Peter Jaeken (Phytofar) & Marc Ballekens (Semzabel)
duiding“De verhoogde bijensterfte is een politiek geladen symbooldossier. Europa lijkt te kiezen voor een snel verbod op drie neonicotinoïden in plaats van echte oplossingen te zoeken. De bijen worden belaagd door de varroamijt en zijn uitgeput door een gebrek aan voedsel. Waar dat niet het geval is, zoals in Australië, hebben de bijen geen last van deze insecticiden.” Aan het woord is Peter Jaeken, secretaris-generaal van de sectorfederatie die in België de gewasbeschermingsmiddelenindustrie vertegenwoordigt. Het voorstel van de Europese Commissie doet ook de zaadindustrie de wenkbrauwen fronsen. “Een zaaizaadbehandeling is een efficiënte en veilige toepassing van insecticiden die we 20 jaar lang gepromoot hebben bij landbouwers. Geen boer die het zal begrijpen als we vertellen dat hij opnieuw volleveldsinsecticiden moet spuiten”, reageert Marc Ballekens, voorzitter van beroepsvereniging Semzabel.
Wiens belangen worden door de beroepsverenigingen Phytofar en Semzabel verdedigd?
Marc Ballekens: Semzabel verdedigt de belangen van de Belgische zaaizaadsector, in de ruimste zin van het woord. Wij vertegenwoordigen alle handelaars en bereiders van zaaizaden en de mandatarissen van de variëteiten. Zes verschillende ‘secties’ houden zich bezig met granen, maïs, grassen en groenbemesters, suikerbieten, tuinbouwgewassen en tot slot industriële gewassen zoals koolzaad en biobrandstofgewassen.
Peter Jaeken: Phytofar is de Belgisch-Luxemburgse vereniging van de gewasbeschermingsmiddelenproducenten. Wij vertegenwoordigen zowel mondiale als Europese spelers die oplossingen zoeken om landgewassen te beschermen tegen onkruiden, ziekten en plagen. Zij brengen chemische middelen op de markt, maar ook ‘semiochemicals’ zoals lok- en geurstoffen én biologische producten. Tien procent van de gewasbeschermingsmiddelenverkoop is erkend voor gebruik in de biologische teelt. Onze klanten zijn landbouwers, openbare besturen, andere terreinbeheerders en burgers met een tuintje.
Beperkt het takenpakket zich tot belangenverdediging pur sang?
Peter Jaeken: Driekwart van onze middelen en tijd investeren we in ondersteuning van de keten met het oog op beredeneerd, veilig en duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dat begint bij het transport en de opslag van de middelen en eindigt bij de inzameling van gebruikte verpakkingen door Phytofar-Recover. Daarnaast volgen we de complexe wetgeving op. Tot slot is er de belangenverdediging pur sang en de communicatie over wat we doen, het nut van onze producten, enz. Wat men over ons weet, is immers vaak gebaseerd op perceptie in plaats van kennis.
Marc Ballekens: Semzabel is voor een groot deel bezig met het informeren van zijn leden. Uiteraard is ook belangenverdediging belangrijk. Informatiedoorstroming is bijvoorbeeld aan de orde van de dag voor het dossier van de drie neonicotinoïden die verdacht worden van bijensterfte. We houden de zaadfirma’s daarover op de hoogte, hebben er een mening over maar rekenen op Phytofar om beleidsmakers duidelijk te maken dat zij te kort door de bocht dreigen te gaan. Semzabel doet wel aan belangenverdediging wanneer het gaat om rassenlijsten, rassenproeven, certificering van zaaizaad, enz.
In het vaak gebruikte woord ‘agrovoedingsindustrie’ ontbreekt een verwijzing naar de toelevering. Zijn jullie sectoren economisch belangrijk?
Marc Ballekens: De zaadindustrie in ons land bestaat uit 30 bedrijven. Ongeveer 300 werknemers zijn actief in de sector. De grotere werkgevers in de sector in Belgie zijn bedrijven als Limagrain Belgium, de groep AVEVE Zaden en bietenzaadproducent SESVanderHave. De totale omzet van de sector draait rond de 170 miljoen euro en al dat zaaizaad wordt, met uitzondering van het bietenzaad van SESVanderHave, bijna volledig op de Belgische markt gecommercialiseerd. Maïszaad wordt verhandeld, maar niet geproduceerd in ons land. Met een nooit eerder geziene 260.000 hectare maïs in België, waarvan 74 procent in Vlaanderen, wordt het maïsareaal groter dan het ooit was.
“België boekt een handelsoverschot van 700 miljoen euro met gewasbeschermingsmiddelen”
Peter Jaeken: De markt voor gewasbeschermingsmiddelen is Europees en sommige leden produceren zelfs voor de wereldmarkt. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Taminco, Syngenta en Monsanto. Bij onze 16 leden zijn ook toeleveranciers van actieve stoffen die geen producten op de Belgische markt brengen. Met gewasbeschermingsmiddelen wordt in België een positief handelssaldo van 600 tot 700 miljoen euro gerealiseerd! Voor een kleine sector is dat aanzienlijk.
Het ziet er naar uit dat de EU beperkingen gaat opleggen voor het gebruik van neonicotinoïden. Drukke tijden voor jullie?
Peter Jaeken: De technische kant van deze complexe materie dreigt verloren te gaan omdat bijensterfte een politiek geladen symbooldossier is. Europa lijkt te kiezen voor een snel verbod op neonicotinoïden in plaats van fundamentele oplossingen te zoeken. Volgens ons is het een multifactorieel probleem en zijn de varroamijt en een gebrekkig voedselaanbod de grootste boosdoeners. Al is het natuurlijk een feit dat je zorgvuldig moet omspringen met gewasbeschermingsmiddelen. De varroamijt, een voor bijen schadelijke parasiet, dook in de jaren ’80 en ’90 in onze contreien op. Op hetzelfde ogenblik werden de neonicotinoïden geïntroduceerd. Ter bescherming van de bij verbood Frankrijk vele jaren later bepaalde toepassingen, maar de bijenpopulatie herstelde niet. In Australië kent men daarentegen geen verhoogde bijensterfte terwijl er wel neonicotinoïden gebruikt worden. Ik verklaar dat door de afwezigheid van de varroamijt daar. We trachten ons standpunt duidelijk te maken op de verschillende beleidsniveaus. EFSA toetste de neonicotinoïden af aan een Europese richtlijn die nog in de maak is. Uiteraard vind je dan lacunes in de risicobeoordeling voor bijen. Bovendien stelt de Europese Commissie voor om toepassingen te verbieden waar EFSA zich niet over boog, zoals bladbehandelingen. We hebben dan ook moeite met de voorgestelde maatregelen en pleiten voor een geharmoniseerde monitoring op Europees niveau om van daaruit reële oplossingen te zoeken voor de bijen.
Lees ook:
Patstelling in EU terwijl ggo-areaal wereldwijd groeit
“De zaaizaadbehandeling inruilen voor het spuiten van volleveldsinsecticiden, is 20 jaar teruggaan in de tijd”
Marc Ballekens: De zaadindustrie investeerde jarenlang om de zaaizaadbehandeling correct te kunnen toepassen en wordt daar ook op gecontroleerd. Nu we alles goed voor elkaar hebben, dreigt men moderne technologie op de helling te zetten en 20 jaar terug in de tijd te gaan naar volleveldsbehandelingen met insecticiden. Als we dat straks aan de boeren moeten uitleggen, verliezen we onze geloofwaardigheid. We leggen ons als federatie van de zaadbedrijven altijd neer bij strengere regels die ingegeven zijn door de wetenschap. Nu lijkt het er helaas op dat draconische maatregelen uit de kast worden gehaald omdat geen enkele politicus nog maar enig risico wil nemen, ook al is de wetenschap daar vrij klaar over.
Wat zouden de consequenties zijn voor de land- en tuinbouwers?
Peter Jaeken: Een zaaizaadbehandeling past in het streven naar geïntegreerde gewasbescherming. De technologie biedt immers duidelijke voordelen. Er is minder actieve stof nodig terwijl ook het potentieel risico op blootstelling voor gebruiker en omgeving kleiner is in vergelijking met middelen die op het gewas gespoten worden. Verder zullen de kosten van de landbouwer verhogen want goede alternatieven zijn niet voorhanden of vragen meer toepassingen met een hogere dosis actieve stof. De alternatieve middelen zijn sowieso schaars zodat het gevaar toeneemt dat ziekten en plagen resistent worden voor bepaalde actieve stoffen. Als industrie kunnen we daar op korte termijn niet steeds snel op reageren aangezien het tien jaar duurt tien voor een nieuw middel marktrijp is.
Marc Ballekens: Door een verbod op neonicotinoïden zouden we voornamelijk de zaaizaadbehandeling met fungiciden overhouden en de behandeling van zaaizaad met insecticiden weggooien. Dat noem ik ‘terug naar af’. De rendabiliteit van een aantal teelten zal er zeker niet op verbeteren wanneer landbouwers twee- tot driemaal met een insecticide moeten spuiten tijdens het groeiseizoen. Ik zie vooral een probleem voor de suikerbietenteelt in ons land omdat quasi al het bietenzaad behandeld is met neonicotinoïden. Ritnaalden, emelten, duizendpoten en de bietenkever zullen schade toebrengen. Bladluizen zullen het vergelingsvirus overdragen, waar ook een gewas als gerst volledig aan kan kapotgaan. Het gebruik van neonicotinoïden in maïs is in ons land beperkt. In Frankrijk is dat evenwel anders.
Begrijpen jullie dat het grote publiek daar geen boodschap aan heeft wanneer zij vernemen dat de gezondheid van de bijen en bijgevolg ook onze voedselproductie op het spel staan?
Marc Ballekens: Ik zal een ander voorbeeld geven. Van tabak is wetenschappelijk bewezen dat het schadelijk is voor de gezondheid. Daarom staat er ook op de verpakking van sigaretten‘roken is dodelijk’. Neonicotinoïden wil men verbieden terwijl het eenduidig wetenschappelijk verband met bijensterfte niet vaststaat. Als sector wijzen we op die vaagheid. Natuurlijk staan we achter de eisen inzake duurzaamheid van de landbouw. Maar men moet dat wel wetenschappelijk onderbouwd aanpakken. Een polemiek is niet goed, maar we hoeven onze mening niet te veranderen omdat we negatieve reacties op onze visie kunnen krijgen.
“Een moderne techniek als zaaizaadbehandeling maakt risico’s net beter beheersbaar”
Kunnen jullie als belangenverdedigers op een geloofwaardige manier communiceren over dit dossier?
Peter Jaeken: Voeding is emotie en onze sector leent zich bij uitstek tot polemiek. Eind jaren ’90 werden de artikels in de dagbladen geanalyseerd. Van de 40 artikels waren er 39 negatief over gewasbeschermingsmiddelen. Dat heeft uiteraard zijn weerslag op de perceptie van de burger. Als Phytofar wijzen we daarom op de feiten. De ontwikkeling van een gewasbeschermingsmiddel kost een tiental jaren en 200 miljoen euro. Komt een middel op de markt, dan zijn een 100-tal parameters op hun risico beoordeeld en goed bevonden. Over elk gewasbeschermingsmiddel is ontzettend veel geweten, maar kennis evolueert en dat kan tot nieuwe inzichten inzake milieu of gezondheid leiden. Een (beperkt) aantal middelen wordt om die reden verboden. Meestal verdwijnen chemische producten van de markt omdat het begrip ‘aanvaardbaar risico’ enger ingevuld wordt. Vergelijk het met een 20 jaar oude auto die nu ook niet meer gehomologeerd wordt. Door nieuwe producten op de markt te brengen, maakt de gewasbeschermingsmiddelenindustrie risico’s beter beheersbaar. Een zaaizaadbehandeling met insecticiden is zo’n verbeterde techniek waarmee we ervoor zorgen dat de gebruiker weinig fout kan doen.
Ook de zaadindustrie ligt soms onder vuur bij kritische minnaars van de landbouw. Wat denkt u als de sector wordt afgeschilderd als ‘multinationals’ die boeren met handen en voeten aan zich binden?
Marc Ballekens: Het klopt dat er een paar slechte voorbeelden uit het verleden zijn. Maar verder ben ik niet onder de indruk van de kritiek. De wetgever verplicht firma’s om groot te worden. Productontwikkeling en controlesystemen zijn zo duur dat dit enkel nog weggelegd is voor de grote spelers. Bij de grote zaadbedrijven gaat 10 à 15 procent van de omzet naar research. Door fusies stevenen we af op een nog grotere ‘multinationalisering’ van de zaadindustrie. Al zet de overheid daar via de anti-trustwetgeving wel een rem op. Een echte monopolievorming komt er heus niet. Besef in dit verband dat er elke seconde twee mensen bij komen op deze aardbol en de voedselproductie moet volgen. De noodzakelijke optimalisatie van de landbouwproductie zal gebeuren door grote bedrijven, of we dat nu leuk vinden of niet. Wie pleit voor topopbrensten van superieure kwaliteit en met een degelijke waarborg voor absolute voedselveiligheid werkt door zijn eisen de grootschaligheid verder in de hand.
“Ziekteresistentie is een prioriteit voor alle zaadfirma’s”
Nog een laatste lastige vraag voor jullie beiden. Waarom zou een firma die zowel zaaigoed als gewasbeschermingsmiddelen verkoopt – en de meeste winst met dat laatste maakt – zwaar investeren in de ontwikkeling van gewassen die beter ziekteresistent zijn?
Marc Ballekens: Als toeleveranciers dienen wij de duurzaamheid van de landbouw te koesteren en niet de tak af te zagen waar wij op zitten. Een firma die alleen actief is in zaaigoed zet sowieso zwaar in op de ziekteresistentie van haar gewassen. Andere bedrijven, zelfs al hebben zij gewasbeschermingsmiddelen in hun gamma, kunnen het zich niet permitteren om een concurrent het alleenrecht te geven op de gezondste gewassen. Concurrentie tussen bedrijven zorgt er dus voor dat veredeling op ziekteresistentie een prioriteit blijft.
Peter Jaeken: De zaad- en gewasbeschermingsmiddelenindustrie hebben een gezamenlijk doel: ziekten en plagen onder controle krijgen zodat landbouw rendabel blijft. De natuur past zich zo snel aan dat veredeling op ziekteresistentie en gewasbescherming elkaar dienen aan te vullen. De natuur is complex genoeg om alle marktspelers aan het werk te houden. Dat merk je in de praktijk want er is niet één technologie die de andere buitenspel zet.
Houden de grote uitdagingen voor de landbouw jullie sectoren bezig?
Peter Jaeken: Wij volgen klimaat, efficiënt grondstoffengebruik, het voedselvraagstuk en andere grote thema’s zeker op. Landbouw is zowel aan vraag- als aan aanbodzijde betrokken. In Vlaanderen is bijvoorbeeld verstedelijking relevant voor ons. Het vermindert de beschikbaarheid van landbouwgrond en door de ruimtelijke ‘verrommeling’ in het tussenstedelijke gebied wordt het voor de boer nog belangrijker om goede praktijken toe te passen.
Marc Ballekens: De hervorming van het Europees landbouwbeleid is voor veredelaars een belangrijk en actueel thema. Dat kan namelijk een invloed hebben op de gewassen die geteeld worden. Sommige voorbeelden uit het verleden tonen dit aan. Door de hervorming van het suikerbeleid in 2006 verdween een derde van het suikerbietenareaal. Het verdwijnen van de melkquota in 2015 kan de bodem uit de melkprijs halen en het belang van rendabele ruwvoederwinning als gras en kuilmaïs doen toenemen. Ook de regels rond blijvend grasland en bemesting hebben hun impact. Het GLB houdt ons dus bezig,. Maar het is niet eenvoudig want een veredelaar ontwikkelt nu de producten voor binnen tien jaar. Eer het zover is, kan het landbouwbeleid nog enkele bokkensprongen maken.
“Veredelaars zijn mogelijk niet opgewassen tegen de snelheid en ernst waarmee de klimaatverandering zich voltrekt”
Boeken veredelaars genoeg vooruitgang opdat landbouwgewassen opgewassen zullen zijn tegen de klimaatverandering?
Marc Ballekens: Ik ben optimistisch omdat de zaadindustrie er mee bezig is en de grote middelen inzet om landbouwgewassen te ontwikkelen die met minder water een goede productie geven. Tegelijk ben ik pessimistisch omdat de klimaatverandering zich sneller voltrekt en grotere gevolgen heeft, dan waar wij ons op kunnen voorbereiden. Ik stel ook vast dat een goed klimaatakkoord er niet komt en ik verwacht dat de wereldpolitiek zeer moeilijk tot ingrijpende oplossingen zal komen. De vraag is of veredelaars wel op tijd komen met hun oplossingen. De voorbije jaren zijn maïsstengelboorders in ons land gevonden. Een schimmelziekte als helminthosporium in maïs dook hier vroeger ook niet op. De oplossingen hiervoor zijn klaar. Maar dat zal niet altijd het geval zijn.
Welke doelen stelt de gewasbeschermingsmiddelenindustrie zich voor de toekomst?
Peter Jaeken: De gewasbeschermingsmiddelenindustrie wil haar klanten en de maatschappij goede oplossingen en diensten aanbieden. Dat is een ‘voortschrijdend doelwit’ want de eisen van zowel klanten als burgers veranderen. Ook de natuur past zich voortdurend aan. Onze sector moet daarin mee om gewassen te beschermen tegen ziekten en plagen. Gewasbeschermingsmiddelen blijven volgens ons een belangrijk stuk van de puzzel.