanspraak met zijn allen. In Oost-Vlaanderen is er maar 2.000 vierkante meter per inwoner beschikbaar.”

Specifiek wat de ‘verpaarding’ betreft, wijst Vercamer op de twee kanten van de medaille. “De paardensport is goed voor medailles en paardenfokkerij en -export groeien mee omdat Vlaamse paarden de internationale rankings aanvoeren. Om aan de top paarden en ruiters voort te brengen, heb je aan de basis ook de hobbymatige paardenhouderij nodig. Oost-Vlaanderen is de paardenprovincie bij uitstek. Er zijn 42.500 paarden in onze provincie. De oorsprong van het Belgisch trekpaard ligt hier ook.”

Van de 300.000 hectare die de provincie groot is, wordt de helft nog altijd gebruikt voor land- en tuinbouw. “Na West-Vlaanderen is Oost-Vlaanderen de tweede grootste landbouwprovincie. Sierteelt, melkvee en varkens zijn de drie belangrijkste pijlers”, schetst Alexander Vercamer. Bijna 6.000 boeren en tuinders produceren vandaag meer, en beter, dan de bijna 25.000 boeren begin jaren ’80. Van de Belgische sierteelt situeert 90 procent zich in Vlaanderen en meer dan de helft daarvan (2.300 ha) in Oost-Vlaanderen. De Gentse azalea is wereldberoemd en kreeg in 2010 Europese erkenning als streekproduct. Ook voor de boomkwekerij heeft Oost-Vlaanderen het grootste areaal met iets meer dan 1.700 hectare.

Professionalisering provinciaal landbouwbeleid
Samen met de landbouw in zijn provincie zag Vercamer als gedeputeerde ook ‘zijn’ dienst Landbouw en Platteland professionaliseren. “In 1985 bedroeg het budget 425.000 Belgische frank. Vandaag is dat bijna 6 miljoen euro en bestaat de provinciale dienst Landbouw uit 15 fulltime equivalenten. De provincie heeft zich ook een eigen rol toegeëigend in het toegepast wetenschappelijk onderzoek. Alexander Vercamer was voorzitter van drie praktijkcentra, dat voor de aardappelteelt (PCA), de groenteteelt (PCG) en de sierteelt (PCS). Hij zetelt ook in de raden van bestuur van Universiteit Gent en Hogeschool Gent. Vercamer prijst zich gelukkig met alle onderzoeksinstellingen op een kluitje bij elkaar gelegen op het grondgebied van Oost-Vlaanderen. Hij heeft het dan bijvoorbeeld ook over ILVO, Hogeschool Gent en Odisee Hogeschool.

Net omdat het landbouwonderzoek in Vlaanderen – anders dan in Nederland – gedecentraliseerd is, hecht de gewezen gedeputeerde veel belang aan samenwerking tussen alle onderzoeksinstellingen. “Nu is er Agrolink Vlaanderen dat overleg en samenwerking tussen alle landbouwonderzoeksinstellingen in Vlaanderen installeert. De mosterd voor die brede samenwerking is hier gehaald want het was onder impuls van de provincie Oost-Vlaanderen dat onderzoeksinstellingen (PCS, ILVO, UGent en HoGent) begonnen samen te werken binnen de Technopool Sierteelt. Met de verregaande mogelijkheden die telecommunicatie vandaag de dag biedt, kunnen zij onderzoeksgegevens eenvoudig uitwisselen.”

sierteeltonderzoek.geVILT_PCS.jpg

Toegepast landbouwonderzoek is een speerpunt van het provinciaal landbouwbeleid, al veel langer dan het kerntakendebat dat heeft plaatsgevonden in Vlaanderen en de afslanking van het provinciale bestuursniveau waartoe besloten werd. In het takenpakket van de provincies kwam de focus te liggen op grondgebonden bevoegdheden. Landbouw is dat bij uitstek. Via het vergunningenbeleid drukt de provincie ook zijn stempel op de structuur van de landbouwsector. De deputatie verstrekt niet alleen milieuvergunningen klasse 1, maar is ook de beroepsinstantie voor de klasse-2-vergunningen of weigeringen daarvan door een lokaal gemeentebestuur. Tegen een beslissing van de deputatie kan beroep ingesteld worden bij de minister of de Raad van State. “Op dat niveau kreeg de provincie Oost-Vlaanderen vaak gelijk”, merkt Vercamer op.

Toeval is dat laatste niet: “We waren er altijd tijdig bij om problemen te onderkennen en ze goed op te volgen. Dossiers en discussies werden ook altijd goed gedocumenteerd. Op de dienst Landbouw is er één medewerker die data verzamelt en beschikbaar stelt aan iedereen die erom vraagt. Meten is weten. Bovendien is de provincie het geschikte bestuursniveau om een vergunningendossier wat meer vanop afstand te bezien. In Oost-Vlaanderen waren de bevoegdheden landbouw en omgeving (vergunningen) gescheiden. Door je argumentatie goed te onderbouwen, kan je als landbouwgedeputeerde toch een belangrijke boodschap meegeven in een dossier. Daarbij heb ik altijd gemerkt dat landbouw over een groot draagvlak beschikt in onze provincie.”

Misschien wel het beste bewijs daarvan is dat de eerste glastuinbouwzone (Stokstorm) in Oost-Vlaanderen gelegen is, meer bepaald op de grens van Deinze en Kruishoutem, vlakbij het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt. Tomato Masters (tomatenteelt) en viskweker Aqua4C (kweek van omegabaars) werken er nauw samen. Door water, warmte en elektriciteit uit te wisselen, hebben zij hun productieproces verduurzaamd.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek