duiding

Marcel Heylen, Denis Volckaert en Sigrid Stoop (DGZ)

duiding
"Als de dieren gezond zijn, zit ook de boer goed in zijn vel"
23 april 2012  – Laatst bijgewerkt om 4 april 2020 15:53
Lees meer over:

Dierziekten kosten de voedselketen, de producent in het bijzonder, geld. Maar ze zijn ook nefast voor het welzijn van de dieren en het maatschappelijk draagvlak van de veehouderij. Om met gezonde dieren veilig voedsel te produceren, kunnen veehouders rekenen op Dierengezondheidszorg (DGZ) Vlaanderen. “DGZ slaat de brug tussen overheid enerzijds en veehouders en dierenartsen anderzijds”, zegt directeur Denis Volckaert. “Beschouw ons niet als loopjongen van de overheid, maar als betrouwbare partner die ijvert voor preventieve in plaats van curatieve dierengezondheidszorg”, verduidelijkt voorzitter Marcel Heylen. Voorkomen is beter dan genezen, is ook het motto van dierenarts Sigrid Stoop, unit manager services bij DGZ, aangezien veebedrijven groter worden maar het antibioticagebruik tezelfdertijd omlaag moet.

Wat doet Dierengezondheidszorg Vlaanderen? Zijn jullie een overheids- dan wel private organisatie?
Marcel Heylen: Dierengezondheidszorg Vlaanderen is een vereniging van en voor veehouders. Wij vervullen een brugfunctie tussen landbouwer en overheid en ondersteunen de veehouders bij het voldoen aan de wettelijke sanitaire verplichtingen. Maar onze rol is nog ruimer dan dat, want samen met de veehouders en hun dierenartsen streven we naar een betere diergezondheid. De nadruk ligt daarbij vooral op meer preventief werken aan de gezondheid van de veestapel in plaats van de dierenarts er pas bij te roepen wanneer er een probleem is.
Denis Volckaert: Dat DGZ een vereniging is van veehouders merk je aan onze raad van bestuur, de algemene vergadering en de adviescommissies. Die zijn namelijk samengesteld uit actieve veehouders. Zij vertegenwoordigen de diergroepen herkauwers, varkens en pluimvee en de vijf Vlaamse provincies. Onze zusterorganisatie in Wallonië is ARSIA. Een groot deel van de centen voor onze werking, alles bij elkaar zeven van de zeventien miljoen euro, komt van de overheid, meer bepaald van het Voedselagentschap en het Sanitair Fonds. Daarnaast storten veehouders jaarlijks een bijdrage en trachten we onze laboratoriumexpertise te verzilveren op de vrije markt. Vandaag voeren we analyses uit in labo’s te Lier, Drongen en Torhout. Recent is beslist om onze activiteiten over een tweetal jaren te concentreren in Lier en Torhout.

Het zijn wellicht drukke tijden want zowel brucellose als het schmallenbergvirus treffen momenteel de veehouderij. Hoe reageren jullie op uitbraken van dierziekten?
labo_DGZ.2.jpgSigrid Stoop: In een heel vroeg stadium tracht DGZ signalen op te vangen dat zo’n dierziekte er zit aan te komen. Als één van de eersten in Europa ontdekten we in het najaar van 2011 dat er een ziekte rondwaarde bij herkauwers. Pas later werd duidelijk dat we toen het schmallenbergvirus al op het spoor waren. Van zieke en overleden dieren worden stalen genomen en onderzocht, in de labo’s van DGZ zelf of bij het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde (CODA). Het Voedselagentschap heeft een sturende rol bij de monitoring van dierziekten, DGZ een veeleer adviserende rol. In samenspraak met de overheid en de landbouworganisaties wordt gekozen voor het beheersen van een dierziekte (vb. salmonella bij pluimvee en varkens) dan wel uitroeien (vb. IBR en in de toekomst ook BVD bij rundvee) ervan.

Hebben Vlaamse veehouders voldoende oog voor diergezondheid?
Sigrid Stoop: De diergezondheid is er fors op vooruit gegaan, maar preventie verdient nog meer aandacht. Veebedrijven worden groter terwijl het antibioticagebruik omlaag moet, voorkomen is dus beter dan genezen. Preventie heeft zowel te maken met het regelmatig screenen van de veestapel op dierziekten als met het nastreven van een strenge bedrijfshygiëne. Helaas is de winst die een veehouder daarmee boekt minder zichtbaar dan bijvoorbeeld de impact van een goed voeder. Dat komt omdat de schade die dierziekten toebrengen aan de veestapel dikwijls niet meteen zichtbaar is.

DenisVolckaertDGZ.1.jpg“Preventie van dierziekten is hetzelfde als durven betalen voor een verzekering”

Denis Volckaert:
Voor een kleine regio met een zeer intensieve veehouderij - nergens zitten meer varkens per m² dan in Vlaanderen - is preventie bijzonder belangrijk. Vlaanderen is bovendien een knooppunt voor de handel, wat voor een mobiliteit van mensen en dieren zorgt die tevens bedreigend is voor de (dier)gezondheid.

Welke dierziekten zijn in Vlaanderen volledig in de kiem gesmoord?
Marcel Heylen: Internationale handel in dieren maakt het voor een regio bijzonder moeilijk om te claimen dat een dierziekte uitgeroeid is. België heeft bijvoorbeeld het statuut ‘vrij van brucellose’, maar na een alleenstaand geval in 2011 dook de besmettelijke dierziekte dit voorjaar opnieuw op. De vier besmette rundveebedrijven hadden op verschillende manieren contact met meer dan 400 andere bedrijven. Dan begrijp je wel hoe moeilijk beheersbaar dierziekten zijn.
Sigrid Stoop: Nadat een ziekte werd uitgeroeid, is een goede monitoring belangrijk om de status ‘vrij van’ te bewijzen tegenover de Europese Commissie. Voor Brucellose is het abortusprotocol (elke abortus bij rundvee, schapen en geiten wordt verplicht onderzocht) een deel van deze monitoring. In de bestrijding van dierziekten vervullen DGZ en ARSIA een unieke rol . Uniek omdat één organisatie verantwoordelijk is voor zowel registratie van dieren, labo-analyses, diergeneeskundige begeleiding als de contacten met zowel de overheid als veehouders en dierenartsen.

MarcelHeylenDGZ.1.jpg“Dieren kopen, is helaas vaak ziekten kopen”

Marcel Heylen: Naast het abortusprotocol is ook het aankoopprotocol ontzettend belangrijk om dierziekten onder controle te houden. Al te vaak sluipen ziekten via aankoop van dieren binnen op een bedrijf met mogelijk zware, economische verliezen tot gevolg. Van de ruim 20.000 rundveebedrijven in Vlaanderen hebben er vorig jaar 10.400 minstens één dier aangekocht. Bijna 3.900 bedrijven hanteerden het aankoopprotocol en lieten de dieren screenen op meer dierziekten dan enkel degene die wettelijk verplicht zijn. Maar liefst 45 procent van deze bedrijven had niet alleen dieren, maar ook ziekten aangekocht of althans dieren die positief testten. Tegen een beperkte meerkost, het Sanitair Fonds betaalt immers de helft van de kostprijs van het aankoopprotocol, konden zij de insleep van ziekten op hun bedrijf vermijden.

Hoe komt het dat de identificatie en registratie van dieren een terugkerend probleem is bij de controle van de randvoorwaarden voor rechtstreekse inkomenssteun?
Marcel Heylen: Tot voor enkele jaren waren oormerken van onvoldoende kwaliteit zodat dieren die konden verliezen. Vandaag zijn er meerdere fabrikanten op de markt en is dat probleem verholpen. Vaak loopt het nu gewoon mis door de vergetelheid van de veehouder.
Denis Volckaert: Een veehouder moet veranderingen in zijn veestapel correct maar ook tijdig melden om in orde te zijn bij een controle door het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Met de elektronische toepassing ‘Veeportaal’ wil DGZ veehouders helpen bij de verplichtingen inzake identificatie en registratie van vee. Door aangiften elektronisch in plaats van manueel te doen, kunnen namelijk heel wat fouten vermeden worden. Ruim 21.000 veehouders maken intussen al gebruik van ‘Veeportaal’.

Veel melkveehouders kampen met een (te) hoge werkdruk. Hoe slaagt u in de combinatie met het voorzitterschap van DGZ?
Marcel Heylen: Als landbouwer maak je deel uit van de maatschappij zodat ik het logisch vind dat je daarin participeert. Tijd heb je niet, die moet je vrij maken voor wat je graag doet. Met de steun van mijn vrouw engageer ik mij zowel sociaal als syndicaal. De combinatie van vergaderingen voor DGZ met mijn melkveebedrijf te Geel zorgt soms voor bijzonder lange werkdagen, maar dan gebruik ik de tijd in de stal om alles nog eens rustig te overdenken. Neemt niet weg dat ik van een aantal zaken (voorzitter bedrijfsgilde Boerenbond te Geel, bestuursmandaat Regionaal Landschap, bezoekers ontvangen op het melkveebedrijf, enz.) afscheid heb moeten nemen om niet continu in de weer te zijn.

Is het eenvoudig om actieve veehouders te strikken voor een bestuursmandaat?
diergezondheid_DGZ.2.jpgDenis Volckaert: Om de betrokkenheid van veehouders bij de organisatie te verhogen, werd de voorbije twee jaren een flink deel van het bestuur en van de leden van de adviescommissies ingevuld met nieuwe kandidaten. Die verjonging van de organisatie slaagde en ging gepaard met meer aandacht voor communicatie. De website werd vernieuwd, het jaarverslag nodigt uit tot lezen, DGZ is zichtbaar aanwezig op landbouwbeurzen en veehouders krijgen vaker info via e-mail.
Marcel Heylen: Door hard te werken aan het imago van DGZ maken veehouders vandaag graag deel uit van de organisatie. De tijd dat we als loopjongen van de overheid werden beschouwd, is voorbij.
Denis Volckaert: DGZ heeft een nauwe relatie met het Voedselagentschap, maar we doen ons best om duidelijk te maken dat beide organisaties een verschillende taak te vervullen hebben. Kort samengevat: het Voedselagentschap is controleur terwijl DGZ de brug slaat tussen overheid enerzijds en veehouders en dierenartsen anderzijds. Je zal ons niet zien optreden als ‘politieagent’ want DGZ moet net zorgen voor de acceptatie van de overheidsregels op het terrein.

Wat brengt de toekomst voor DGZ?
Denis Volckaert: Preventie wordt enorm belangrijk om de diergezondheid te vrijwaren maar ook in het licht van de maatschappelijke druk op veehouderij. Landbouwer en burger delen zo’n kleine ruimte dat de maatschappij zich meer en meer inlaat met de veehouderij. Door te werken aan diergezondheid, kan DGZ bijdragen aan een beter dierenwelzijn en meer begrip voor de sector.
Sigrid Stoop: Voor varkens en pluimvee wordt het beter beheersen van salmonella een uitdaging. Dit is niet zozeer omdat de dieren er zelf ziek van worden, maar omdat het via eieren en vlees overgedragen kan worden op mensen. Daarnaast zijn er nog een aantal andere dierziekten zoals PRRS en brachyspira, waardoor veehouders economisch schade lijden en die dus verder onze aandacht verdienen. Bij herkauwers houden we in de gaten wat het schmallenbergvirus nog in petto heeft.
Marcel Heylen: In de rundveehouderij streven we naar een verplicht bestrijdingsprogramma voor boviene virus diarree (BVD) tegen 2014. BVD kost de rundveehouders veel geld zodat we voelen dat de wil er is om het probleem aan te pakken. En het gaat niet alleen om centen want elke veehouder weet: als de dieren gezond zijn, zit ook de boer goed in zijn vel.

Gerelateerde artikels

Er zijn :newsItemCount nieuwe artikels sinds jouw laatste bezoek