Probleem van verzilting neemt toe in West-Vlaamse polders
nieuwsWest-Vlaanderen heeft niet alleen te kampen met hevige droogte, in de polders speelt ook het probleem van verzilting. Door te weinig aanvoer van zoet water, stijgt het zoutniveau van het oppervlaktewater. Daardoor kan op termijn het gebruik voor landbouw in gevaar komen. “Verzilting is een probleem dat altijd speelt in de polder, maar de voorbije jaren is het probleem wel groter geworden", klinkt het bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM).
Als gevolg van de droogte en een dalend waterpeil heeft gouverneur Carl Decaluwé van West-Vlaanderen vorige week een oppompverbod uitgevaardigd voor enkele onbevaarbare waterlopen in West-Vlaanderen. Het verbod is onmiddellijk van kracht en geldt voor de Rivierbeek, de Heulebeek, de (bovenloop van de) Handzamevaart en de Poekebeek.
Tegelijkertijd pompt de overheid zelf massaal water uit de Leie via de Ringvaart van Gent, het kanaal Brugge-Oostende en het kanaal Plassendale-Nieuwpoort in de IJzer. Deze rivier die in Frankrijk ontspringt en door de Westhoek loopt om vervolgens in de Noordzee uit te monden bij Nieuwpoort, wordt al weken geteisterd door een hoog zoutgehalte.
“Het zoete water van de Leie moet voorkomen dat de IJzer en haar zijrivieren verzilten”, vertelt Wim Van Isacker van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). Verzilting is de naam voor het geleidelijk toenemen van het zoutgehalte van bodem of water. “In de polder is verzilting een bijkomend probleem naast droogte”, vervolgt hij.
Zoetwaterlens in de polder
Dit alles heeft volgens hem te maken met het feit dat polders gewonnen zijn op zee. Overstromingen vanuit de zee zijn er dan wel niet meer, maar het grondwater blijft er wel zout. “Gebruik van grondwater is dan ook niet mogelijk in de polders”, aldus Van Isacker. Met de aanvoer van zoet water uit rivieren, grachten en regen is het oppervlaktewater wel bruikbaar. “Zoet water is lichter dan zout water en drijft dus boven. Dit is de zogenaamde zoetwaterlens in de polder”, legt hij uit.
In geval van droogte en gebrekkige aanvoer van oppervlaktewater wordt deze bovenste laag zoet water dunner en treed het risico van vermenging op. Van Isacker stelt dat het zoutgehalte in sommige poldergrachten hierdoor de voorbije weken sterk gestegen is. Het zoutgehalte in water wordt uitgedrukt in microSiemens per cm. “In zoet water bedraagt dit maximaal 500 à 1.000 microSiemens per centimeter, in de Noordzee gaat het over gehaltes van 50.000 microSiemens per cm.
In sommige grachten worden inmiddels waarden gemeten van 6.000 microSiemens per centimeter waarbij het gebruik van het water voor landbouwdoeleinden in gevaar komt. “Vanaf 3.000 microSiemens per cm is het water niet meer geschikt als drinkwater voor de dieren”, aldus Van Isacker.

Nog geen directe bedreiging voor landbouwer
Hij geeft aan dat de situatie nog niet bedreigend is voor de landbouw. De verzilting treedt momenteel vooral op in lagergelegen percelen, wat grotendeels natuurgebieden zijn. Daar is verzilting opgenomen in de doelstellingen van de natuurplannen. De runderen die hier eventueel grazen, zijn min of meer aangepast aan deze situatie. Zij gaan met hun tong minder diep in het water waardoor ze minder zout water meenemen”, vervolgt Van Isacker. Of er wordt drinkwater aangevoerd. Voor de landbouw, die vooral bedreven wordt op de hogergelegen polderpercelen voorziet hij niet meteen een gevaar voor verzilting. “Maar de droogte moet ook niet te lang aanhouden.”
Hij benadrukt dat het probleem van verzilting een jaarlijks terugkomend fenomeen is. “Maar normaal zien we verzilting in juli of augustus optreden en nu doet het zich al in mei voor. De voorbije jaren zagen we steeds grotere periodes van droogte, wat het risico op verzilting vergroot.” Door zoet water uit de Leie naar de IJzer op te pompen, wordt de verzilting in het IJzerbekken dus tegengegaan. Maar het is afwachten hoe lang de voorraad in de Leie nog strekt. Volgens gouverneur Carl Decaluwé zou er nog tot eind deze week voldoende water in de Leie zitten om het IJzerbekken mee te vullen.
Alhoewel het probleem van verzilting lijkt toe te nemen, maakt Van Isacker zich nog geen grote zorgen. Volgens hem kan er op termijn ook nog ingegrepen worden in het waterbeheer in de West-Vlaamse polders. “We kunnen meer water opslaan in de waterlopen, we kunnen bufferbekkens aanleggen.” In de Nederlandse polders wordt gewerkt met een pompsysteem, terwijl wij met gravitaire lozing werken waarbij water afvloeit onder invloed van de zwaartekracht.”
Buffers aanleggen en droogtegevoelige gewassen
Hij noemt het voorbeeld van de Blankenbergse Vaart, één van de uitwateringskanalen van de Nieuwe Polder van Blankenberge. “Het water uit de polder wordt bij de sluis in Blankenberge opgehouden totdat de het zeespiegelniveau lager ligt, waarna het polderwater uitvloeit in zee. “Op sommige momenten blijft de sluis enkele dagen gesloten. Dat betekent dat men, bijvoorbeeld rekening houdend met regenval, het waterniveau in de grachten laag houdt. Op het moment dat je met pompen werkt, kun je het waterniveau in de grachten hoger houden en heb je een grotere buffer zoet water.”
Op termijn zou er ook overgeschakeld kunnen worden naar minder droogtegevoelige gewassen of teelten met een grotere zouttolerantie. “Aardappelen en bieten kunnen bijvoorbeeld al een behoorlijk zoutgehalte verdragen”, aldus Van Isacker. Hij waarschuwt wel voor beregening met te zout water. “Dat kan de structuur van de bodemkristallen wijzingen waardoor de kleibodem dichtslibt. Het duurt daarna jaren om dit te herstellen.”

Bron: Eigen redactie / VRT