Lieven De Schamphelaere (Natuurpunt)
duidingToen Lieven De Schamphelaere in 2015 voorzitter van Natuurpunt werd, ging het in de pers vooral over zijn professionele achtergrond. Men vond het bijzonder dat iemand die in de banksector werkte en vervolgens het familiebedrijf voortzette het boegbeeld werd van de natuurbeschermers in Vlaanderen. “De tijd is voorbij dat natuurbeschermers voor de voeten geworpen krijgen dat je een ecologisch paradijs niet kan bouwen op een economisch kerkhof, economie en ecologie moeten immers samengaan”, zegt De Schamphelaere. Helemaal is het spanningsveld tussen natuur en economie niet verdwenen, denk bijvoorbeeld aan Essers. “Een eerder geïsoleerd geval”, zo benadrukt de Natuurpunt-voorzitter. Met landbouwers en hun organisaties botst de natuurorganisatie vaker, al hoor je hem dat niet toegeven. Integendeel, de verstandhouding is volgens Lieven De Schamphelaere beter dan gemediatiseerde relletjes doen vermoeden. Open ruimte is wat landbouw en natuur verbindt, maar belangenorganisaties ook tegen elkaar opzet. Natuurpunt werpt zich daarbij op als behoeder van het landschap en pleit voor een meer natuur-inclusieve landbouw.
De liefde voor natuur kreeg Lieven De Schamphelaere in zijn jeugd te pakken. Zijn studies burgerlijk ingenieur computerwetenschappen en een 17 jaar lange loopbaan bij KBC lieten er daarna nog weinig tijd voor. Pas toen hij verhuisde van Brussel naar het landelijke Boutersem pikte De Schamphelaere de draad weer op. Hij hield zich voor de lokale afdeling van Natuurpunt bezig met de aankopen van nieuwe natuur in zijn thuisregio. Daarna vervoegde hij de raad van bestuur van Natuurpunt Beheer, waar hij zes jaar voorzitter was toen het voorstel kwam om de leiding over de ganse vzw te nemen. Even heeft de natuurliefhebber daarover moeten nadenken omdat hij tezelfdertijd het door zijn vader opgestarte bedrijf in de grafische sector wou blijven runnen. Het idee dat je als voorzitter van Natuurpunt een impact kunt hebben op het natuurbeleid in Vlaanderen trok hem over de schreef.
“We zijn met steeds meer mensen die allemaal meer welvaart wensen. Ecosysteemdiensten zijn daar de noodzakelijke onderbouwing van. Zij vormen de basis van de nieuwe economie die zich moet ontwikkelen”, ontvouwt Lieven De Schamphelaere zijn visie. Op de vraag of dat besef al voldoende doorgedrongen is, antwoordt hij: “Nog niet genoeg, maar het inzicht groeit wel dat we met de natuur moeten werken, in plaats van er tegenin te gaan. Dat zie je ook in de land- en tuinbouw, waar steeds meer waarde gehecht wordt aan een gezonde bodem, bestuiving en de hulp van de natuurlijke vijanden van plaagsoorten.”
Bij de inrichting van landschappen zijn ecosysteemdiensten evenmin weg te denken. Natuur zal nodig zijn om de zeespiegelstijging op te vangen want dijken kan je niet eeuwig blijven verhogen. De Vlaamse Bouwmeester en zijn collega’s ontwerpen plannen om van een harde opnieuw naar een zachte kustlijn te evolueren. Slikken en schorren zijn een voorbeeld van een natuurlijk landschap dat water helpt bufferen wanneer overstromingsgevaar dreigt. Natuur die ook nodig zal zijn om water langzaam in de bodem te laten sijpelen zodat de grondwatervoorraad aangevuld wordt. Het klimaat in Vlaanderen wordt in de toekomst niet alleen droger maar ook heter, wat meer groen in de steden nodig maakt om te vermijden dat ze veranderen in zogenaamde hitte-eilanden.
Vlamingen houden niet van plannen die de overheid op hen laat neerdalen
Iedereen weet wat er met de klimaatverandering op ons afkomt, maar handelen we er ook naar? “Op een aantal vlakken slagen we erin om ambitieuze dingen te doen. Denk bijvoorbeeld aan het Sigmaplan dat overstromingsveiligheid, natuurbescherming en economie met elkaar verzoent”, zegt Lieven De Schamphelaere. Voor andere dossiers geldt dat de Vlaamse beleidsmakers veelal wel juiste principes hanteren, maar de uitvoering traag verloopt en met te weinig middelen. Daar hebben we collectief schuld aan, en de voorzitter van Natuurpunt legt uit waarom: “Grote plannen lanceren in Vlaanderen ligt moeilijk. In Nederland lijkt dat beter te lukken omdat de maatschappij er meer openstaat voor een planmatige beleidsaanpak.”
De Schamphelaere geeft de afbakening van de ‘Groene Hoofdstructuur’ als voorbeeld van zo’n Vlaams plan dat misliep. Begin jaren ’90 vonden landbouwers in landeigenaars en jagers bondgenoten in een ongezien groot protest tegen het natuurbeleid. Toenmalig minister Norbert De Batselier annuleerde het plan van zijn voorganger om 335.000 hectare natuur aan te duiden en met elkaar te verbinden, wat door landbouworganisaties nog altijd gezien wordt als een grote overwinning. De voorzitter van Natuurpunt zegt daarover: “Een model van vrijwillige aankopen, nadien gevolgd door een RUP (ruimtelijk uitvoeringsplan), werkt hier beter om natuur te realiseren. Maatschappelijk is deze aanpak meer aanvaard.”
Wat zegt het Boskaart-débacle over het draagvlak voor natuur?
Hoe groen Vlaanderen op termijn moet kleuren, geeft de voorzitter van Natuurpunt niet prijs. “Als we de biodiversiteit alle kansen willen geven, dan moeten we in ruimte voor natuur voorzien. De bioloog Edward Wilson (Harvard) schrijft in zijn jongste boek dat 50 procent van het aardoppervlak nodig is voor natuur als we de biodiversiteit willen redden.” Een cijfer dat De Schamphelaere niet doortrekt naar de Vlaamse situatie want hij houdt het erop dat er nog natuur moet bijkomen. De zoektocht naar ruimte voor die nieuwe natuur zal ongetwijfeld verhitte discussies uitlokken. Herinner je het protest tegen de Boskaart waarmee minister Joke Schauvliege waardevolle zonevreemde bossen wou beschermen. De Vlaming houdt van natuur, maar niet op de bouwgrond die voorbestemd is voor zijn kinderen. Hij maakte dat zo massaal duidelijk dat Vlaams minister-president Geert Bourgeois de Boskaart eigenhandig begroef.
Boseigenaars voelden zich onheus behandeld en dat verbaast Natuurpunt niet. “Als je snel een kaart maakt zonder dat de consequenties duidelijk zijn voor degenen die er door gevat worden, dan creëer je onzekerheid.” Landbouwers keken met gemengde gevoelens naar het weinig fraaie politieke spektakel waarin wijlen de Boskaart uitmondde. Spontaan werd de vergelijking gemaakt met het ammoniakbeleid dat veehouders raakte in hun eigendomsrecht. Wekenlang hebben ze protest gevoerd omdat hun levenswerk verloren dreigde te gaan. In 2015 waren ze met tractoren en spandoeken van de partij langs het parcours van de Vlaamse voorjaarsklassiekers. Van het naar de prullenbak verwijzen van het ammoniakbeleid hebben zij nooit mogen dromen. Wel sleepten de getroffen boeren een gunstiger beoordelingskader en financiële compensaties uit de brand. Een actiecomité van Limburgse veehouders concludeerde daaruit dat burgers hun eigendomsrecht beter beschermd weten dan boeren, of er alleszins een groter politiek draagvlak is voor hun verzet.
Ammoniakbeleid is splijtzwam tussen natuur en landbouw
Kan Natuurpunt begrip opbrengen voor het boerenprotest zoals het dat ook doet voor de burgers die zich verzet hebben tegen de Boskaart? Ontwijkend zegt de voorzitter: “De uitstoot van stikstof en de depositie ervan in natuurgebied vormen een groot probleem. De stikstof die afkomstig is van landbouw en andere sectoren (o.a. transport) bemoeilijkt de bescherming van de biodiversiteit.” Dat natuurbeschermers de vegetatie moeten maaien of, ingrijpender nog, de bovenste bodemlaag moeten plaggen om de grond armer te maken, is daar een direct gevolg van. “Een moerassig Elzenbroekbos in de Baltische staten heeft een ijle vegetatie terwijl brandnetels welig tieren in Vlaanderen. De stikstofneerslag moet hier dus structureel omlaag.”
Landbouwers zullen daar erg hun best voor moeten doen, maar Natuurpunt dringt er op aan dat ook andere sectoren zoals verkeer hun steentje bijdragen. Dat de veebedrijven met de grootste impact op natuur op een redelijke wijze vergoed worden omdat ze het zwaarst getroffen worden, noemt de voorzitter van Natuurpunt logisch. Niet bij het principe van een flankerend beleid maar bij het ammoniakbeleid zelf plaatst hij vraagtekens: “We betwijfelen of wat nu in voorbereiding is, zal voldoen en het oordeel van Europa zal doorstaan.”
Het Vlaamse ammoniakbeleid situeert zich op het raakvlak tussen landbouw en natuur, maar Natuurpunt verheft ook zijn stem in ‘pure landbouwdossiers’. Opmerkelijk? Niet volgens voorzitter De Schamphelaere: “Meer nog dan in andere landen worden natuurbeschermers in Vlaanderen geconfronteerd met een hoogproductieve landbouw die een grote impact heeft op biodiversiteit en landschap. Landbouw wordt sterk gestuurd door het EU-beleid zodat de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) ons bezig houdt. Het GLB en bijbehorende EU-budget voor landbouw is een grote hefboom om in de toekomst anders om te gaan met het buitengebied. Momenteel bevat de eerste pijler van het landbouwbeleid (inkomenssteun aan landbouwers, nvdr.) weinig resultaatgerichte en effectieve maatregelen, terwijl het agrarisch natuurbeheer uit de tweede pijler over te weinig middelen beschikt en op zijn beurt beter kan.”
Inkomenssteun voor landbouwers is geen verworven recht
Bij de vorige GLB-hervorming hamerde Natuurpunt op ‘publiek geld voor publieke diensten’. Het komt er op neer dat de overheid een contract sluit met landbouwers en hen vergoedt voor maatschappelijke diensten. “Zo kan je de grote som aan landbouwmiddelen inzetten om iets aan het landschap te doen. Daar profiteert de hele maatschappij van, ook de boeren die op dat platteland actief zijn.” Hoewel de vorige hervormingsronde drie vergroeningsvoorwaarden koppelde aan de inkomenssteun, was Natuurpunt teleurgesteld in de uitkomst. “Van nature ben ik optimistisch, maar de vergroening werd tot hiertoe zwak ingevuld omdat de landbouwlobby zwaar weegt op de besluitvorming”, houdt Lieven De Schamphelaere geen blad voor de mond.
In de aanloop naar de publieksraadpleging door de Europese Commissie over het GLB na 2020 bundelde Natuurpunt de krachten met gelijkgezinde organisaties via de campagne ‘Living Land’. Dat leverde zo maar even 260.000 steunbetuigingen op voor een ander landbouwbeleid. “Burgers zijn bezig met hoe het buitengebied eruit ziet. Bovendien gaat het landbouwbeleid over belastinggeld en hoe dat wordt ingezet”, zegt De Schamphelaere. Living Land zet zich niet af tegen landbouw, integendeel zelfs want er is grote sympathie voor landbouw(ers), “wij willen wel dat de Europese landbouwmiddelen sterk worden ingezet voor landbouwers die werken in en aan landschappen met belevingswaarde.”
Natuurbeschermers kijken naar het platteland als een landschap met belevingswaarde, terwijl het voor de landbouwers hun werkterrein is. Dat verschil in zienswijze werd het voorbije jaar glashelder toen Boerenbond het verhaal van twee jonge boeren uit Bierbeek die een kippenstal willen maar niet kunnen bouwen in de pers bracht. Natuurpunt werd met de vinger gewezen, omdat de organisatie het niet eens was met de inplanting van een stal voor 4.800 biokippen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Boerenbond zette toen sterk in de verf dat het wettelijk toegelaten is om daar te bouwen en zei erbij dat het om kleinschalige biolandbouw gaat, “de weerspiegeling van het landbouwmodel dat Natuurpunt naar voren schuift”.
Door zulke gemediatiseerde cases ontstaat de indruk dat Natuurpunt een kruistocht voert tegen inplantingen van nieuwe stallen. Een foute indruk volgens Lieven De Schamphelaere en hij licht ook toe waarom: “Er zijn geen dossiers van stallenbouw waartegen Natuurpunt het verzet organiseert vanuit het hoofdkantoor in Mechelen. Centraal wordt alleen het beleidsstandpunt geformuleerd dat nieuwe ruimte aansnijden niet altijd nodig is en op goed gekozen plaatsen moet gebeuren, zeker als het megastallen betreft. Tezelfdertijd vermoeden we dat de milieudoelstellingen maar kunnen gehaald worden met een kleinere veestapel. De beoordeling van wat ‘goed gekozen plaatsen’ zijn, laten we aan onze lokale afdelingen over. Heel wat nieuwe landbouwinfrastructuur contesteren zij niet, andere nadrukkelijk wel omdat een stal of loods niet past in het landschap of de overlast voor de omgeving te groot is.
Bezorgdheid om boerenlandschap drijft Natuurpunt
Een stal die gebouwd mag worden, is geen nieuws. Een buurtprotest of verzet van Natuurpunt – “haal de twee niet door elkaar” – haalt wel de kranten. Nabij Boutersem, waar Lieven De Schampelaere woont, is de confrontatie tussen Boerenbond en Natuurpunt al tweemaal breed uitgesmeerd. Niet ver van de gecontesteerde biokippenstal in Bierbeek zou acht jaar geleden een varkensstal verschenen zijn in het open landschap van Meldert. Toen niet in landschappelijk waardevol agrarisch gebied, maar volgens Natuurpunt Oost-Brabant toch een aanfluiting van de landschappelijke kwaliteit. De lokale afdeling ging in beroep tegen de verleende bouw- en milieuvergunning en heeft de bouw van de varkensstal op het Melderts akkerplateau – “één van de mooiste open akkerlandschappen in Vlaanderen” – tegengehouden. Op diezelfde plek doen landbouwers vandaag inspanningen om de grauwe kiekendief weer te laten broeden in Vlaanderen.
De voorzitter van Natuurpunt spreekt niet graag over het zwaar bevochten dossier, maar het is wel de ideale opstap naar diens visie op landbouw. “Men beseft te weinig hoe pijnlijk stil het landbouwlandschap is geworden. De Amerikaanse schrijver Aldo Leopold zei ooit: “Het herfstlandschap in een Amerikaans woud bestaat uit het land, een esdoorn en een korhoen. De vogel vertegenwoordigt maar één miljoenste van de massa van het landschap. Maar haal hem er uit en het hele ding is dood.” Door de intensivering van landbouw is de beleving van het platteland ook in Vlaanderen verminderd. Typische soorten als korhoen, nachtegaal en korenbloem zijn al verdwenen. Nu hebben veldleeuwerik, grauwe gors en ringmus het moeilijk”, aldus De Schamphelaere. “Nachtegalen en veldleeuweriken maken trouwens deel uit van de Vlaamse cultuur. Zonder hen zijn de gedichten van Guido Gezelle niet meer op dezelfde manier leesbaar of de muziek van Hândel niet meer op dezelfde manier beluisterbaar. Het moet toch mogelijk zijn om het platteland opnieuw te bevolken met die soorten mits wat goede wil.”
Op de vraag hoe natuurvriendelijke landbouw zich in Vlaanderen kan ontwikkelen, had Natuurpunt Oost-Brabant ten tijde van het verzet tegen de varkensstal in Meldert al een antwoord: “De uitdaging is een landschapskader creëren waarin landbouwers met vertrouwen kunnen ondernemen, maar waarin de andere maatschappelijke ambities ook kunnen worden gerealiseerd. In landbouwgebied kan niet alle groen ‘vogelvrij’ zijn. Zeven procent van de oppervlakte voorbehouden voor (permanent) groen lijkt een mogelijke ordegrootte.” Wat Natuurpunt Oost-Brabant ‘niet-permanente maatregelen noemt, komt overeen met de inspanningen die landbouwers plegen in het kader van beheerovereenkomsten. Daarover wordt gezegd: “De vergoedingen moeten veel meer dan in het verleden resultaatgericht zijn. De discussie de volgende jaren zal er één zijn van ‘publiek geld voor publieke diensten’.”
Dat had de lokale afdeling in 2009 juist voorspeld want anno 2017 zegt hun voorzitter: “Naar hoogproductieve en intensieve landbouw dienen minder overheidsmiddelen te gaan want deze bedrijven leveren eerder beperkte publieke diensten. Zulke boerderijen leveren immers veelal een gestandaardiseerd product af, wat slechts succesvol kan zijn als je produceert tegen de laagste kosten. Dat laat bij wijze van spreken niet toe dat je rond een boom in een veld rijdt.”
De Vlaamse land- en tuinbouw is volgens Lieven De Schamphelaere voor een groot stuk geënt op dat model: “We pompen er als gemeenschap erg veel geld in en export wordt bejubeld zonder de milieukosten zoals internationaal transport in rekening te brengen. Hoogproductieve landbouwbedrijven evolueren verder richting hightech-landbouw. Daarover schreef The Economist recent dat die best echte productiefabrieken worden, compleet met LED verlichting, massa’s sensoren, robots en verdiepingen. Dit soort bedrijven moet kansen krijgen maar je moet de inplanting van deze bedrijven goed overwegen.” Grote stallen vol kippen en varkens op bedrijven die over weinig of geen grond beschikken, zijn de vaandeldragers van dit landbouwmodel. Vandaag worden ze net zoals grondgebonden boerderijen verspreid in het Vlaamse landschap ingeplant, terwijl concentratie meer aangewezen is volgens Natuurpunt.
Landschapsonderhoud past in verdienmodel van streekgebonden landbouw
Het andere economische model qua landbouw zijn bedrijven die hun activiteiten differentiëren en met hun landbouwproductie mikken op toegevoegde waarde. Zij passen in de landbouwlandschappen die Natuurpunt nog altijd de moeite vindt: de Vlaamse Ardennen, de kustpolders, Haspengouw, enz. Een haag langs een landbouwperceel betaalt zichzelf dan gedeeltelijk terug voor ondernemers die mikken op verbrede landbouw en afzet via de korte keten. Die haag bepaalt immers mee het karakter van een streek die aan de basis ligt van belevingsproducten. “Als dat lukt met een fles wijn, waarom zou het dan niet kunnen voor andere landbouwproducten?”, oppert Natuurpunt.
In Nederland zijn er zo al ‘weidevogelboeren’ die een bijkomende premie voor hun melk krijgen. Door middelen uit het Europees landbouwbeleid te verschuiven van pijler I naar pijler II kan je deze streekgebonden landbouw vergoeden voor publieke diensten. De Schamphelaere: “Momenteel gaan veel middelen uit de pijler plattelandsbeleid via het landbouwinvesteringsfonds naar stallenbouw, ook die centen kunnen beter in ruimere mate op publieke diensten georiënteerd worden.”
Waar Boerenbond hamert op het familiale karakter van de Vlaamse land- en tuinbouw en de grote diversiteit aan bedrijven, heeft Natuurpunt een tweedeling voor ogen. Enerzijds zal Vlaanderen hoogproductieve landbouw genre glastuinbouw en intensieve veehouderij kennen, anderzijds heeft het platteland ook nood aan boeren die het landschap versterken en de consument van nabij voedsel voorzien. Prangend is de vraag waar de intensieve landbouwbedrijven thuishoren. Lieven De Schamphelaere wil het woord industriezone niet in de mond nemen. Een verwijzing naar glastuinbouwzones lijkt meer op zijn plaats, maar wie wil zulke concentratiegebieden vol intensieve landbouwbedrijven in zijn achtertuin? Voor glastuinbouwclusters blijkt het maatschappelijk draagvlak bijzonder klein. Herinner je ook de uitspraak van De Schamphelaere dat Vlamingen niet houden van een planmatige aanpak. “Wil je dat toch proberen, dan moet je redelijk zijn ten opzichte van degenen die je aan je plan onderwerpt”, adviseert hij.