Katrien Helsen - SBB
duidingSoms lijkt het alsof de landbouwsector pas de laatste jaren de verschillende vennootschapsvormen ontdekt. Maar eigenlijk zijn die zou oud als de straat?
Katrien Helsen: Historisch gezien zijn vennootschappen in de agrarische sector minder snel ingeburgerd geraakt dan in andere economische sectoren. Maar het feit dat in 1979 de landbouwvennootschap (LV) in het leven geroepen werd, bewijst toch dat er in die periode al een stijgende interesse was. Uit officiële statistieken blijkt dat in 1995 twee procent van de land- en tuinbouwbedrijven ondergebracht was in een vennootschap. Tien jaar later ging het al om 6,5 procent. Dat is misschien geen spectaculaire, maar toch een gestage groei. Ons klantenbestand met ongeveer 10.000 boeren en tuinders leert ons dat dit jaar de kaap van de acht procent zeker gerond wordt.
Is de oprichting van vennootschappen een hype of is er wel degelijk een acute behoefte mee gemoeid?
Beide. Zakelijke adviseurs vertonen wel eens de neiging om het verhaal van de vennootschappen eenzijdig op te hangen aan fiscale voordelen, terwijl het volledige plaatje voor land- en tuinbouwbedrijven toch veel complexer is en telkens weer maatwerk vereist. Iedereen weet dat de vennootschapsbelasting met zijn uniform tarief van 34 procent vanaf een bepaald netto belastbaar inkomen voordeliger is dan de progressief oplopende personenbelasting. Maar daarnaast is er in de landbouw veel begeleidende sectorwetgeving die doorslaggevend is voor de bedrijfsstructuur. Denk aan de quotaregeling, de pachtwetgeving, de VLIF-reglementering, de bepalingen inzake autonoom beheer, enzovoort. Al deze invalshoeken moeten landbouwers aftoetsen wanneer ze overwegen om een vennootschap op te richten. Dat gebeurt niet in een gesprek van één uur met één enkele adviseur. Wanneer SBB betrokken is bij dergelijke analyses, schuift een team van drie à vier specialisten mee aan tafel. Voor bedrijven is dit een strategisch moment van reflectie. Wie blind in een vennootschap stapt om zich hiermee een imago van moderne boer aan te meten, is zeker niet goed bezig. Er bestaan trouwens evengoed professionele land- en tuinbouwers die er bewust voor kiezen om geen vennootschap op te starten.
Wat zijn dan de acute behoeftes om toch een vennootschap op te richten?
Voor grote bedrijven wordt de reële behoefte steeds groter. Je moet weten dat landbouwers ervoor kunnen kiezen om forfaitair belast te worden op basis van barema’s die één keer per jaar voor de diverse sectoren afgesproken worden tussen de fiscus en vertegenwoordigers van de landbouwsector. Deze barema’s hebben in het verleden hun meerwaarde reeds meer dan voldoende bewezen. De fiscus is echter steeds meer de mening toegedaan dat gespecialiseerde bedrijven niet thuishoren in deze regeling. De landbouworganisaties willen uiteraard dat het forfaitaire systeem ook in de toekomst toegankelijk blijft voor zoveel mogelijk bedrijven, maar de mogelijke introductie van een aantal uitsluitingclausules zal steeds meer bedrijfsleiders naar een vennootschapsvorm drijven. Momenteel kiest nog zo’n tachtig procent van de agrariërs voor het forfaitair belastingssysteem.
Zijn landbouwers al voldoende voorgelicht over de voor- en nadelen van de verschillende vennootschapsvormen?
Zelf heeft SBB de voorbije maanden een negental voorlichtingsvergaderingen gegeven waar ruim 1.400 land- en tuinbouwers op afkwamen. Op het terrein merken onze adviseurs dat veel boeren al vaag iets over vennootschappen gehoord hebben en vragende partij zijn voor meer informatie. Voor de naschoolse vorming is er in elk geval werk aan de winkel. Dat geldt ook voor de samenstellers van de B-cursussen, die jonge landbouwers moeten volgen met het oog op het bekwaamheidsattest dat ze nodig hebben om in aanmerking te komen voor VLIF-steun.
Wat is voor een goed begrip de essentie van een vennootschap?
Een vennootschap is gebaseerd op een overeenkomst waarbij twee of meer personen iets in gemeenschap inbrengen, waarvoor ze in ruil aandelen krijgen. De BVBA is de enige vennootschapsvorm die ook door één persoon kan opgericht worden. Belangrijk is dat de oprichters van de vennootschap als het ware een nieuwe persoon creëren, met een eigen vermogen, afgescheiden van het privé-vermogen van de vennoten. In een gewone eenmanszaak is dat allemaal één pot nat. Vooral buiten de landbouwsector is de beperkte aansprakelijkheid een belangrijk argument om vennootschappen op te richten. Omdat land- en tuinbouwers zo’n grote geldsommen beheren, gaan zowel het VLIF als de financiële instellingen die leningen toekennen in de meeste gevallen verregaande persoonlijke waarborgen van de vennoten eisen, waardoor het argument van de beperkte aansprakelijkheid de facto wordt doorkruist.
Welke zijn de meest populaire vennootschapsvormen in de land- en tuinbouw?
Uit ons klantenbestand blijkt dat ongeveer een derde kiest voor de LV, de rest opteert voor een BVBA. Alle andere vennootschapsvormen zoals de vennootschap onder firma, coöperatieve vennootschappen en naamloze vennootschap zijn eigenlijk marginale verschijnselen in de agrarische sector. Met als enige uitzondering de feitelijke vereniging, maar dat is enkel een samenwerkingscontract en dus eigenlijk geen vennootschapsvorm. Deze formule wordt vaak gebruikt om een geleidelijke bedrijfsovername van vader op zoon mogelijk te maken, waarbij de vader nog een aantal jaren op het bedrijf actief blijft meewerken. Eigenlijk is het een georganiseerde vorm van onverdeeldheid: op het ogenblik dat beiden niet meer overeenkomen, zijn de gevolgen vaak desastreus.
De LV is een buitenbeentje onder de vennootschapsvormen?
Tuinders kiezen meestal voor een BVBA, terwijl een LV doorgaans de voorkeur geniet bij landbouwers. Aangezien de LV specifiek werd gecreëerd voor de land- en tuinbouwsector is dit de enige vennootschapsvorm die aangepast is aan de reglementeringen die voor land- en tuinbouw de belangrijke sectorwetgeving uitmaken. Terwijl alle andere vennootschappen per definitie onder de vennootschapsbelasting vallen, kan een landbouwvennootschap het stelsel van de personenbelasting blijven toepassen, en dus ook het forfaitair systeem. De oprichtingskosten blijven bij deze vennootschapsvorm beperkt, maar de beherende vennoten genieten geen beperkte aansprakelijkheid.
Welke zijn de belangrijkste voor- en nadelen die boeren en tuinders moeten afwegen wanneer ze de oprichting van een vennootschap overwegen?
Naast de fiscale implicaties is een vennootschap een mooi platform om samen te werken. Mensen met stielkennis kunnen stille vennoten aantrekken als financiers. Vaak gaat het om familiale regelingen die een bedrijfsovername zakelijk en psychologisch makkelijker verteerbaar kunnen maken voor alle gezinsleden, ook al kan je de discussie over de waarde van de productiemiddelen nooit uitsluiten. Vennootschappen maken ook de samenwerking rond een bepaalde activiteit mogelijk van bedrijven die voor de rest autonoom blijven. Denk hierbij aan machineringen, WKK-vennootschappen, sorteervennootschappen en dergelijke meer.
De toenemende kapitaalsintensiviteit maakt overnames steeds moeilijker…
Ook dit kan een belangrijk argument zijn om een vennootschap op te richten. In dat geval kan de overnemer gedurende een aantal jaren beroep doen op het kapitaal dat door de niet meer in het bedrijf actieve vennoten wordt ingezet en dat hij geleidelijk kan overnemen. Bij een eventueel overlijden kan het bedrijf ook verder gezet worden zonder dat de productiemiddelen samen met de privé-goederen in een onverdeeldheid terechtkomen.
De voorbije jaren werden nogal wat vennootschappen opgericht om landbouwbedrijven te splitsen?
Dat was inderdaad een mogelijkheid om te ontsnappen aan bijvoorbeeld de mestverwerkingsplicht of de bedrijfsplafonds in de melkquotaregeling. Maar de wetgever heeft die lacunes intussen doorzien. Omdat de sectorwetgeving voortdurend verandert, lijkt het me alleszins niet aangewezen om alleen op basis hiervan een vennootschap op te richten.
Landbouwers houden niet van administratieve rompslomp. De oprichting van een vennootschap impliceert niet bepaald een vereenvoudiging van de papiermolen?
In een LV hoeft dat geen probleem te zijn voor wie het stelsel van de personenbelasting verkiest. In alle andere gevallen moet een - al dan niet dubbele - boekhouding gevoerd worden, waardoor de factuur van de boekhouder fors stijgt. Er komt inderdaad extra discipline aan te pas om de administratie in orde te houden, en dat is niet voor iedereen weggelegd. Daarnaast zijn er natuurlijk ook nog opstart- en werkingskosten verbonden aan een vennootschap. Belangrijk om weten voor land- en tuinbouwers is dat de rechtstreekse inkomenssteun in de personenbelasting aan het voordelige tarief van 16,5 procent belast wordt, wat nergens anders in Europa bestaat. In de vennootschapsbelasting daarentegen vallen deze premiebedragen onder het uniforme tarief van 34 procent. In zijn regeringsverklaring van begin oktober heeft premier Verhofstadt wel een ballonnetje opgelaten om Europese premies in het kader van de vennootschapsbelasting volledig belastingvrij te maken. Dit werd recent ook opgenomen in het fiscaal pact dat in de federale ministerraad werd overeengekomen. Indien de volgende regering daar ernstig werk van maakt, zou dat opnieuw een impuls geven aan de oprichting van vennootschappen in de land- en tuinbouw. Wordt ongetwijfeld nog vervolgd.
Is de wetgeving eigenlijk wel voorzien op een sterke stijging van het aantal vennootschappen?
De wetgeving bevat vandaag nog heel wat lacunes en ongerijmdheden. Er werd door het kabinet Laruelle in het recente verleden wel een initiatief tot brainstorming genomen, maar dit project stierf jammer genoeg een snelle dood. Vanuit Vlaanderen heb ik nog helemaal niks zien bewegen. De komende jaren zal de praktijk vooroplopen op de wetgeving, want het staat in ieder geval vast dat het aantal vennootschappen zal blijven toenemen.
Daardoor zal de kloof tussen de goed gestructureerde bedrijven en achterblijvers in de toekomst nog sneller groeien?
Ik vrees dat deze polarisatie onvermijdelijk is, meer nog dan de voorbije decennia het geval was. Wie zijn bedrijf in een vennootschap stopt, komt meestal veel meer te weten over zijn bedrijfsstructuur, wat toelaat om de juiste strategische beslissingen te nemen.