Lijden fauna en flora onder genteelten?

De teelt van genetisch gemodificeerde gewassen heeft een nadelig effect op de dierenwereld. Rond velden met gemodificeerd winterraapzaad worden minder vogels, bijen, vlinders en andere insecten aangetroffen dan in de omgeving van percelen met een gangbaar gewas. Dat blijkt uit het laatste rapport van de Farm Scale Evaluation, een vierjarig Brits onderzoek naar de ecologische gevolgen van het gebruik van transgene landbouwgewassen.

Uit het onderzoek blijkt dat op de akkers met het gemodificeerde winterraapzaad minder breedbladige onkruiden voorkomen. De bloemen en zaden van deze planten vormen een belangrijke voedselbron voor insecten en vogels. De plantensoorten worden verdrongen door grassen, die minder voedsel opleveren voor de dierenwereld. Het gemodificeerde raapzaad heeft een ingebouwde resistentie voor een bepaalde herbicide, waardoor telers het onkruid gemakkelijker kunnen bestrijden.

In de drie voorgaande onderzoeken zaaiden de FSE-onderzoekers op 180 velden in verschillende streken in Groot-Brittannië genetisch gemodificeerde maïs, suikerbieten en lenteraapzaad. Ook toen bleek dat er rond de velden met genetisch gemodificeerde bieten of raapzaad minder insecten en vogels werden aangetroffen. Bij de maïspercelen was dat niet het geval. Dat wordt in verband gebracht met de belasting van de herbiciden die binnen de gangbare maïsteelt in het Verenigd Koninkrijk nog gebruikt mogen worden.

Niet iedereen is het met deze conclusies eens. In het kader van het zogeheten Bright-project observeerden wetenschappers in opdracht van enkele multinationals vijf jaar lang de milieuschade die veroorzaakt wordt door gemodificeerde suikerbieten en winterraapzaad. De conclusie luidde dat de verschillen in onkruidpopulatie ontstonden door verschillen in systemen van gewasbescherming en niet rechtstreeks door verschillen in genetische samenstelling van de gewassen.

Meer informatie: The Farm Scale Evaluations The Bright-project