Kathleen Storme en Leen Dierckx (landschapsarchitectes in West-Vlaanderen en Antwerpen)
duidingIn de Vlaamse land- en tuinbouw treedt een voortdurende schaalvergroting op. Grotere bedrijfsgebouwen roepen echter grotere gevoeligheden op bij burgers en besturen. “De aanplanting van groen kan vermijden dat bedrijven storend aanwezig zijn in het landschap. Integratie van land- en tuinbouwbedrijven in het landschap is goed voor het imago van de boer en van de ganse sector”, zegt Leen Dierckx, landschapsarchitecte van de Hooibeekhoeve in Geel, het praktijkcentrum voor melkveehouderij, voedergewassen en plattelandsontwikkeling in de provincie Antwerpen. Kathleen Storme, landschapsarchitecte van de provincie West-Vlaanderen, bevestigt dat integratie een betere oplossing is dan camouflage achter een groenbuffer. Allebei hebben ze een resem creatieve oplossingen om boerderijen in te bedden in het landschap. VILT ontfutselde hen enkele trucs en zet voor u de initiatieven van de vijf Vlaamse provincies op een rij.
Wat heeft de sector te winnen bij de integratie van landbouwbedrijven in het landschap?
Leen Dierckx: Het imago van de land- en tuinbouw vaart wel bij mooi geïntegreerde bedrijven in het landschap. Land- en tuinbouwbedrijven geven mee vorm aan het platteland zodat de sector positief in beeld komt dankzij landschapsintegratie. Voor omwonenden en recreanten is een mooi ingekleed bedrijf immers een lust voor het oog.
Kathleen Storme: Landbouwers die niet aan hoevetoerisme of -verkoop doen, halen geen rechtstreeks voordeel uit een fraai erf en mooie beplanting rond hun bedrijf. Toch is het belangrijk dat we die grote groep kunnen motiveren want landschapsintegratie draait vandaag meer en meer rond maatschappelijke aanvaarding van (grootschalige) landbouwbedrijven in een landelijke, multifunctionele omgeving.
Zijn er ook duidelijke voordelen op het niveau van de individuele landbouwer?
Kathleen Storme: Zeker en vast! Een jonge landbouwer die zijn bedrijf wil laten groeien, kan maar beter zorgen dat zijn bedrijfsgebouwen geen doorn in het oog van de buurtbewoners zijn. Landschapsintegratie kan dus zorgen voor meer zekerheid omtrent de toekomst van een bedrijf. Als landbouwer zou ik er ook aandacht aan besteden omdat de consument een hogere dunk heeft van een landbouwbedrijf met een proper erf en onrechtstreeks dieper in zijn buidel wil tasten wanneer hij voedingsmiddelen koopt in de (hoeve)winkel.
Leen Dierckx: Het klopt dat het erf van de boerderij het visitekaartje is van de boer. Burgers vereenzelvigen de uitstraling van het bedrijf vaak met de wijze waarop daar dieren gehouden worden of gewassen geproduceerd. Voor de landbouwer is het ook aangenamer leven en werken op een schoon erf. De beplanting moet zodanig gekozen worden dat de bedrijfsvoering er niet door gehinderd wordt. Planten kunnen zorgen voor het afschermen van een rommelige plek, voor schaduw op stallen, privacy voor de landbouwerswoning en zij vormen een eerste geur- en stoffilter. De beplanting krijgt naast de esthetische en landschappelijke functie, stilaan opnieuw een nutsfunctie.
Brengt een modern bedrijf zoveel visuele hinder met zich mee of ligt het vandaag de dag maatschappelijk gevoeliger?
Leen Dierckx: De land- en tuinbouw in Vlaanderen evolueert ontegensprekelijk naar meer moderne en grotere bedrijven. Landbouwers moeten de kans krijgen om hun bedrijf te laten groeien, al kan de aanplanting van groen aangewezen zijn om te vermijden dat grote bedrijfsgebouwen te opvallend of zelfs hinderlijk aanwezig zijn in het landschap. Die erfbeplanting mag de bedrijfsvoering niet hinderen, maar omgekeerd zou een boerderij ook geen afbreuk mogen doen aan het landschap. In de provincie Antwerpen worden vanwege de grote visuele impact van tuinbouwbedrijven clusterzones aangeduid. Zover als in Nederland, waar ook traditionele landbouwbedrijven verbannen worden naar ‘landbouwontwikkelingsgebieden’, gaan we echter lang niet. In tegenstelling tot een kale stal inplanten op een lege kavel in een open landschap, vinden wij een boerderij die mooi ingebed is in het landschap wel kunnen. Voor elk bedrijf bestaan oplossingen, het is een kwestie van daar creatief mee om te gaan.
Is het ‘behoud van het open agrarisch landschap’ een vaak gehoord bezwaar tegen de vestiging van een landbouwbedrijf?
Kathleen Storme: De dienst Ruimte en Erfgoed maakt bij de beoordeling van een bouwvergunning de afweging of een landschap een dergelijk groot gebouw kan dragen. Het bezwaar van de dienst Ruimte en Erfgoed - de behoeders van de open ruimte - tegen de vestiging of uitbreiding van een landbouwbedrijf wordt vaak geformuleerd als een “te grote impact op het open landschap”. Die opmerking horen we ook wanneer het bedrijf naast een anker- of relictzone ligt of genoemd wordt in de inventaris van onroerend erfgoed. Ook de aanpalende burger schermt graag met het ‘open agrarisch landschap’ want het is een argument dat moeilijk gemeten kan worden.
Moet een bedrijfsgebouw steeds weggemoffeld worden achter een haag van ‘schaamgroen’?
Leen Dierckx: Een groenbuffer, ook wel schaamgroen genoemd, die het landbouwbedrijf volledig afschermt van de buitenwereld willen we absoluut niet. Met landschapsintegratie willen we bedrijven inpassen in het omliggende landschap, niet verstoppen achter dichte, massieve groenschermen. Voorbijgangers mogen immers weten hoe het er op een hedendaags land- of tuinbouwbedrijf aan toe gaat. Slechts een slordig hoekje kunnen we door middel van een dichte beplanting aan het zicht onttrekken.
Kathleen Storme: Een groenbuffer is zelden een goede oplossing. Psychologisch lijkt het helaas soms een noodzaak omdat buurtbewoners sneller genoegen nemen met een ‘groenbuffer’ dan met de ‘integratie van een bedrijf in het landschap’. Integratie is nochtans voor alle bedrijven, niet alleen in de land- en tuinbouw, een betere oplossing dan camouflage. Helaas heeft een groenscherm als voordeel dat het makkelijker te omschrijven is in de vergunningsvoorwaarden. Toch één uitzondering waarvoor een groenbuffer wél aangewezen is: voor het aanplanten van een zogenaamde geurbuffer. Slechts met een behoorlijk breed en hoog groenscherm dat uit meerdere lagen bestaat, kan tot 10 procent van de geurhinder opgevangen worden. Verder onderzoek door VEMIS, een wetenschappelijk consortium dat recent werd opgericht met steun van de provincie West-Vlaanderen, moet uitsluitsel brengen over het probleem van luchtemissie, waaronder geurhinder.
Moeten we teruggrijpen naar de fraaie hoeves waarin vroeger geboerd werd?
Kathleen Storme: Vierkantshoeves werden gebouwd in overeenstemming met de toenmalige functionele eisen. Vandaag liggen die anders zodat kopiëren uit het verleden onverstandig is. Naast het historisch gedeelte een moderne bedrijfssite oprichten, is soms wel een optie. Strikt wettelijk genomen - u voelt de problematiek die hierachter schuil gaat - kan een landbouwexploitatie niet belemmerd worden omdat een hoeve als onroerend erfgoed geïnventariseerd is.
Leen Dierckx: We moeten meegaan met onze tijd en daarom nieuwe technieken en bouwstijlen inpassen in het landschap. Oude hoeves zijn immers niet aangepast aan de eisen van de moderne land- en tuinbouw. De landbouwpraktijk verdwijnt stilaan uit de prachtige vierkantshoeves zodat ze meer en meer in het bezit van particulieren komen.
Is bedrijfsintegratie hetzelfde als hoeveverfraaiing?
Kathleen Storme: Hoeveverfraaiing klinkt als het aanplanten van een bloemetje en een plantje rond de boerderij. Met de term bedrijfsbeplanting zetten we het sérieux in de verf en maken we duidelijk dat het bedrijf in zijn geheel bekeken wordt. Bedrijfsintegratie gaat nog een stap verder en heeft naast de beplanting ook te maken met agrarische architectuur. Denk aan kleur- en materialengebruik, de vormgeving van stallen en loodsen en hun inplanting.
Leen Dierckx: Hoeveverfraaiing focust vooral op het erf van de boerderij, terwijl bedrijfsintegratie de ganse bedrijfssite onder handen neemt. Dat kan gaan van de toegang tot het bedrijf tot loodsen, stallen en sleufsilo’s, maar bijvoorbeeld ook de omliggende percelen. Ook qua beplanting is er een verschil. Bij bedrijfsintegratie hanteren we voornamelijk inheemse en streekeigen planten. Op het erf komen ook cultuurplanten zoals vaste planten, éénjarigen, bol- en knolgewassen aan bod.
Kathleen Storme: Bedrijfsbeplanting kan uitmonden in landschapsbeplanting wanneer de beplanting van omliggende percelen mee in rekening wordt gebracht. Van enige verplichting zou dan geen sprake meer mogen zijn. Om kleine landschapselementen aan te brengen, dienen immers beheerovereenkomsten die voor de landbouwers een vrijwillige verbintenis zijn. In West-Vlaanderen weegt het beplantingsplan niettemin al zwaar door bij het toekennen van een milieuvergunning klasse I.
Gaat het om een vrijwillig engagement of is één en ander wettelijk verplicht?
Kathleen Storme: Het uitvoeren van een bedrijfsbeplanting is steeds verplicht wanneer zo’n plan werd toegevoegd aan de aanvraag voor een bouw- of milieuvergunning. Daarbuiten staat in de voorwaarden van de vergunning quasi altijd dat het bedrijf ruimtelijk geïntegreerd moet worden. Naargelang de gemeente van de landbouwer, wordt soms een waarborg gevraagd zodat het gemeentebestuur zeker is dat werk wordt gemaakt van de integratie van de bedrijfsgebouwen in het landschap. Een bedrijfsbeplantingsplan is in onze provincie ook verplicht voor klasse 1 bedrijven in landschappelijk waardevol gebied en in de noordzeekustzone. In ‘kritieke’ gevallen zoals buurtprotest of de nabijheid van bos of natuur, kan dit eveneens opgelegd worden. Ook bij de meeste bouwvergunningen moet een beplantingsplan inbegrepen zijn.
Leen Dierckx: Gemeenten zouden beter samen met de vergunningsaanvraag een beplantingsplan eisen in plaats van in de toekenning van de vergunning een groenscherm te verplichten. Op dat ogenblik wordt immers geen rekening gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van de bestaande situatie, met toekomstperspectieven, sectorspecifieke eisen, stalinrichting of de wensen van de bewoners. Ons erfbeplantingsplan houdt daarentegen rekening met de bedrijfssite in zijn totaliteit en is opgemaakt in samenspraak met de land- of tuinbouwer, waardoor hij ook volledig achter het idee staat. Daardoor gaat hij sneller over tot aanplanten, dan wanneer hij iets opgedrongen krijgt dat niet past in zijn bedrijfsvisie. We proberen gemeentebesturen te sensibiliseren opdat zij zouden afstappen van het standaard verplichte groenscherm.
Zijn er op de markt (betaalbare) alternatieven voor de typische betonplatenloods?
Kathleen Storme: Er is niets mis met de klassieke grijze betonpanelen, maar gebruik het goed en combineer met andere materialen zoals hout, staal of windnetten. Afwijken van de standaard spantenbouw is duur zodat andere alternatieven financieel vaak niet haalbaar zijn. Maar met bijvoorbeeld staalplaten vermijd je een metershoge betonnen voorgevel van de loods en kom je bovendien goedkoper uit. Kap het ganse erf ook niet vol met beton. Dat is duur en problematisch met het oog op de opvang van regenwater. Er zijn veel hoeken en kanten waar beplanting een beter, groener en goedkoper alternatief is voor beton. Afhankelijk van wat er al is, passen we bepaalde materialencombinaties en trucs rond vormgeving toe. Zo is een rood baksteenmotief of silex allesbehalve mooi wanneer de bestaande naastliggende loods uit grijze betonspanten is opgetrokken. Wel aan te raden, is het combineren van twee materialen of het verspringen in dak- of gevellijn om een gebouw optisch kleiner te doen lijken. Geen donkere borduur onderaan want dan wordt het gebouw visueel opgelicht van de grond, wel een donker dak zodat het gebouw kleiner oogt dan het in werkelijkheid is.
Hoe worden landbouwers gemotiveerd om aandacht te besteden aan bedrijfsintegratie? Zijn er subsidies om dit te ondersteunen?
Leen Dierckx: Recent verscheen de publicatie ‘Erven in het landschap’ met handige tips, suggesties en heel wat illustrerend beeldmateriaal, en ook via infodagen proberen we land- en tuinbouwers warm te maken voor het project. In samenwerking met de Provinciale Landbouwkamer krijgen elk jaar 10 landbouwers uit de provincie Antwerpen 450 euro om inheems plantgoed aan te schaffen. Wij kennen ook de ‘behaagacties’ van gemeenten, die openstaan voor landbouwers én particulieren, waarbij men inheemse planten kan afhalen aan een scherpe prijs. Bovendien maakt de Hooibeekhoeve in Geel promotie rond de erfbeplantings- en landschapsbedrijfsplannen die ik gratis opstel in overleg met de land- of tuinbouwers. Vandaag is het zo dat steeds meer mensen ons project leren kennen en er zoveel aanvragen zijn dat erfbeplantingsplannen die samen met een bouw- of milieuvergunningsaanvraag worden ingediend, noodgedwongen voorgaan. Ik kan die land- of tuinbouwers immers niet laten wachten, maar het is natuurlijk jammer voor de kandidaten die vrijwillig om advies komen vragen en al sinds 2009 op een wachtlijst staan.
Kathleen Storme: Ook in West-Vlaanderen zijn er heel wat gemeenten die subsidies voorzien voor streekeigen beplanting. Landbouwers kunnen bij het Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw in Beitem aankloppen voor een gratis landschapsbedrijfsplan. Voor de aanplanting steekt de landbouwer meestal zelf de handen uit de mouwen. Eventueel kan hij de kosten nog verder drukken door een beheerovereenkomst houtkanten aan te gaan zodat hij mits een vijfjarige verbintenis vergoed wordt voor de aanplant (weliswaar geen cumul met andere subsidies) en het onderhoud van landschapselementen rond zijn percelen. Zelf kan ik dankzij de financiële steun van de provincie en van plattelandsprojecten zoals Interreg ‘Solabio’, Leader ‘Omgevingszorg’ en Interreg ‘Landschap in verandering’ gratis advies verlenen omtrent agrarische architectuur en bedrijfsbeplanting. Infomomenten zijn in West-Vlaanderen zowel gericht naar de gemeenten, architecten en studiebureaus als naar de landbouwsector. Die worden ondersteund door gratis brochures. Tot slot zijn er de wedstrijden bedrijfsbeplanting en agrarische architectuur waarmee we vooral de inspanningen die de land- en tuinbouwers leveren, aan de buitenwereld willen tonen.
Lees ook: Initiatieven van de drie andere provincies
Hoe ondersteunen de Vlaamse provincies erfbeplanting en landschapsintegratie?