Lieve Wittemans, Greet Ghekiere en Bart Ryckaert
duidingHet project ‘Energiebewust Boeren’ is een unieke samenwerking tussen 11 Vlaamse praktijkcentra voor land- en tuinbouwonderzoek. “We zijn erin geslaagd om over de sectorgrenzen heen kennis te verzamelen omtrent energiebesparing”, zeggen Greet Ghekiere en Bart Ryckaert van het POVLT in Rumbeke-Beitem. “Nu wordt het tijd om die kennis over te dragen op boeren en tuinders”, vult Lieve Wittemans van het Proefstation Groenteteelt te Sint-Katelijne-Waver aan.
Wat is de doelstelling van het project EnergieBewust Boeren?
Greet Ghekiere: ‘EnergieBewust Boeren’ is een Vlaams project dat steun krijgt van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), van het Agentschap Ondernemen en van de Vlaamse provincies. Het project werkt rond kennisoverdracht en communicatie omtrent energiebesparing op land- en tuinbouwbedrijven. Via de website www.enerpedia.be moet zich dat vertalen in een open platform rond energiebesparing over alle proefcentra, sectoren en teelten heen.
Lieve Wittemans: Alle 11 proefcentra bouwen mee aan de website. Door kennis uit te wisselen, wordt de som van het geheel immers groter dan het optellen van de afzonderlijke delen. Om de kennis die aanwezig is op de proefcentra verder te versterken, volgen onze adviseurs een ‘intensieve energietraining’ aan de Katholieke Hogeschool Kempen, de zogenaamde ‘EnergieAcademie’. Nu de kennis inzake energie is verzameld en de gemeenschappelijke tools (Enerpedia, het E-zine, de EnergieAcademie, …) zijn ontwikkeld, wordt het tijd voor de tweede stap. Die bestaat uit het sensibiliseren van de land- en tuinbouwers via demonstraties. De derde en laatste stap is het begeleiden van de telers bij de implementatie van energiebesparende technieken. Anders dan bij demo’s zal de teler nu zelf aan de slag gaan via workshops of door individuele ondersteuning.
Welke sector heeft het meest te winnen bij het zuiniger omspringen met energie?
Lieve Wittemans: Glastuinbouwers worden ontegensprekelijk met de zwaarste energiefacturen geconfronteerd. De stijging van de energieprijzen zorgde in 2008 voor een zware crisis in de sector, maar was voor de glastuinbouw ook het sein om verder na te denken over energiezuinig telen. In andere sectoren ligt het energieverbruik lager, wat niet wegneemt dat er nog flink bezuinigd kan worden. Zo is in de intensieve veehouderij energie als kost niet te verwaarlozen. De laatste jaren zijn verschillende onderzoeks- en demonstratieprojecten rond energie binnen deze sector opgestart. Voor akkerbouwers zijn de mogelijkheden tot besparing beperkter, al loopt er bijvoorbeeld een project rond brandstofbesparing bij het gebruik van tractoren en machines en is de productie van biomassa voor sommige onder hen een opportuniteit.
Durven landbouwers nieuwe paden bewandelen om in hun energieverbruik te snoeien?
Lieve Wittemans: Vanuit de praktijkcentra weten we dat de mogelijkheden voor energiebesparing lang niet uitgeput zijn. Het is onze taak om er mee voor te zorgen dat nieuwe technieken - die nog op het randje staan tussen doorontwikkelen en praktische toepassing - ingang kunnen vinden. Dergelijke nieuwe technieken worden nader onderzocht, de kennis erover wordt verspreid, om tot slot de teler te begeleiden bij de implementatie van het nieuwe systeem. Noem ons gerust een medium voor technieken die reeds bestaan maar hun weg naar de praktijk nog niet gevonden hebben. Ook bestaande technieken worden door ons verder uitgediept.
Hoe gaan jullie de verzamelde kennis verspreiden onder landbouwers? Is daarbij ook aandacht voor de 53 procent Vlaamse land- en tuinbouwers die geen pc gebruiken?
Bart Ryckaert: De website Enerpedia vormt een belangrijk instrument om de kennis te verspreiden onder land- en tuinbouwers. De naam is een verwijzing naar Wikipedia. Onze website wordt immers gevoed vanuit meerdere bronnen en heeft de ambitie om een elektronisch verzamelwerk te worden voor al wat met landbouw en energie te maken heeft. Om dat te bewerkstelligen, worden de multimediatools gemanaged via een open systeem waar alle 11 projectpartners nieuwe info aan kunnen toevoegen. Naast de website is er ook een E-zine om informatie en een kalender van activiteiten mee te delen aan ons netwerk van boeren en tuinders.
Greet Ghekiere: De interactie tussen land- en tuinbouwers zal gestimuleerd worden via het ‘Energieforum’ dat in het voorjaar wordt gelanceerd, maar evenzeer via workshops waar zij van elkaar kunnen leren. Naar het einde van het project plannen we een ‘Open Energiedag’ waar proefcentra én boeren die pionieren op het vlak van energiebesparing de deuren openzetten. Een land- of tuinbouwer hoeft niet per se achter zijn pc te kruipen want de verzamelde kennis in ‘EnergieBewust Boeren’ zal ook verspreid worden via brochures, via studieavonden en workshops die aangekondigd worden in de landbouwpers en op de opendeurdagen en beursstanden van de praktijkcentra.
Welke meerwaarde biedt het project ten opzichte van een energieaudit op bedrijfsniveau?
Bart Ryckaert: Een energieaudit is een 1 op 1 relatie waarbij op bedrijfsniveau gekeken wordt wat het probleem is en welke oplossing zich aandient. Energieaudits zijn zeker nuttig, maar minstens even belangrijk is het – via onder meer demonstraties en workshops - concreet kennis te kunnen maken met de energiebesparende maatregelen die in de energie-audit naar boven komen. Bovendien kom je tijdens een energieaudit niet te weten hoé je een bepaalde maatregel best implementeert op je bedrijf. En dat zijn net de punten waar we binnen het project ‘EnergieBewust Boeren’ op focussen.
Lieve Wittemans: Energie besparen mag geen doel op zich zijn. In de glastuinbouw hebben we geleerd dat het mogelijk is om groenten te telen met een erg lage energie-input. Voor de teler is het optimaliseren van zijn bedrijfsresultaat evenwel belangrijker. Dat vraagt een evenwicht tussen energiebesparing en rentabiliteit. Wij kunnen een teler alle informatie bezorgen over hoe een techniek werkt, hoe die te implementeren is, wat de voor- en nadelen zijn en wat dat voor hem in grote lijnen kan opleveren. Wanneer de land- of tuinbouwer effectief tot de aanschaf van de techniek overgaat, zorgen wij voor begeleiding bij de implementatie ervan, maar hij zal vanaf dan vooral worden bijgestaan door de fabrikant of professionele adviesverlener om de techniek te doen functioneren op zijn bedrijf.
Durven de energiekosten van eenzelfde type bedrijven sterk verschillen? Zijn de verschillen tussen de subsectoren anderzijds niet te groot om met één goede raad af te komen?
Greet Ghekiere: Door analyse van een groot aantal bedrijven kunnen we per sector toch een gemiddelde energiebehoefte definiëren. De meest en minst energiezuinige bedrijven – waartussen het verschil kan oplopen tot meer dan 40 procent – kunnen zich daardoor ook situeren ten opzichte van het gemiddelde. Het verschil tussen de twee uitersten heeft enerzijds te maken met infrastructuur, maar voor een deel natuurlijk ook met bedrijfsmanagement. Vanuit deze gemiddelden kunnen we ook het besparingspotentieel van een energiebesparende maatregel berekenen. Dat geeft voor de land- of tuinbouwer de houvast om de rekensom te maken of de techniek de moeite loont op zijn bedrijf.
Lieve Wittemans: We distilleren niet één goede raad voor de ganse land- en tuinbouwsector, maar richten ons tijdens studieavonden en workshops nog altijd tot een specifieke doelgroep. Dat vloeit automatisch voort uit het feit dat elk praktijkcentrum zijn expertise heeft, maar neemt niet weg dat er over het muurtje wordt gekeken om bij te leren van de andere subsectoren. Technieken zoals wind- of zonne-energie zijn nagenoeg overal hetzelfde zodat die kennis zal worden uitgewisseld. We willen absoluut vermijden dat elkeen louter bevestigd wordt in zijn eigen kennis. Daarom opteren we ook voor één website voor alle sectoren.
Kies ik als landbouwer eerst voor energiebesparing en vervolgens voor hernieuwbare energie? Of meteen voor dat laatste om in de toekomst geen subsidies mis te lopen?
Greet Ghekiere: De logica zegt eerst het bedrijf energiezuinig maken en vervolgens overschakelen op hernieuwbare energie, maar je moet natuurlijk rekening houden met de opportuniteit van subsidies. Denk maar aan de VLIF-steun voor zonnepanelen die recent verminderd werd. Het is dus zeker een én-én verhaal. Je hoeft met investeringen in hernieuwbare energie niet altijd te wachten tot alle energiebesparingen gerealiseerd zijn, maar je moet wel rekening houden met het besparingspotentieel dat je in de toekomst nog zal kunnen realiseren.
Zou hernieuwbare energie kunnen overleven zonder financiële ondersteuning of botst men dan op een te lange terugverdientijd?
Lieve Wittemans: Het produceren van hernieuwbare energie, maar ook technieken voor energiebesparing zouden op lange termijn niet afhankelijk mogen zijn van subsidies. Subsidies kunnen wel een noodzakelijke hulp zijn om een nieuwe techniek te lanceren. Denk bijvoorbeeld aan de energieschermen in de glastuinbouw die nu pure evidentie zijn. Een subsidie is met andere woorden een middel om boeren en tuinders te overhalen, om het risico van een maar net praktijkrijpe techniek voor hen te verlagen. Alleen op die manier krijg je de markt op gang en creëer je een volume dat toelaat de kosten te verlagen. Subsidies moeten ook mee evolueren. Wanneer een techniek meer en meer ingang vindt in de praktijk, kan je de subsidie voor deze techniek afbouwen, maar je moet tegelijkertijd vooruit kijken en dan andere nieuwe, veelbelovende technieken ondersteunen. Op die manier kan je vooruitgang blijven stimuleren.
Greet Ghekiere: Bij hernieuwbare energie spreekt men van de ‘onrendabele top’ die zich niet terugverdient. Door het ontwikkelen van de technieken en door het duurder worden van fossiele energie zal die onrendabele top steeds kleiner worden zodat de subsidie ter compensatie ook kan verlagen.
Verwachten jullie dat energieteelten een hoge vlucht zullen nemen zoals in Duitsland of leent het Vlaamse platteland zich daar niet toe?
Greet Ghekiere: De situatie in Duitsland is anders dan bij ons omdat de teelt van energiegewassen ginds financieel ondersteund wordt. Energiegewassen zijn een behoorlijk dure grondstof voor een biogasinstallatie zodat ze weinig populair zouden zijn als de uitbater te kiezen had. Maar een vergister in agrarisch gebied in Vlaanderen moet met minimum 60 procent landbouwgerelateerde stromen gevoed worden. Naast mest komt men dan automatisch bij energiegewassen terecht. Maïs is energiegewas nummer één, al bekijken wij bijvoorbeeld ook de mogelijkheden van rogge als tussenteelt. Alleszins verdienen de energieteelten verder onderzoek want biomassa wordt erg belangrijk, zo blijkt uit het Belgisch actieplan hernieuwbare energie. We zullen moeten zoeken naar slimmere manieren om een vergister te voeden. De hoogwaardige delen van een gewas zouden voorbehouden moeten worden voor voedsel, terwijl de neven- of reststromen opgewaardeerd worden door vergisting. Verder onderzoek moet het mogelijk maken om heel goedkope stromen zoals landschapsgras geschikt te maken voor vergisting zodat het vraagstuk voedsel of energie zich niet stelt.
Is deze verregaande samenwerking tussen praktijkcentra in Vlaanderen een primeur?
Greet Ghekiere: Vandaag werken zowel in de plantaardige als dierlijke sector praktijkcentra goed samen. Dit project is wel uniek in die zin dat - ongeacht plantaardig of dierlijk onderzoek - alle praktijkcentra samenwerken rond één thema. De duur is beperkt tot twee jaar, maar in die periode zullen tools ontwikkeld worden die nadien nuttig blijven. Ook de contacten die gelegd worden en het kennisnetwerk dat ontstaan is, zullen hun waarde voor de toekomst bewijzen.
Meer info: Enerpedia