Joris Baecke - CEJA
duidingHalf november presenteerde EU-commissaris voor Landbouw Dacian Ciolos zijn beleidsopties voor de toekomst van het Europees landbouwbeleid. Ondanks - of net omwille van - een vergrijzende populatie landbouwers, heeft hij oog voor de noden van jonge boeren. “Dat is gezien de uitdagingen die op de landbouw afkomen noodzakelijk”, beweert Joris Baecke, naast akkerbouwer in Zeeuws-Vlaanderen ook voorzitter van de Europese organisatie voor jonge boeren CEJA.
“Jonge landbouwers moeten de toekomst van de Europese landbouw veilig stellen”, zegt u. Is dat niet te ambitieus in de wetenschap dat slechts zeven procent van de landbouwers jonger is dan 35 jaar?
Joris Baecke: De jonge landbouwers waar CEJA (Conseil Europeen de Jeunes Agriculteurs) zich op richt, maken inderdaad geen 30 procent uit van de landbouwerspopulatie zoals de 65-plussers dat wel doen. Maar hoe je het ook draait of keert, eerder vroeg dan laat gaat die oude generatie op pensioen en moeten jongeren de toekomst van de landbouw veilig stellen. Er is dus geen andere optie voor jonge landbouwers dan ambitieus zijn en aandringen op een beleid dat zich eveneens ambitieus opstelt ten aanzien van jonge ondernemers. Jonge mensen die net van school komen, zijn zich bewust van alle nieuwe technieken en uitdagingen. Als het beleid dat enthousiasme, die drang naar vernieuwing wil benutten, dan moet men prioriteit geven aan jonge landbouwers door hen financieel te ondersteunen. Wanneer jonge boeren het instrument worden om beleidsdoelstellingen te realiseren, hebben ze immers financiële ademruimte nodig. Die blijkt vaak opgesoupeerd te zijn na een eerste vestiging of een overname. Vandaar het voorstel van CEJA om de stimuli uit ons ‘Young Farmers Package’ te integreren in een vernieuwd Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Zijn jonge landbouwers beter voorbereid op uitdagingen zoals biodiversiteitsverlies, klimaatverandering, een extreem volatiele markt en een groeiende wereldvoedselvraag?
Boeren die net van school komen en opgroeiden met die nieuwe uitdagingen en maatschappelijke verwachtingen, zijn daar ongetwijfeld beter tegen opgewassen. Al is het maar omdat zij beter weten wat de samenleving van hen verwacht. Beleidsmakers kunnen beroep doen op de dynamiek van jonge ondernemers omdat zij met een voorsprong beginnen aan de koerswijziging die nodig is. Ik spreek opzettelijk over ‘jonge ondernemers’ omdat ondernemen een erg belangrijk aspect is geworden van de boerenstiel. Vandaag moet een landbouwer meer dan ooit flexibel zijn en zich snel kunnen aanpassen aan veranderende marktomstandigheden. Op de schoolbanken kan een jonge landbouwer zich daar moeilijk op voorbereiden, maar hij is wel gevormd door het besef dat de landbouwmarkten meer dan ooit onderhevig zijn aan invloeden van buitenaf.
Hoe ziet CEJA die groene diensten: moeten die deel uitmaken van de randvoorwaarden of moet er altijd een vergoeding tegenover staan?
De landbouwsector zit vandaag in de positie dat vergroening van het Europees landbouwbeleid nodig is om het EU-budget voor landbouw te verantwoorden. In zekere zin kan je het armoede noemen dat we in die positie versukkeld zijn geraakt. Anderzijds is het voor een breed draagvlak goed dat een landbouwer door randvoorwaarden in acht te nemen, de legitimiteit van het GLB ten aanzien van de belastingbetalers vergroot. Indien men van de landbouwer nieuwe maatschappelijke diensten - zoals natuurbeheer - verlangd, dan moet hier steeds een billijke vergoeding tegenover staan. Bovendien moeten we er op tijd en stond aan herinneren dat het produceren van voldoende, veilig en kwaliteitsvol voedsel dé maatschappelijke dienst bij uitstek is.
Hebben jonge landbouwers voldoende inspraak gehad in het voorstel van de Commissie voor een nieuw GLB?
Eurocommissaris voor Landbouw Dacian Ciolos is van bij de start de dialoog met ons aangegaan. Deze zomer werd CEJA bijvoorbeeld als één van de eersten gehoord op een publieke consultatie over het GLB. Ciolos neemt de problemen van jonge landbouwers, zoals de moeilijkheden om grond en krediet te verwerven, serieus. Dat blijkt onder meer uit de expliciete vermelding van jonge boeren in zijn ontwerpnota voor de hervorming van het GLB. De Commissaris was ook aanwezig op het CEJA-congres in Court-Saint-Etienne en nodigde ons toen uit om elke zes weken de dialoog met hem aan te gaan. Het is nu aan ons om te zorgen dat we goede voorstellen doen die kunnen meegenomen worden in de aanpassingen aan het GLB.
Zien jonge landbouwers enkel toekomst in schaalvergroting of geloven zij net meer dan hun ouders in verbreding van de activiteiten?
Bij onze leden zien we zowel interesse in diversificatie van de activiteiten als in schaalvergroting. Het één hoeft het ander niet uit te sluiten. Schaalvergroting zal sowieso voor een substantieel deel van onze leden de te volgen weg zijn want anders zal de landbouwproductie geen gelijke tred houden met de groeiende voedselvraag. Een jonge ondernemer die zijn bedrijf wil ontwikkelen, richt zich best eerst op efficiëntie en vervolgens pas op schaalvergroting. Dat laatste moet immers het natuurlijk gevolg zijn van de ontwikkeling van een bedrijf. Het mag geen noodgedwongen antwoord zijn op problemen als te hoge kosten en te kleine marges. De mogelijkheden om een inkomen te genereren uit hoeveverkoop of hoevetoerisme moeten bedrijf per bedrijf bekeken worden. Zo’n nieuwe bedrijfstak vraagt veel tijd en energie en het moet op je lijf geschreven zijn. Een goede melkveehouder is immers niet per definitie een goede verkoper van hoevekaas.
Denkt u dat het nieuwe GLB een positieve invloed zal hebben op de marktmacht van landbouwers?
Boeren moeten ‘price makers’ in plaats van ‘price takers’ worden. Zo staat het in onze verklaring en in de GLB-nota van de EU-commissaris. Het zou mooi zijn als het ooit zo ver komt, maar ik zie nog niet zo snel een drastisch ingrijpen in de voedselketen gebeuren. Meer transparantie in de keten en een meer eerlijke margeverdeling zijn evenmin eenvoudige oplossingen. Een aanpassing aan de mededingingswetgeving lijkt op korte termijn meer haalbaar. Dat zou het voor landbouwers mogelijk maken zich te verenigen in producentenorganisaties om samen te kunnen onderhandelen over aankoop- of verkoopprijs. We moeten er daarbij wel over waken dat de bestaande coöperaties niet uitgehold worden.
Geloven jonge boeren in de werking van de vrije markt of pleit CEJA voor het behoud van oude marktinstrumenten?
Een volledig vrije markt voor landbouwgrondstoffen bestaat simpelweg niet, daarvoor is voedsel een té strategisch goed. Wanneer er schaarste ontstaat, zie je overheden bijzonder snel ingrijpen. Denk bijvoorbeeld aan het exportverbod voor granen dat Rusland deze zomer uitvaardigde. Net zoals overheden belang hebben bij het reguleren van de voedselvoorziening, achten wij een ‘vangnet’ op het niveau van de producenten perfect verdedigbaar. In de eerste plaats zullen jonge boeren - met een geringe financiële buffer - zich daardoor gerugsteund weten aangezien zij het eerst slachtoffer worden van prijsfluctuaties. Welke instrumenten een basisveiligheid moeten bieden, is nog niet bekend. CEJA kijkt dus met veel interesse uit naar de marktinstrumenten die het vernieuwde GLB zal aanwenden.
Aan de nota van de Commissie ging een publieke bevraging vooraf. Is u daar iets bijzonders uit bijgebleven?
De grote betrokkenheid van milieu- en natuurorganisaties sprong toch wel in het oog. Zij hebben zich in hun communicatie omtrent het GLB bijzonder sterk tot de landbouwers gericht. Alleen jammer dat ze zich daarbij vaak afgezet hebben tegen de landbouwsector in plaats van met ons mee te denken. Indien de milieubeweging de niet te versmaden natuurwaarden in weiden en akkers apprecieert, dan doet zij er goed aan te erkennen dat alleen landbouwers, als enige uitvoerders van het GLB, daar zorg voor kunnen dragen. De natuur moet de kans krijgen om te profiteren van de wederzijdse beïnvloeding van natuur- en landbouwgebieden. Niet voor niets vind je vooral op de scheidingsstroken tussen natuur en gecultiveerde gebieden een bijzonder rijke biodiversiteit. De gastvrijheid van het platteland is overigens een voorbeeld voor natuurgebieden die veel minder toegankelijk zijn voor het publiek. Burgers appreciëren die gastvrijheid: een uitstap op het platteland wordt vereenzelvigd met een “dagje in de natuur zijn”.
Wat ervaart u als de grootste bedreiging in de GLB-nota?
Aan de ambities die vandaag worden uitgesproken, is nog geen budget gekoppeld. Het risico bestaat dat het GLB zich bescheidener moet opstellen omdat het EU-budget voor landbouw wordt teruggeschroefd. De financieel-economische crisis maakt immers dat heel wat landen kritisch staan tegenover hun bijdrage aan de EU. Daarbuiten verwacht ik vooral onheil van handelsakkoorden met het Latijns-Amerikaanse handelsblok Mercosur, andere bilaterale akkoorden en de onderhandelingen die binnen de WTO plaatsvinden. Al te vaak lijkt het alsof landbouw de pasmunt is bij die onderhandelingen. Terwijl voedsel ook voor Europa een strategisch goed zou moeten zijn dat niet te grabbel wordt gegooid. Het effect van zulke akkoorden op de handel in en prijsvorming van landbouwproducten kan immers bijzonder groot zijn.
Onderneemt CEJA wat om de burger te overtuigen van het nut van een Gemeenschappelijk Landbouwbeleid?
De nationale organisaties van jonge boeren nemen diverse initiatieven en ook overkoepelend proberen we het draagvlak voor het GLB te vergroten. Een draagvlak dat er in belangrijke mate reeds is! Uit de Eurobarometerpeiling in 2009 bleek immers dat burgers positief staan tegenover het GLB, al weten ze er onvoldoende over en vragen ze daarom meer info. Met een fototentoonstelling die alle Europese instellingen afreist en ook te zien is in alle lidstaten, trachten we beleidsmakers te overtuigen van het belang van voedselproductie in de Unie. De foto’s tonen met welke passie jonge landbouwers aan de slag gaan. Dat gebruiken we als aanknooppunt om aan beleidsmakers uit te leggen welke initiatieven nodig zijn om hen te ondersteunen.
Meer info: Young Farmers Package