Loonwerkersassociatie: “Uitsluiting loonwerkers van VLIF-steun creëert oneerlijk speelveld”
duidingLandbouwservice, de beroepsvereniging voor loonwerkers, pleit voor een gelijke behandeling van boeren en loonwerkers als het gaat om het recht op Vlaamse landbouwinvesteringssteun (VLIF). Boeren komen in aanmerking voor VLIF-steun voor de aanschaf van landbouwmachines, terwijl loonwerkers er geen recht op hebben. “Dit creëert een ongelijk speelveld: machines die worden aangeschaft met overheidssteun, worden vervolgens ingezet in concurrentie met professionele loonwerkbedrijven die diezelfde investeringen volledig zelf moeten dragen”, klinkt het.
“Als een machine in aanmerking komt voor subsidie, zou dat moeten gelden ongeacht wie ze aankoopt, landbouwer of loonwerker”, zegt Landbouwservice. De organisatie stoort zich al jaren aan het feit dat loonwerkers uitgesloten blijven van VLIF-steun voor landbouwvoertuigen. “We doen hetzelfde werk. Waarom krijgen landbouwers wél subsidies en wij niet?”
Jan Haveneers, bestuurslid bij Landbouwservice en zelf loonwerker, constateert dat loonwerkers werk verliezen door de VLIF-steun. “Door machines te subsidiëren neemt de investeringsdrempel voor landbouwers af. Ze kopen een machine, gedeeltelijk met gemeenschapsgeld, die vervolgens maar enkele dagen per jaar wordt gebruikt”, aldus de Limburger.
De onvrede van de loonwerkers over de uitsluiting van de VLIF-steun is recent weer naar de oppervlakte gekomen na een schriftelijke vraag van Lydia Peeters (Open Vld) aan landbouwminister Jo Brouns (cd&v). “Blijft de huidige uitsluiting van VLIF-steun voor loonwerkers, althans voor investeringen die louter gebruikt worden voor landbouwdoeleinden, houdbaar en wenselijk, en dit zowel op Europees als op Vlaams niveau?”, was één van Peeters' deelvragen.
De Open Vld-politica zegt voorstander te zijn van het uitbreiden van VLIF-steun naar loonwerkers voor investeringen die integraal voor landbouwdoeleinden zijn. “Dat creëert een gelijk speelveld voor iedereen.”
Machineringen snoepen minder dan 1 procent VLIF-steun op
In haar vraag aan Brouns merkt de politica ook op dat zogenaamde machineringen wel in aanmerking komen voor VLIF-subsidies. Dat zijn coöperaties waarin boeren gemeenschappelijk machines aankopen die ze voor eigen gebruik mogen aanwenden. Dat deze machineringen in aanmerking komen voor VLIF-steun, is de loonwerkers al langer een doorn in het oog. “Dat zijn zeker geen landbouwbedrijven. In feite lijken ze vooral op loonwerkbedrijven.” Vlaanderen telt 39 machinecoöperaties die in het verleden werden geregistreerd met het oog op VLIF-steun.
In een antwoord op de vragen van Peeters nuanceert Brouns het subsidiebedrag dat deze machineringen en samenwerkingsverbanden krijgen. Zij ontvingen vorig jaar zo’n 870.000 euro aan subsidie, in 2023 was dat 745.000, in 2022 1,4 miljoen euro en in 2021 rond het miljoen euro. “Dit bedrag vertegenwoordigt telkens minder dan één procent van het totale selectiebedrag van dat jaar”, klinkt het.
Minder landbouwbedrijven voeren loonwerk uit
Ook verwijzen Landbouwservice en Peeters naar het feit dat sommige landbouwers hun machinepark aanwenden om loonwerk uit te voeren bij andere landbouwbedrijven. Bij loonwerker Jelle Pauwels uit Vlimmeren horen we dat deze praktijk juist afneemt. “Vroeger startte een boerenzoon loonwerkactiviteiten op als het bedrijf te klein was om er fulltime van te leven. Tegenwoordig zijn de landbouwbedrijven zo groot geworden dat daar geen tijd voor is.”
Uit de landbouwenquêtes van Statbel blijkt dat het aantal landbouwbedrijven dat loonwerk uitvoert in ieder geval niet toeneemt. In 2023 waren er 736 landbouwers in Vlaanderen die aangaven met de machines van het bedrijf ook loonwerk bij derden uit te voeren. Tien jaar eerder waren er dat 949. Dat aantal daalde in 2016 tot 857, om in 2020 te stijgen tot 1.019 bedrijven.
Wel toekomst voor loonwerk, maar geen gerichte steun
Op de vraag van Peeters hoe Brouns de toekomstperspectieven van het loonwerk inschat, reageert de minister positief. “Voor landbouwers zullen loonwerkbedrijven belangrijk blijven. Een deel van de landbouwers kiest om persoonlijke redenen om de veldwerkzaamheden en andere arbeid uit te besteden. Vaak is het ook bedrijfseconomisch interessant om gespecialiseerde machines niet aan te kopen, maar een beroep te doen op loonwerk of gebruik te maken van de voordelen van een machinecoöperatie.”
Het is niet dat we absoluut subsidies willen voor onze leden. De beste subsidie is geen subsidie. Maar dat moet dan ook gelden voor landbouwers
Dat er in de toekomst maatregelen zullen komen om loonwerkers te steunen voor het uitvoeren van hun ondersteunende taken in de landbouwsector, lijkt weinig waarschijnlijk. “Binnen de beschikbare instrumenten worden geen nieuwe maatregelen gepland specifiek gericht op de ondersteuning van loonwerkbedrijven”, aldus de minister.
Alle VLIF-steun voor machines afschaffen of premie per hectare?
Als loonwerkers in de toekomst geen VLIF-steun krijgen, dan vraagt Landbouwservice dat de investeringssteun bij de aankoop van landbouwmachines volledig wordt afgeschaft, ook voor landbouwers. “Het is niet dat we absoluut subsidies willen voor onze leden. De beste subsidie is geen subsidie. Maar dat moet dan ook gelden voor landbouwers. Wij vragen enkel gelijke regels en eerlijke concurrentie binnen de landbouwsector", klinkt het.
Landbouwservice ziet nog een derde piste om het speelveld meer gelijk te maken voor landbouwers en loonwerkers. “We denken daarbij aan slimmere vormen van ondersteuning. In plaats van het subsidiëren van de aankoop van machines, zou steun beter gericht worden op een premie per hectare of per productieve activiteit, of steun aan landbouwers voor het inhuren van loonwerkdiensten. Zo wordt de actieve landbouwer geholpen, kan de loonwerker correct betaald worden voor zijn werk en wordt tegelijk de overinvestering in landbouwmachines afgeremd.”